Een wilg voor elke tuin
‘Een wilg voor elke tuin’: dat mag je letterlijk nemen, als je weet dat er meer dan 400 soorten zijn binnen het geslacht van de wilgen (Salix). Wie ‘wilg’ zegt, denkt vaak aan knotbomen langs een kronkelende beek of aan de rand van een natte weide. De wilg is echter meer dan een landschapsicoon van vroegere tijden. Ook in de tuin kan deze onvermoeibare groeier zijn plaats vinden: van een imposante treurwilg die met zijn takken tot in het water reikt tot de laag bij de grond blijvende kruipwilg en alles ertussenin.

De wilg is al eeuwenlang populair omwille van zijn licht en snelgroeiend hout. Geknotte bomen leverden telkens opnieuw rechte, soepele takken, die hun weg vonden naar vlechtwerk, manden, schuttingen en klompen. Ook als bindmateriaal in de wijngaard of voor de versterking van oevers bewees wilgenhout zijn waarde. Maar omdat wilgenhout nu voor veel van deze toepassingen vervangen is door kunststof, verdwijnen de eens zo typische knotwilgen langzaam maar zeker uit het landschap. Gelukkig worden knotwilgen nog steeds geapprecieerd voor het goede brandhout dat ze leveren en worden ze daarom nog vaak geknot en gekoesterd door liefhebbers, die de traditie in ere houden.
Botanisch
Wilgen zijn typische bewoners van vochtige gronden die in de gematigde streken over de hele wereld voorkomen, van de tropen tot in het Hoge Noorden. Het zijn tweehuizige bomen of stuiken die gemakkelijk onderling kruisen. Dat maakt het moeilijk om het precieze aantal soorten – 300, 400 tot wel 500 volgens sommige bronnen – binnen dit geslacht te bepalen. Dat is meteen ook de reden waarom ik niet ga uitweiden over de soorten die bij ons van nature voorkomen.
Al vroeg in het voorjaar, nog vóór de eerste blaadjes ontluiken, verschijnen de katjes al aan de takken. Ze zijn rijk aan stuifmeel en nectar en daardoor bijzonder geliefd bij bijen en hommels. De zaden die hierop volgen, hebben een wit haarpluis en kunnen in mei en juni massaal als witte wolken verspreid worden door de wind – het zogenaamde wilgenpluis. Deze zaden kiemen alleen in vochtige grond. Dat is een slimme aanpassing om te ontkiemen precies daar waar de wilg van nature thuishoort: langs beken, rivieroevers en moerassen, waar zijn wortels gemakkelijk het water kunnen bereiken.
De geneeskrachtige wilg
De wilg heeft niet alleen hout en schoonheid te bieden, maar ook geneeskracht. Al eeuwen geleden ontdekten kruidkundigen dat de bast van de wilg stoffen bevat die pijn, koorts en ontstekingen kunnen verlichten. Die werking is te danken aan salicine, een natuurlijke stof die in het lichaam wordt omgezet tot salicylzuur – de voorloper van aspirine. In de volksgeneeskunde werd wilgenbast gebruikt bij hoofdpijn, reuma en verkoudheden, vaak als aftreksel of thee. Ondertussen werd wetenschappelijk aangetoond dat (aftreksels van) wilgenbast naast salicine nog een groot aantal stoffen bevat met een pijnstillende en ontstekingswerende werking. Hoewel synthetische pijnstillers de natuurlijke variant grotendeels hebben verdrongen, blijft de wilg symbool staan voor de nauwe band tussen mens en natuur.
De mooiste ‘tuinwilgen’
Zoals al eerder aangehaald, is het niet zo eenvoudig om de soorten die in de natuur voorkomen van elkaar te onderscheiden. Om het overzichtelijk te houden, beperken we ons hier tot de meest voorkomende soorten en tot enkele opvallende cultivars.
De schietwilg (Salix alba)
De schietwilg is een snelgroeiende wilgensoort met een dichte kroon en zware, opstijgende hoofdtakken met lange, slanke, afhangende twijgen met een grijsgroene kleur, net als het loof. Ongesnoeid wordt deze boom tot 30 m hoog, maar hij wordt meestal gehouden als knotboom.
Salix alba ‘Chermesina’
Salix alba ‘Tristis’ (synoniem: Salix x sepulcralis ‘Chrysocoma’) of de gele treurwilg is de imposante treurwilg die bij ons vaak aangeplant staat in parken en grote tuinen. Het is een kruising tussen de schietwilg en de groene treurwilg. Hij ontleent zijn treurende groeivorm aan de groene treurwilg en zijn imposante groeikracht aan de schietwilg. Het wordt een bijzonder indrukwekkende boom tot wel 24 m hoog, die bovendien breed uitgroeit. Aan de gedraaide takken hangen de groene loten, die onder invloed van de zon goudgeel kleuren, als touwen naar beneden.
De bos- of waterwilg (Salix caprea)
Een kleiner blijvende wilgensoort (tot 7 m hoog) is de bos- of waterwilg. De bladeren zijn vrij groot, tot 12 cm lang en tot 7 cm breed. De jonge twijgen zijn aanvankelijk grijs behaard en worden later kaal en bruin. Het meest opvallende aan deze soort zijn de dikke, gele, mannelijke katjes die verschijnen voor het blad ontluikt.
Salix caprea ‘Kilmarnock’
De krulwilg (Salix matsudana ‘tortuosa’)
Deze wilg is een cultivar van de uit het Verre Oosten afkomstige Salix matsudana, een wat langzamer groeiende wilgensoort die tot 9 m hoog wordt, met slanke gele takken en zeegroene puntige bladeren. ‘Tortuosa’ is een eerder langzaam groeiende cultivar, die vaak als struik wordt verkocht rond de paasperiode omwille van zijn opvallende geel gekleurde, gedraaide en grillige takken. Opgekweekt als knotboom groeien ze uit tot sierlijke boompjes met een bolvormige kroon, waarvan de jonge twijgen sierlijk afhangen. Als de kroon te fors wordt, laten ze zich probleemloos knotten, om in het voorjaar opnieuw uit te lopen met sierlijk gedraaide takken.
De kruipwilg (Salix repens)
Deze kleine wilgensoort – afhankelijk van de groeiplaats en de ondergrond 1 tot 2 m hoog en 1,5 tot 2,5 m breed – groeit zowel op zeer vochtige gronden als op droge zandgronden. De struik vormt een kruipende stam, waaraan de dunne twijgen opwaarts groeien.
Salix repens ‘Nitida’
De Japanse sierwilg (Salix integra)
Salix integra ‘Hakuro-nishiki’ Nog een opvallende wilgencultivar is deze





