Startpagina Tuin

De eetbare siertuin: Bomen en struiken om van te smullen

Eetbare planten zijn trendy dezer dagen. Denken we maar aan het succes van voedselbossen, een vorm van agroforestry, die her en der opduiken. Er is ook veel media-aandacht voor de eetbare tuin. Wie zelf wil experimenteren met eetbare planten, hoeft niet meteen te beschikken over een grote lap grond en moet ook niet zijn hele tuin omgooien. Het kan gewoon in de siertuin, want heel wat bomen en struiken hebben naast hun sierwaarde ook nog verborgen talenten: ze zijn ook lekker.

Leestijd : 5 min

Ondanks de winterprik half november lijkt de natuur dit jaar maar niet echt tot rust te komen. Heel wat bomen staan nog in hun prachtige herfstkleuren en bij andere staan de botten al op springen. Toch is het nu een goed moment om bomen of struiken te planten. Zolang het niet echt wintert en zolang de bodem nog niet te koud is, zullen de nieuw aangeplante exemplaren al vlug worteltjes vormen. Zo kunnen ze in het voorjaar sneller starten. Dat is ook een goed moment om je tuin te verrijken met enkele mooie én smakelijke nieuwkomers. En voor wie eens wat anders wil dan de klassieke appel, peer of rode bes, zetten we graag enkele karaktervolle alternatieven op een rij, met telkens de bijzonderheden in verband met standplaats, bodem, plantafstand en snoei.

Vijg (Ficus carica)

Vijgen zijn gemakkelijke planten, die het ook in ons klimaat goed doen. Van nature zijn het krachtige groeiers en gezonde planten die best tegen een (koude)stootje kunnen. Onder de juiste omstandigheden zijn het, dankzij hun diep ingesneden bladeren en hun grillige stamvorm, mooie tuinplanten. En met wat geluk – een zachte winter kan helpen – rijpen de opvallende, sierlijke vruchten ook af tot lekker zoete hapjes. Vijgen kun je vers eten of drogen, maar ook verwerken tot confituur of chutney.

Standplaats: zonnig, warm, het liefst tegen een muur of zuidgevel.

Bodem: goed doorlatend, eerder droog dan nat; gevoelig voor natte voeten.

Plantafstand: ± 3-4 m van muren/terrassen.

Snoei: licht snoeien in augustus (zomersnoei remt groei af en bevordert vruchtzetting).

Je kan jonge scheuten inkorten tot 4-6 bladeren voor compactere groei en dubbele oogst.

Krentenboompje (Amelanchier lamarckii)

Krentenboompjes ( Amelanchier lamarckii en verwanten) zijn misschien wel de beste allrounders voor een siertuin: slank, elegant, vroegbloeiend én eetbaar. En als meerstammig boompje is hij ook nog eens een echte trendsetter in de moderne tuin. In april bloeit hij overdadig met een vederlichte wolk van crèmewitte bloesem nog voor het blad verschijnt. In juni verschijnen dan de blauwpaarse krenten, met een smaak tussen bosbes en pruim. Rauw zijn ze heerlijk, maar ze zijn ook te verwerken tot taartvulling, sap of compote. In de herfst verkleuren de bladeren bovendien warmrood en koper. Voor kleine tuinen is dat bijna ideaal. Opgekweekt tot meerstammig boompje is dit een elegante solitair.

Standplaats: zon tot halfschaduw, doet het ook goed op lichte grond.

Bodem: matig voedselrijk, liefst licht zuur.

Plantafstand: 2-3 m voor een meerstammige struik.

Snoei: nauwelijks nodig – enkel uitdunnen direct na de bloei.

(Sier)vlier (Sambucus nigra)

Vlier kennen we van het plukken van de bessen voor hoestsiroop, maar siercultivars tillen deze plant naar een ander niveau. Donkerbladigen zoals Black Lace brengen bijna Japanse elegantie: een fijn ingesneden blad, dieprood tot bijna zwart. De schermen met zachtroze bloesems zijn zowel eetbaar als decoratief. De bessen in het najaar kunnen worden verwerkt tot sap of gelei, mits koken. Ze zijn een must voor wie sierwaarde en keukenplezier graag samen laat lopen.

Standplaats: halfschaduw tot zon, maar liefst niet te droog.

Bodem: humusrijk, vochthoudend.

Plantafstand: 2-3 m.

Snoei: jaarlijks in maart terugnemen tot stevige basistakken om bladkleur en bloei te stimuleren. S iercultivars bloeien beter na een sterke verjongingssnoei.

Treurmoerbei (Morus alba ‘Pendula’)

Witte moerbei is een vergeten klassieker, die ooit werd aangeplant als voedsel voor zijderupsen. De cultivar Pendula vormt een sierlijke treurvorm, perfect voor kleinere tuinen. De vruchten lijken op dikke frambozen: wit, roze of paars, honingzoet en zacht. Moerbei houdt van warmte en kan in droge zomers verrassend goed standhouden. Deze boom geeft de tuin iets sprookjesachtig.

Standplaats: zon, warme plek uit de wind.

Bodem: voedzaam, goed doorlatend, droogtetolerant.

Plantafstand: 3-5 m (hangende vorm vraagt ruimte).

Snoei: vormsnoei in de winter – lange slingertakken kunnen flink worden ingekort.

Moerbei bloeit en draagt beter op een- en tweejarig hout. Het is dus aangeraden om ze jaarlijks licht te verjongen.

Judasboom (Cercis siliquastrum)

We kennen deze mediterrane grote struik of meerstammige boom met zijn afgerond hartvormig groen blad vooral als sierboom. In het voorjaar bloeit hij met honderden kleine, roze bloemen op het nog kale hout, alsof de boom plots besluit om zichzelf te versieren. De bloesems hebben een frisse, licht zure smaak, perfect in salades, als eetbare garnering of gekonfijt in suiker. Later in het jaar volgen de peulvormige vruchten, opvallend en decoratief. Jonge peulen kunnen – mits ze spaarzaam en jong geplukt worden – gestoofd of ingelegd worden zoals kappertjes. De judasboom is ideaal als solitair voor de siertuin. Omwille van zijn trage groei is hij ook toepasbaar in kleinere tuinen.

Standplaats: volle zon tot lichte halfschaduw, het liefst warm en beschut.

Bodem: goed doorlatend, liefst kalkrijk of neutraal; verdraagt droogte vrij goed.

Plantafstand: 3 tot 4 m – kleine boom, maar geef kruinruimte.

Snoei: minimaal snoeien; indien nodig direct na de bloei lichte vormsnoei.

Het is het best om de bloesems te plukken als ze net geopend zijn, voor de beste smaak. Jonge peulen kan je best enkel gebruiken zolang ze mals zijn.

Japanse kornoelje (Cornus kousa)

Deze opvallende, in etages groeiende struik is een echte aanrader voor de grotere siertuin. Het is een langzaam groeiende, bladverliezende meerstammige struik/boom, die een uiteindelijke hoogte bereikt van een 6-tal m. In de herfst verkleuren de bladeren deels rozerood, maar de struik is op zijn mooist als hij in het late voorjaar bloeit. De bleekgroene bloemetjes zijn onopvallend, maar worden omgeven door 4 stervormig geplaatste, 3 tot 5 cm grote, wit gekleurde schutbladeren. Daardoor lijkt de struik vanop afstand bedekt te zijn met grote, witte bloemen. De bloei wordt gevolgd door opvallende 1,5 tot 2,5 cm grote steenvruchten, die vanaf eind augustus afrijpen met een rozerode opvallende kleur. Rijp zijn ze zacht, zoet en bijna romig van smaak – ergens tussen lychee, abrikoos en framboos. Je kunt ze gewoon uit de hand eten, maar beter is om ze te verwerken tot coulis, sorbet, jam of zelfs wijn.

• Standplaats: zonnig tot lichte halfschaduw; meer zon betekent meer bloemen en vruchten.

Bodem: licht zuur tot neutraal, humusrijk en goed doorlatend – geen natte voeten.

Plantafstand: zowat 3 m voor volwassen breedte.

Snoei: zo min mogelijk; enkel licht vormsnoeien direct na de bloei of in de zomer.

Mulch met blad of houtsnippers zorgt voor een koelere bodem en betere vruchtzetting.

Geert Brantegen

Lees ook in Tuin

Portret van de walnootboorvlieg: Een ongewenste nieuwkomer in de tuin

Tuin Al eeuwenlang groeien in Vlaanderen walnotenbomen in tuinen en kleine boomgaarden. De robuuste bomen leveren niet alleen schaduw en karakter, maar ook een lekkere oogst van eigen noten. Toch kregen heel wat eigenaars de voorbije zomers een onaangename verrassing te zien: aangetaste, zwart verkleurde noten die vroegtijdig van de boom vallen. De boosdoener is de walnootboorvlieg, een nieuwkomer uit Noord-Amerika die zich in sneltempo verspreidt en nu ook de weg gevonden heeft naar onze Vlaamse tuinen.
Meer artikelen bekijken