Startpagina Melkvee

Houd grasmat en spuitlokaal gesloten

Gras vormt een belangrijk aandeel in de ruwvoederwinning (zowel in de vorm van tijdelijk als van blijvend grasland) bij de Vlaamse veehouders. Men mag niet denken dat dit een gemakkelijke teelt is. Sommige landbouwers oogsten wel vijf, zes tot zeven keer gras per jaar. Er moet met andere woorden veel zorg en aandacht besteed worden aan de teelt van gras, die voor landbouwers een grote economische meerwaarde biedt.

Leestijd : 7 min

Ecologisch heeft gras een aantal voordelen. Het zorgt immers voor de opslag van koolstof (C) in de bodem en door diezelfde bodem permanent te bedekken wordt het gevaar op erosie kleiner. Door de permanente groenbedekking zorgt het ervoor dat uitspoeling van stikstof (N) in de wintermaanden beperkt wordt. Gras heeft ook een esthetische functie. Zo kleurt het in de lente en de vroege zomer het landschap mooi groen.

Typische kenmerken

Gras vormt een dichte zode zodat andere planten (onkruiden) weinig kans hebben om zich te ontwikkelen. Gras vormt voortdurend nieuwe scheuten. Hierdoor kan men gras wel jaarlijks vijf tot zes maal maaien. Het gras in een jong stadium maaien of begrazen bevordert bovendien de uitstoeling. Het gras mag wel niet te kort gemaaid of begraasd worden want zonder blad is er geen groei. Het blad is immers de motor van de groei.

Het beste gras groeit in het voorjaar en na de winter vormt gras nieuwe wortels. Dankzij de koude nachten en voldoende zonlicht in het voorjaar worden veel suikers gevormd. Gras verbruikt veel water (300 liter voor 1 kg DS-productie) en is een gulzige eter (gras neemt bij bemesting alle nutriënten direct op). Er is daardoor weinig risico op nutriëntenverlies. In ruil levert gras een hoge voederwaarde en is het een belangrijke eiwitbron. Gras is een milieuvriendelijke teelt.

Management en kwaliteit

Goed graslandmanagement steunt op vier pijlers. Een eerste pijler is om te zorgen voor een goed grasbestand: onderhoud en in het bijzonder het gesloten houden van de grasmat spelen hierbij een belangrijke rol. Is graslandvernieuwing aangewezen, zorg dat het correct gebeurt.

Ten tweede moet je zorgen dat het gras snel (her)groeit: op het ideale tijdstip de juiste hoeveelheid bemesten en de grashoogte monitoren zijn nodig om het gepaste moment van beweiden of maaien te bepalen.

Zorg ook voor voldoende en smakelijk gras voor de runderen, schapen of paarden. De smakelijkheid wordt bepaald door het suikergehalte van het gras. Het groeiseizoen, de bemesting, de weersomstandigheden en het tijdstip van maaien hebben hierop een invloed. Vermijd ook kroonroest in augustus door de grasgroei te stimuleren met een kleine dosis stikstof en de keuze van resistente rassen.

Tot slot moet je zorgen voor een optimale benutting (vertering) van het gras in het rantsoen. Verstrek hiertoe een uitgebalanceerd rantsoen.

Graslandvernieuwing

Een kwaliteitsvolle grasmat bevat minimaal 75 % goede grassen. Indien dit niet het geval is, moet de veehouder zich de vraag stellen of hij ofwel moet scheuren en opnieuw inzaaien ofwel doorzaaien. De sleutel tot succes bij goed graslandbeheer is de zode gesloten houden. Uitstoeling moet blijvend gestimuleerd worden in combinatie met onkruidbeheersing. Elke open plek in de grasmat is ‘het begin van het einde.’ Mollen, een te zware snede, te kort maaien of insporing door zware machines kunnen open plekken veroorzaken.

Graslandvernieuwing moet een weloverwogen keuze zijn. Want vernieuwing betekent een dure investering en opbrengstverlies in het jaar van aanleg. Bij vernieuwing is het belangrijk om de oorzaken van de minder goede zode weg te nemen. Indien nodig kan glyfosaat selectief ingezet worden tegen probleemonkruiden. U kunt best de oude zode oppervlakkig versnipperen en een aangedrukt, vlak fijn zaaibed aanleggen. De zaaidiepte van gras is 2 tot 3 cm, van klaver 0,5 tot 1 cm. Afhankelijk of men kiest voor het zaaien van diploïde of tetraploïde grassen of een mengsel van beiden volstaat een zaaidichtheid van 30 tot 40 kg per hectare.

Soorten grassen

De meest geschikte grassoorten voor landbouwkundige doeleinden zijn Engels raaigras, Beemdlangbloem, Timothee en Veldbeemdgras. Veldbeemdgras scoort beter voor droogtetolerantie en zodedichtheid dan Engels raaigras. Engels raaigras is dan weer bekend omwille van zijn hoge opbrengsten, smakelijkheid en goede vertering. Een combinatie van deze twee soorten zou misschien the best of both worlds kunnen samenbrengen. De laatste jaren is er ook meer aandacht voor rietzwenkgras voor maailand. Voor schapen en paarden zijn roodzwenkgras en gazontypes met Engels raaigras ook geschikt omdat deze kort afgrazen beter verdragen. Tetraploïde Engelse raaigrassen geven doorgaans iets lagere opbrengsten maar zijn smakelijker en leiden tot hogere droge stofopnames. Raadpleeg de Belgische rassenlijst voor meer info (https://www.ilvo.vlaanderen.be/rassenlijst).

Stikstof

Gras heeft stikstof nodig om te kunnen groeien en om eiwit te kunnen aanleveren. Toevoer van dit macronutriënt gebeurt via de mineralisatie van organische stof (bladresten, dode wortels, stoppels), via toediening van dierlijke mest en van minerale meststoffen. De stikstofin houd van dierlijke mest varieert nogal en via een inschatting probeert men de vrijstelling van N te bepalen. Minerale meststoffen daarentegen zorgen voor een snelle opname van de N. De toediening gebeurt altijd in fracties (bijvoorbeeld na iedere maai- of graasbeurt). Een combinatie van gras met klaver zorgt ervoor dat vanaf de derde snede geen N meer hoeft toegediend te worden. Rode klaver is enkel geschikt voor grasland in maaibeheer. Bij een mengsel met witte klaver is zowel maaien als grazen mogelijk.

Fosfor

Fosfor (P) zorgt voor de wortelvorming van het gras en is in het overgrote deel van de Vlaamse bodems ruimschoots aanwezig. In koude gronden is de opname van fosfor door planten moeilijk. Gras is een ideale teelt voor de uitputting van fosfor. De afvoer van dit nutriënt is evenredig met de opbrengst van gras.

Kalium

Kalium (K) is nodig voor het transport van water en voedingsstoffen. In urine van runderen wordt veel kalium teruggevonden. De reden hiervoor is dat de behoefte van gras voor kalium (potas) zes maal hoger ligt dan die van runderen. Op een graasweide is de behoefte aan kalium lager dan op een maaiweide. Klaver heeft nog een grotere behoefte aan kalium dan gras. Opgelet met een overmaat aan kalium, want het heeft een antagonistische werking met magnesium (Mg).

Andere nutriënten

Magnesium is verantwoordelijk voor vorming van bladgroen en is net zoals fosfor moeilijk opneembaar uit een koude bodem. Bij een gebrek aan Mg moet men alert zijn voor het optreden van kopziekte.

Zwavel (S) zorgt voor de grasgroei en de eiwitkwaliteit. In de lente zou meer opbrengst verwezenlijkt kunnen worden door een extra bemesting met zwavel. Zwavel heeft wel een antagonistische werking met selenium (Se).

Natrium (Na) is het element dat een belangrijke invloed heeft op de smaak van gras. Koper (Cu), kobalt (Co), boor (B) en selenium (Se) zijn micro-elementen die niet uit het oog mogen verloren worden. Meer informatie is terug te vinden in de praktijkgids bemesting module Grasland en Voedergewassen (http://lv.vlaanderen.be/nl/voorlichting-info/publicaties/praktijkgidsen/...).

Oogst

Bemesting, groeistadium en weersomstandigheden bepalen sterk de kwaliteit van het (geoogste) gras. Een oogst kort na bemesting (minder dan drie weken) moet vermeden worden. Een ruw eiwitgehalte (RE) van 18 tot 20 % en een ruw celstofgehalte (RC) van ongeveer 24 % zijn ideaal. Oogsten na een donkere periode is nadelig voor het suikergehalte. Eén dag volle zon is al voldoende om het suiker in het gras een boost te geven. Stengelig gras is nadelig voor de voederwaarde en voor de hergroei en zode van het gras.

De beweidingsstrategie moet aangepast zijn aan de diersoort en zodanig georganiseerd zijn dat dichtheid van de zode wordt gestimuleerd. Ideaal is om beweiden af te wisselen met maaien. Laat paarden en schapen best niet te kort grazen. Zorg voor geen al te hoge veebezetting bij natte weersomstandigheden. De kans dat de zode vertrappeld wordt is groot met schade tot gevolg. Om de smakelijkheid en de hergroei te bevorderen is het belangrijk om na begrazing de bossen te maaien en daarna een maaisnede te nemen.

Bij het maaien van grasland is het belangrijk om niet te kort en met scherpe mesjes te maaien. Een korte veldperiode zorgt voor een snellere hergroei. Zware sneden en frequent na elkaar maaien zorgen voor een sterk uitgedunde zode. Pure maaipercelen hebben aldus de neiging tot uitdunnen en vernieuwing is sneller aangewezen. Maaien of oogsten onder natte condities zijn nefast voor de hergroei (denk aan insporing).

Onderhoud

Een goed onderhouden grasmat vraagt weinig tot geen gewasbeschermingsmiddelen. Indien de landbouwer aan graslandvernieuwing heeft gedaan, moet hij het jonge gras snel gaan ‘toppen’. Op die manier wordt de uitstoeling van het gras bevorderd en bestrijdt men jonge dicotyle onkruiden. Maar bij aanleg in het voorjaar is een bespuiting toch vaak nodig. Vermijd in elk geval zaadvorming van ridderzuring. Mollen veroorzaken open plekken, waar onkruiden zich ideaal kunnen vestigen. Mollen vangen is aangewezen.

Gras moet voldoende aandacht krijgen vóór en tijdens de winter. Laat gras op een graslengte van ongeveer 8 tot 10 cm de winter ingaan en 10 tot 12 cm bij inzaai in het najaar. Een goede afwatering gedurende de winterperiode is cruciaal. Langdurig gevormde plassen zorgen er immers voor dat goede grassen verdwijnen. In het voorjaar kan de graszode belucht worden met de weidesleep of wiedeg. Oneffenheden kunnen weggewerkt worden met een landrol. Onkruiden kunnen, indien nodig, best plaatselijk bestreden worden (distels en ridderzuring). Start pas met bemesting als de grond voldoende berijdbaar is. Zware machines kunnen de zode sterk beschadigen. Overweeg doorzaaien bij dunne stand of open plekken.

Besluit

De teelt van gras(klaver) vraagt veel tijd, aandacht en kunde. Niet enkel voor de aanleg ervan, maar ook voor bemesting en uitbating is veel kennis vereist. De diersoort bepaalt de uitbating. Belangrijk om te weten is dat met een goed onderhoud weinig of geen gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn.

Andries Colman, Geert Rombouts, Ivan Ryckaert en Laurence Hubrecht (Dept. LV) en Alex De Vliegher (ILVO)

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken