Startpagina Akkerbouw

Hoe negatieve perceptie op gewasbescherming omkeren?

Woensdag heeft de federale regering een KB gepubliceerd om synthetische onkruidbestrijders voor niet-professioneel gebruik te verbieden. In België mag je dus als niet-professioneel geen onkruidbestrijders meer kopen en gebruiken die ‘synthetisch’ of ‘niet van natuurlijke oorsprong’ zijn. Het is weer een voorbeeld van het feit dat de perceptie op gewasbescherming negatiever wordt. En dat is misplaatst.

Leestijd : 8 min

Dat mensen steeds wantrouwiger staan ten opzichte van gewasbeschermingsmiddelen, is onterecht vindt Philippe Castelain van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst pesticiden en meststoffen. Onderzoek en technologie zorgden er immers voor dat het gebruik ervan steeds veiliger werd, en nog wordt. Philippe Castelain schetste op het 60-jarig jubileum van het erkenningscomité een beeld van hoe de perceptie op gewasbeschermingsmiddelen evolueerde, terwijl het wettelijke klimaat strenger werd.

Meer argwaan bij de bevolking

Na de Eerste Wereldoorlog is niet enkel de wetgeving, maar ook de perceptie van het gevaar en het risico geëvolueerd. In het begin werden de werking en het gebruik van pesticiden nog als veilig beschouwd. Van de jaren ‘70 tot ‘90 werd men steeds achterdochtiger. Nu wordt het gebruik zelfs als een gevaarlijke situatie gezien. “En dat is onterecht, want de beoordeling is steeds beter geworden en er zijn minder schadelijke stoffen in omloop. We zijn in een veiligere situatie in termen van veiligheid van de gebruiker.” Volgens Castelain zorgen onder andere de pers en academici ervoor dat de perceptie op gewasbeschermingsmiddelen negatiever wordt. “Ze geven door hun teksten de mens het gevoel dat autoriteiten het zogenaamde gevaarlijke karakter hebben weggemoffeld.”

Zo trof het Castelain dat men in een televisiebericht meldde dat “97 % van de voedingsmiddelen pesticidenresidu’s bevatten.” “Maar het tweede deel hebben ze weggelaten: dat die residu’s binnen de wettelijke limieten vielen”, gaat hij verder. De hele zin komt uit het rapport van de Europese Voedsel- en Warenautoriteit en krijgt zo een heel andere betekenis. Dit is een voorbeeld van hoe het versturen van een halve leugen nog erger is dan het verzenden van fake news.

Asbest is geen glyfosaat

Glyfosaat en andere pesticiden werden wel eens vergeleken met asbest. Volgens Castelain is die vergelijking dan ook compleet misplaatst. In de jaren ‘70 en ‘80 wist men al perfect wat er aan de hand was op basis van wetenschappelijke resultaten, als het om asbest ging. Men wist na lange termijn studies op onder andere ratten, dat het doelorgaan de luchtwegen was, en men wist ook wat de werkingsmechanismen waren. Er was en is behoorlijk wat informatie en bewijs dat verschillende kankers, zoals long-, strottenhoofd- of borstvlieskanker, bij de mens een oorzakelijk verband had met asbest. Het is bewezen carcinogeen.

Dit in vergelijking met pesticiden, waarbij lange termijnstudies met ratten en muizen aantoonden dat er geen consistentie was in de resultaten. Er was bovendien geen duidelijke dosis-effect relatie. Ten slotte was er ook geen plausibiliteit dat er een overgang zou zijn tussen goedaardige en kwaadaardige tumoren, wat een aanduiding is van een carcinogene karakter van een stof. Het doelwitorgaan is ook onduidelijk, net als het werkingsmechanisme. “Er is met andere woorden geen bewijs van een oorzakelijk verband bij de mens in de meest pertinente epidemiologische studies. Het gevolg is dat Europa glyfosaat als niet carcinogeen beschouwt.”

Perceptie versus feiten

In een studie in de jaren ‘90 bleek dat 72% van de respondenten de gezondheidsrisico’s bij pesicidenresidu’s als zorgwekkend beschouwden. 85 % vond dat er meer regulering moet komen en 84  % vond dat minder pesticiden moeten worden gebruikt. Op de vraag of pesticiden noodzakelijk zijn waren de meningen verdeeld. 20 jaar na datum, is men nog steeds bezorgd. 72 % van de respondenten vond het een probleem dat er pesticideresidu terug te vinden is in fruit, groenten of granen. 62 % heeft schrik voor bacteriële voedselvergiftigingen. “Die twee bezorgdheden staan ongeveer op dezelfde hoogte, wat bizar is. Op Europees niveau zijn er immers 1.000-tal gevallen van ziekte of zelfs fataliteit door bacteriële voedselvergiftigingen. Je kan natuurlijk een acuut effect van voedselvergiftigingen niet vergelijken met een mogelijk lange termijneffect van residuen, maar het stemt wel tot nadenken. Bij bacteriële voedselvergiftigingen is er sprake van een onderschatting van de gevaren.”

Je merkt ook dat de risicoperceptie zwak of sterk is afhankelijk van het soort van gevaar. Het familiair karakter van een middel kan zorgen voor een onderschatting . “Paracetamol is een goed voorbeeld. Neem je die slecht in (bijvoorbeeld acht tabletten in één keer), kan je op de transplantatie-afdeling terecht komen.” Ook kwetsbare groepen hebben invloed op de perceptie.

“Kinderen raken vaak een gevoelige snaar”, verklaart hij. Maar er zijn verschillende factoren die de perceptie kunnen beïnvloeden, zoals de media, maatschappelijke lobby’s en officiële instanties. “ Alles gaat en staat hoe men de risicoanalyse doet, met de balans van risico versus voordeel.” Hij haalt daarom het voorbeeld aan van een anti-AIDS geneesmiddel dat het risico heeft om op latere leeftijd kanker te verwekken. “Maar omdat het zorgt voor een hogere overleving, gaat men het middel als acceptabel beschouwen. Bij pesticiden ligt de zaak helemaal anders. Bij glyfosaat is het twijfelachtig dat het kanker veroorzaakt, maar het wordt toch als gevaarlijk aanzien.”

Vergeten voordelen

En of men nog bewust is van de baten? Tot voor 20 à 30 jaar geleden woog de balans door naar de hoog-kwalitatieve voedselproductie en ergonomische en economische voordelen van gewasbeschermingsmiddelen. “De landbouwer kan er zijn zaak rendabel mee houden”, klonk het. Het is nu heel anders: de balans is omgedraaid. “De onzekerheid heeft het overgenomen ten opzichte van de zekerheid van voedselproductie”, aldus Castelain. “Wat heeft de gebruiker en consument nu aan de wetenschap dat er een hogere oogst kan worden gegarandeerd in de evolutie van de maatschappij”, klinkt het ietwat ironisch.

De risicoperceptie bij pesticiden zijn veranderd en er ontstonden symbooldossiers rond glyfosaat en neonicotinoïden. “Treffend is dat in het begin de twee stoffen toxicologisch een redelijk gunstig profiel hadden. Mettertijd is daar verandering in gekomen, met onder andere de bijenproblematiek, het gebruik van glyfosaat vanaf 1995 in ggo’s,... Dat is dan nog eens versterkt door de intrekking van andere systemische herbiciden.” Vrij recent werden neonicotinoïden en glyfosaat weer op het rooster gelegd, “ondanks er een degelijke risicobeoordeling is gebeurd. Het leidde in alle geval tot de vraag wat de rol van de wetenschap is in de risico-beoordeling, en die van de publicaties erna.” Qua regulering kennen we de gevolgen: neonicotinoïden werden sterk beperkt tot gebruik bij gewassen in kassen, en glyfosaat kreeg slechts vijf jaar goedkeuring in plaats van 15 jaar.

“Het heeft geleid tot discussie tussen belanghebbenden, die soms buitenproportioneel was, zeker als het ging om glyfosaat. Er was ook het besef dat de onpartijdigheid van bepaalde auteurs te wensen over liet. Het debat werd verpest door emoties. Positief is dat het katalyserend heeft gewerkt voor de nodige hervormingen”, besluit Castelain.

Voorzorgsbeginsel en transparantie

Het voorzorgsbeginsel houdt in dat wanneer niet voldoende wetenschappelijke informatie beschikbaar is en er risico is van ernstige schade, er onmiddellijke maatregelen (ook tijdelijke) getroffen moeten getroffen worden. Dit kan leiden naar een negatief oordeel voor producten. Maar naar aanleiding van een risico van schade kunnen er ook wetenschappelijke gegevens aangeleverd worden en kan er een positief resultaat komen.

“Het voorzorgsbeginsel moet dus op voorzichtige manier gehanteerd worden”, verklaart hij. Dit alles leidde naar het debat rond transparantie. Voor glyfosaat werd er gebaseerd op laboratoriumstudies van de industrie, maar ook gepubliceerde studies. internationaal agentschap voor kankeronderzoek, IARC, vond dat baseren op studies van de industrie niet kan: er mocht enkel rekening gehouden worden met info die door iedereen kan worden geconsulteerd. Zo krijg je echter beoordelingen die fel verschillen van elkaar. Het IARC, beoordeelde glyfosaat als waarschijnlijk kankerverwekkend op basis van gepubliceerde studies, de autoriteiten niet op basis van laboratoriumstudies van de industrie. “Dan kan men de vraag stellen of het resultaat anders zou geweest zijn indien IARC de studies van de industrie had willen consulteren.”

Totale transparantie wenselijk?

Het volledig opentrekken van wetenschappelijke gegevens verloopt niet zonder problemen. Komen niet-professionelen (leken) aan basisinfo over iets, zonder context, dan kan dat leiden tot angst en onzekerheid ten opzichte van beslissingen van de autoriteiten. “Het is daarom aan de autoriteiten om gegevens te contextualiseren. Dat zou het vertrouwen ten opzichte van de autoriteiten ook versterken.” Ook rond gewasbeschermingsmiddelen moet er gecontextualiseerd worden. Iedere stakeholder kan met zijn samenvattingen de zaak duiden. “Dat gebeurt al. Nieuw zou zijn dat ook nieuwe gegevens gepubliceerd worden.

Wat met nieuwe gegevens?

Als het om integratie van nieuwe wetenschappelijk informatie gaat, refereert Castelain naar een initiatief van de Europese commissie: Food 2030. Hierin worden veel doelstellingen geformuleerd, zoals samenwerking op wereldschaal en stroomlijnen van wetenschapsbeleid. Dat zette het EFSA aan het denken. Ze kwamen tot de conclusie dat ze nood hadden aan ‘inclusieve wetenschap’. Dit wil zeggen dat alle gegevens die er zijn gebruikt moeten worden en dat alle stakeholders hun bijdrage moeten doen. En hiermee wordt niet alleen de industrie, maar ook universiteiten, openbare diensten,... bedoeld. Met andere woorden, het EU gefinancierde onderzoek moet beter benut worden. Verder moet de coordinatie, samenwerking en communicatie op internationaal, nationaal en regionaal vlak op dezelfde manier gebeuren. Als het op netwerking aankomt om het partnerschap te verbeteren, werd EFSA voorgesteld als ‘kennismakelaar’ op Europees niveau.

REFIT

Castelain koppelde dit gegeven aan REFIT, een Europees programma die gaat voor een een gezonde en resultaatgerichte regelgeving. Zo wil men een grondige hervorming doen van evaluatieprocedures.

Federaal gezien is men gewonnen voor een totale transparantie. Ook in de consolidatie van de goede laboratorium praktijk valt iets te zeggen, omdat dit de kern is van vertrouwensvorming naar het publiek toe. “Men denkt met andere woorden aan een registratie van alle studies, zodat men op Europees vlak zicht heeft van wat er allemaal gebeurt is.” Verder is men voorstander voor de financiering van studies door autoriteiten bij twijfel. “Zo werd het experiment van de Franse onderzoeker Seralini, dat aanduidde dat glyfosaat carcinogeen was, opnieuw gedaan, en bekwam men toch een heel ander resultaat.

Het grote voordeel van de ‘klassieke’ studies is dat ze gevalideerd zijn en wettelijk opgelegd. In de loop der tijd echter zullen er steeds nieuwe zaken bijkomen. Er zal meer sprake zijn van kruising van gegevensbanken, epidemiologie, genetische analyse, technologie... Bestaande gegevens zullen beter benut worden. Ze zijn zeer performant maar moeilijk interpreteerbaar. Dat moet echter niet beletten om de bevolking beter te doen begrijpen, klinkt het afsluitend.

MV

Lees ook in Akkerbouw

Biowanze schept duidelijkheid over herkomst van tarwe

Granen Biowanze wilt duidelijkheid scheppen over foutieve informatie die circuleert over de herkomst van tarwe die ze in hun vestiging in Wanze gebruiken. Hierom informeerden ze landbouworganisaties en pers met een informatiedocument midden april.
Meer artikelen bekijken