Op 50 jaar tijd geen grote veranderingen in de verzilting van het grondwater
De verziltingsgraad van het grondwater is op een periode van 50 jaar amper gewijzigd. Dat blijkt uit onderzoek van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in het kader van het Europese Topsoil-project, dat tot stand gekomen is om de Noordzeeregio beter te wapenen tegen de gevolgen van de klimaatverandering.

Onze polders hebben van nature zout water in de bodem. Door het insijpelen van regenwater zijn er ook zoetwaterlenzen ontstaan. Deze zoetwaterbellen bestaan uit zoet grondwater dat op zout grondwater drijft. De zoetwaterlenzen zijn schaars. De verdeling tussen zoet en zout water werd in de jaren 60 en 70 al eens in kaart gebracht.
Vijftig jaar later is de verziltingsgraad opnieuw in kaart gebracht dankzij gespecialiseerde technologie. Er is geen indicatie van grote veranderingen in de verzilting van het grondwater, stellen de onderzoekers vast. “Er is op heden geen indicatie dat klimaatverandering de grootte van de zoetwaterlenzen in belangrijke mate heeft aangetast. Het moet wel duidelijk zijn dat het hier om verzilting van het grondwater gaat. Want ook oppervlaktewater kan effecten van verzilting ondervinden, maar dit onderzoek gaat uitsluitend over grondwater”, benadrukt de VMM.
De nieuwe kaarten zijn de basis om de mogelijkheden tot het ondergronds bergen van water te onderzoeken. Studies tonen aan dat er in het poldergebied een tekort is aan water tijdens de zomer, maar een overschot tijdens de winter. Een deel van dit winteroverschot kan gebruikt worden om de ondergrondse zoetwatervoorraden aan te vullen. Tegen het najaar maakt de VMM kaarten voor de Westhoek die aangeven of er ondergronds geborgen kan worden. Een mogelijke maatregel is de kreekruginfiltratie, die door onze noorderburen wordt toegepast. Hierbij wordt oppervlaktewater geïnfiltreerd in een kreekrug. Deze oude, met zand gevulde zeegeulen liggen als licht verhoogde ruggen boven het omliggende poldergebied, wat hen heel geschikt maakt voor het aanvullen van zoetwatervoorraden. Ook het potentieel van andere maatregelen wordt onderzocht, zoals regelbare drainage en waterconservering met stuwen.