Startpagina Akkerbouw

Relatief hoge korrelopbrengsten voor triticale

Uit rassenproeven van het Landbouwcentrum Granen blijkt dat korrelopbrengsten van triticale in groeiseizoen 2018-2019 vrij hoog lagen. Zowel te Bottelare als te Vladslo lag het opbrengstniveau boven 10 ton/ha. Op de lichte zandgrond te Meeuwen werd een lagere gemiddelde opbrengst opgetekend.

Leestijd : 6 min

T riticale heeft dankzij zijn hoog opbrengstpotentieel zijn waarde voor de praktijk in het verleden meermaals bewezen. Triticale bezit daarenboven in vergelijking met tarwe een efficiëntere opname van nutriënten waardoor het met minder input toch hoge opbrengsten kan realiseren. In vergelijking met tarwe bezit triticale tevens een iets hoger eiwitgehalte met een betere lysine inhoud, waardoor het een geschikt voedergraan is.

Ook door zijn breed aanpassingsvermogen is het voor gemengde en veebedrijven een ideale graansoort. Vooral op de minder goede gronden is triticale de best presterende graansoort. Als grondstof voor bio-ethanol bezit triticale ook troeven. De hogere amylase activiteit zorgt voor het gemakkelijker vrijstellen van suikers zodat minder externe enzymen moeten toegevoegd worden.

In Vlaanderen moet triticale de laatste jaren echter vaak plaats maken voor korrelmaïs. Doch dient hier gewaarschuwd te worden voor een te enge vruchtwisseling of zelfs monocultuur. Een ruime vruchtwisseling helpt problemen met onkruiden (toename van de onkruiddruk of moeilijker te beheersen onkruiden) en ziekten te vermijden. Het opnemen van triticale in de vruchtrotatie kan o.a. Rhizoctonia - en Helminthosporium -aantastingen bij maïs vermijden.

Net als bij tarwe en meer dan in het verleden is rassenkeuze echter een belangrijke factor. Ook een gerichte halmversteviging en fungicidebehandeling zijn noodzakelijk om het maximale opbrengstpotentieel van het huidig rassenassortiment te verwezenlijken.

Rassen in proef en proefomstandigheden

Tijdens het groeiseizoen 2018-2019 werden door het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen op de volgende locaties rassenproeven voorzien:

- Meeuwen Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw, te Bocholt

- Bottelare Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen en Hogeschool Gent, Faculteit Natuur en Techniek

- Vladslo Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen en Hogeschool Gent, Faculteit Natuur en Techniek

Tabel 1 geeft een overzicht van de rassen opgenomen in de diverse proeven. Cedrico, Elicsir, Jokari, Kasyno, Ramdam, RGT Eleac, RGT Ruminac, Vuka en Rivolt kwamen op alle locaties voor. Het gemiddelde van deze rassen (*) werd als referentieopbrengst genomen bij de verwerking van de resultaten.

TRITICALE1

Het rassenonderzoek gebeurde bij voor de praktijk relevante teelttechnische maatregelen. Er werd een standaard zaaizaadbehandeling toegepast. Op alle locaties werd minstens één fungicidebehandeling toegepast, in het stadium “alle aren uit”. De proeven werden aangelegd volgens een blokkenproefschema met 4 parallellen. Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15% vocht en het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters.

Korrelopbrengst

In tabel 2 zijn de korrelopbrengsten relatief weergegeven ten aanzien van het gemiddeld resultaat van de standaardrassen Cedrico, Elicsir, Jokari, Kasyno, Ramdam, RGT Eleac, RGT Ruminac, Vuka en Rivolt (aangeduid met *). Naast de resultaten van de diverse proeflocaties werden ook de gemiddelden van vorige proefjaren opgenomen indien ze beschikbaar zijn.

TRITICALE2

In Bottelare en Vladslo lag het opbrengstniveau boven 10 ton/ha. Op de lichte zandgrond te Meeuwen werd een lagere gemiddelde opbrengst van 8.152 kg/ha opgetekend. Over alle locaties heen behaalde Ramdam de hoogste korrelopbrengst (110,3%). Zowel te Meeuwen (Bocholt) als te Vladslo scoorde dit ras met de hoogste korrelopbrengst. Te Bottelare noteerde RGT Eleac met 108,7% de hoogste korrelopbrengst.

Ramdam, RGT Eleac, en Rivolt presteerden over alle locaties heel regelmatig met een score ruim boven 100%. Voor Jokari, Kasyno, RGT Ruminac en Vuka was er een groter locatie-effect. Voor Jokari lag de korrelopbrengst enkel te Meeuwen boven 100%. Vermoedelijk is dit te wijten aan een veel lagere ziektedruk te Meeuwen in vergelijking met Bottelare en Vladslo. Kasyno daarentegen stelde enkel te Meeuwen teleur en RGT Ruminac en Vuka konden enkel te Vladslo een korrel-opbrengst optekenen boven het gemiddelde van de standaardrassen.

Bij de rassenevaluatie is het eveneens belangrijk het opbrengstvermogen van een ras over meerdere jaren te beschouwen. Hoe stabieler de opbrengst van een ras over meerdere jaren, des te betrouwbaarder de resultaten. RGT Eleac vertoont sinds 2017 een constante opbrengst boven het gemiddelde, terwijl de resultaten van de andere rassen wel eens meer schommelen.

Het huidig rassenassortiment is echter relatief nieuw. Ramdam, RGT Belemac, RGT Omeac en Rivolt werden voor de eerste maal opgenomen in de LCG rassenproeven. Behalve RGT Omeac werd telkens een opbrengst boven het gemiddelde genoteerd. Deze rassen lijken dan ook zeer veelbelovend, maar dienen uiteraard nog meerdere jaren getest te worden.

Hectolitergewicht

Het hectolitergewicht wordt weergegeven in Tabel 3 en bedroeg gemiddeld 69,1 kg voor de standaardrassen. Opvallend is het duidelijk lager hectolitergewicht voor alle rassen uitgezaaid te Meeuwen in vergelijking met Bottelare en Vladslo.

TRITICALE3

RGT Omeac scoorde het best met een gemiddeld hectolitergewicht van 72,4 kg, maar werd enkel te Bottelare en Vladslo uitgezaaid. Cedrico behaalde met een gemiddeld hectolitergewicht van 71,4 kg het op één na hoogste hectolitergewicht en werd wel op alle locaties uitgezaaid. Dit ras behaalde de voorbije jaren ook steeds één van de hoogste hectolitergewichten.

Ziektegevoeligheid

De ziektewaarnemingen, die in tabel 4 werden opgenomen, zijn gebaseerd op de waarnemingen van de locaties Bottelare en Vladslo. De waarnemingen werden uitgevoerd op een onbehandeld gewas.

TRITICALE4

Tijdens het groeiseizoen 2018-2019 werd gele roest enkel waargenomen te Bottelare.

Bij beginnende aantasting van gele roest is het belangrijk de ziekte onmiddellijk te bestrijden. Een gerichte aanpak met de juiste fungiciden is dan noodzakelijk.

In het vroege voorjaar werd in meerdere rassen gele roest waargenomen. Cedrico, Kasyno, RGT Eleac, Vuka, RGT Belemac en RGT Omeac bleven gevrijwaard van aantasting door gele roest.

Meeldauw blijft een vaak voorkomende ziekte bij triticale. De ziekte kan vroeg aanwezig zijn in het gewas en ernstige schade veroorzaken. Een gerichte fungicidebehandeling is dan zeker aan te raden. De ziekte was gedurende het volledige groeiseizoen heel duidelijk aanwezig te Bottelare en Vladslo. Uiteindelijk vertoonden alle rassen in meer of mindere mate een aantasting van meeldauw. Jokari bleek het meest gevoelig, gevolgd door Cedrico en Vuka.

Bladvlekkenziekte was gedurende het ganse groeiseizoen aanwezig bij alle rassen, maar zware aantasting bleef uit in tegenstelling tot de aantasting die door meeldauw werd veroorzaakt. Grote rasverschillen werden dan ook niet waargenomen.

Bruine roest werd pas op het einde van het groeiseizoen genoteerd. Het is belangrijk te vermelden dat sommige rassen zodanig aangetast waren door meeldauw (in onbehan delde percelen), dat nog weinig groen bladoppervlak overbleef waardoor een quotering naar bruine roest uiterst moeilijk werd.

Legering

Legering kwam dit groeiseizoen enkel op de locatie te Bottelare voor. De meeste rassen vertoonden een goede weerstand tegen legering. RGT Omeac en in mindere mate RGT Eleac en Kasyno vertoonden legering.

Een adequate inzet van halmverstevigers is zeker verantwoord. Chloormequat, ethefon, trinexapac-ethyl, ethefon + mepiquatchloride, prohexadion + mepiquatchloride en prohexadion + trinexapac-ethyl zijn de erkende werkzame stoffen in triticale. Om het hoge opbrengstpotentieel van het huidig rassenassortiment veilig te stellen moet een goede versteviging en een aangepaste N-bemesting gerealiseerd worden. Vooral met de eerste en tweede N-gift dient omzichtig omgesprongen te worden.

Besluit bij rassenonderzoek

De uitzaai van de wintergranen verliep het voorbije groeiseizoen onder gunstige omstandigheden. Na een tamelijk zachte winter volgde een vrij normale lente. De neerslaghoeveelheid was vrij normaal, maar het tekort aan grondwater van het vorige groeiseizoen kon niet weggewerkt worden. De droogte kwam gelukkig relatief laat in het groeiseizoen waardoor de granen niet uitzonderlijk vroeg afrijpten zoals in 2018. Triticale is in vergelijking met tarwe ook beter bestand tegen droogte en zodoende werden relatief hoge korrelopbrengsten genoteerd in de rassenproeven triticale in 2019.

Een goede teelttechniek en een doordachte rassenkeuze blijft echter belangrijk, wil men het opbrengstniveau van triticale veilig stellen en de variabele productiekosten laag houden. De verschillen in opbrengstpotentieel en in tolerantie ten aanzien van schimmelziekten zijn belangrijke factoren die doorslaggevend zijn bij de rassenkeuze. Vooral gevoeligheid ten aanzien van meeldauw en roestschimmels is binnen het huidig rassenassortiment uitermate belangrijk. De tolerantie ten aanzien van bladseptoria blijft voor triticale gemiddeld goed. Ook zijn de nieuwe rassen legervaster en schottoleranter geworden, zodat oogstzekerheid beter gewaarborgd wordt.

V. Derycke, S. Landschoot,

K. Dewitte, G. Haesaert

(Universiteit Gent, faculteit

Bio-ingenieurswetenschappen, vakgroep plant en gewas, Gent)

L. Martens (Proef- en

Vormingscentrum voor

de Landbouw, Bocholt)

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken