Elk ras zijn kwaliteiten
In het Vlaams Gewest werden door het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen drie rassenproeven op spelt ingezaaid tijdens het seizoen 2018-2019.

Het rassenonderzoek werd gerealiseerd door:
- de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Beleidscoördinatie en Omgeving, Team voorlichting in samenwerking met Inagro vzw, afdeling akkerbouw, Rumbeke-Beitem (proefplaats: Huldenberg, provincie Vlaams-Brabant)
- Inagro vzw, afdeling Akkerbouw, Rumbeke-Beitem (proefplaats: Zuienkerke in de kustpolder en Zwevegem–Sint-Denijs, provincie West-Vlaanderen)
Een overzicht van de rassen in proef is weergegeven in Tabel 1. Het rassenonderzoek vond plaats onder praktijkomstandigheden. Er werd een standaard zaaizaadbehandeling toegepast.
Korrelopbrengst
Bij de rassenkeuze zijn, voor wat de korrelopbrengst betreft, volgende criteria belangrijk:
- de regelmatigheid van het ras over de diverse proefplaatsen binnen hetzelfde jaar
- en de regelmatigheid van het ras over de jaren.
Bij de rassenkeuze is het immers niet aangewezen om zich enkel te laten leiden door de opbrengstcijfers van één jaar. Om het opbrengstvermogen van een ras optimaal te evalueren is het noodzakelijk om resultaten over meerdere proefjaren (bij voorkeur minstens drie proefjaren) te beschouwen. De opbrengstcijfers van één jaar zijn immers eigen aan de groei- en klimaatsomstandigheden van het betreffende jaar.
Gesteld kan worden dat het meerjarig gemiddelde van een ras des te betrouwbaarder is, naarmate de korrelopbrengst van het ras over de jaren stabieler is.
Bij de rassen waar slechts één jaar resultaten beschikbaar zijn, is de nodige omzichtigheid geboden bij de beoordeling.
Daarnaast dient er bij de rassenkeuze ook rekening gehouden te worden met onder andere legergevoeligheid, ziektegevoeligheid of andere eigenschappen.
Tevens is het belangrijk om, in functie van het uit te zaaien areaal spelt, meerdere rassen te kiezen om aldus aan risicospreiding te doen. Resultaten uit het verleden leren trouwens dat het opbrengstpotentieel van rassen wisselend kan zijn in functie van het perceel en het jaar; soms zijn zowel de perceelsverschillen als de jaarverschillen zelfs zeer groot.
In de hiernavolgende tabellen is de korrelopbrengst per ras weergegeven in relatieve cijfers (procenten) ten aanzien van het gemiddeld resultaat van de getuigerassen.
Andere waarnemingen
Naast korrelopbrengst werd ook gekeken naar vochtgehalte, strolengte, legergevoeligheid en gevoeligheid voor bladziekten. Het vochtgehalte is gemiddeld 13,2 %, variërend tussen 12,9 % (Serenite) en 13,5 % (Convoitise).
De strolengte na het toepassen van groeiregulatoren was gemiddeld 127,8 %, waarbij Serenite, Convoitise en Badensonne langer waren dan het gemiddelde, en Zollernspelz en Cosmos korter dan het gemiddelde.
In 2019 kwam er vrijwel geen legering voor in de rassenproeven. Het meest gevoelig voor legeren was Convoitise.
De bladziektegevoeligheid werd beoordeeld in verschillende jaren. Qua gele roest waren minst gevoelig: Convoitise en Zollernspelz. Meest gevoelig was Cosmos. Serenite was dan weer minst gevoelig voor bruine roest, maar dan weer meest gevoelig voor meeldauw. Ook Zollernspelz was zeer gevoelig voor meeldauw.