Pootgoed: goed begonnen is half gewonnen


Gelukkig is er nog de kalender die ons vertelt dat het pas eind februari is en dus nog te vroeg, en momenteel ook veel te nat en eigenlijk ook nog een beetje te donker, om al volop aan het zaaien en planten te gaan. Wiecechter in juni nieuwe aardappelen wil oogsten, moet wel al op zoek gaan naar geschikt pootgoed. Dat is nu volop en nog in alle rassen beschikbaar. Wie te lang wacht om zich te bevoorraden zal zich tevreden moeten stellen met de rassen die dan nog beschikbaar zijn. Niet alleen voor professionele telers is goed pootgoed belangrijk, ook voor de hobbyteler is kwalitatief goed pootgoed en een ras aangepast aan de specifieke wensen van de tuinliefhebber (zoals opbrengst, ziektegevoeligheid, oogstrijpheid, smaak, textuur, bewaring...) zeer belangrijk. We helpen u graag door nog eens de feiten op een rijtje te zetten.
Soorten pootgoed
Aardappelen worden ingedeeld in vroege, middelvroege en late aardappelen, naargelang de groeiperiode die ze nodig hebben alvorens ze geoogst kunnen worden. Het oogsttijdstip wordt dus bepaald door het ras en de datum van aanplanten.
Verschillende maatsorteringen
In de handel worden poters aangeboden in verschillende maatsorteringen, waarbij de
Om de vele knollen toch voldoende groot te laten uitgroeien, worden deze grotere poters het best verder uit elkaar geplant. Voor de vroege teelten is een grotere maat interessant omdat deze knolletjes meer reservestoffen ter beschikking hebben om van een eventuele vorstperiode te herstellen.
Om te weten hoeveel plantgoed u ongeveer nodig heeft, geef ik nog volgende cijfers mee. Bij maatsortering 25-28 zitten er ongeveer 70 knolletjes in 1 kg, bij de maatsortering 28-35 ongeveer 40 knolletjes en bij de maatsortering 35-45 ongeveer 20. Een goede plantafstand in de rij is voor de maatsortering 25-28 ongeveer 28 cm tussen de knolletjes, voor de maatsortering 25-35 zit er ongeveer 36 cm tussen en voor de maatsortering 35-45 ongeveer 41 cm. Wat de rijafstand betreft, is 65 cm voldoende om de knollen goed te laten uitgroeien. Bij vroege soorten mogen de rijen wat dichter tegen elkaar liggen, maar een ruime rijafstand is gemakkelijker bij het aanaarden later op het seizoen.
Bewaren en voorkiemen
Als we nu onze pootaardappelen kopen, moeten we ze nog een tijdje bewaren alvorens ze te kunnen planten (tussen 1 april en 20 april kunnen bijna alle rassen de grond in, late rassen kan men planten tot half mei). De poters worden dan het best uitgegoten in houten kistjes en droog en vorstvrij bewaard. Om een vlotte opkomst en een snelle begingroei te garanderen en dus bij vroege rassen een kortere teeltduur te bekomen, kan men het pootgoed het best voorkiemen. Een zestal weken voor het planten worden de bakjes met het pootgoed op een plaats gebracht met veel licht, bij een temperatuur van 8 tot 10° C. Op die manier gaan de slapende ogen korte, dikke, blauwgekleurde scheuten vormen. Voorkiemen kan ook bij een hogere temperatuur (18° C.). Het proces verloopt dan veel vlugger en gelijkmatiger. Eens de kiemen gevormd moeten ze worden afgehard door de aardappelen te bewaren bij een temperatuur van 6 tot 10° C., of door ze gewoon buiten op een droge plaats te bewaren (binnenhalen bij nachtvorst) tot ze kunnen geplant worden. Planten kan vanaf het moment dat de bodemtemperatuur oploopt tot ongeveer 10°C. Hou er echter rekening mee dat vroeg gepote aardappelen (vanaf half maart) bij late nachtvorst zullen moeten afgedekt worden om vervriezen te voorkomen. Poters van latere rassen hebben minder baat bij voorkiemen omdat ze meestal wat later op het jaar de grond ingaan, wanneer de bodemtemperatuur al wat hoger is en het kiemen in de grond al vlotter verloopt.