Startpagina Tuin

Goed pootgoed en de juiste rassenkeuze zijn essentieel

Wie over enkele maanden 'nieuwe patatjes' wil oogsten, moet eerst en vooral op zoek naar pootgoed. Echt dringend is het nog niet, maar wie graag een specifiek aardappelras teelt, kan maar beter niet te lang wachten om een bezoek te brengen aan het tuincentrum of de zaad- en plantgoedhandel. En hoewel het nog enkele weken te vroeg is om met de teelt van aardappelen te beginnen – behalve voor de echte primeurjagers – kan nu al wel gestart worden met het voorkiemen van het pootgoed.

Leestijd : 5 min

Ervaren tuiniers kunnen bevestigen dat de teelt van aardappelen niet meteen de meest eenvoudige is. Een goede grondvoorbereiding, een doordachte teeltafwisseling, het juiste plantmoment, de kans op vorstschade bij de vroege teelt, tijdig aanaarden, de strijd tegen de aardappelplaag, eventuele insecten en de loofdoding maken het telen tot een uitdagende bezigheid. Ook het feit dat het gewas ondergronds groeit en dat het dus altijd wat koffiedik kijken is hoe groot de opbrengst zal zijn, maakt het telen er niet gemakkelijker op.

Authentieke smaken

De beloning is echter groot: primeuraardappelen uit de eigen tuin of bewaaraardappelen van eigen kweek tot diep in de winter. Bovendien heb je keuze uit heel veel rassen, met elk hun eigen textuur en typische smaken, die misschien wel wat minder productief zijn dan de commercieel gangbare rassen, maar die je in de groentewinkel zelden of nooit aantreft.

Voor de beginnende tuinier geven we alvast een tip: een goed ziekteresistent, vroeg aardappelras vraagt heel wat minder zorgen dan een laat, ziektegevoelig ras. Wat is er smakelijker dan een vroeg geoogste en zelfgekweekte aardappel op een zonnige dag eind juni? We kijken er nu al naar uit.

Rassenkeuze

Een belangrijke eigenschap bij de keuze van een ras is of de aardappelen bloemig zijn of vastkokend, een eigenschap die bepaald wordt door het zetmeelgehalte. Bloemige aardappelen bevatten meer zetmeel en vallen tijdens het koken sneller uit elkaar. Ze hebben een zachte, kruimelige structuur en zijn ideaal voor puree, stamppot en friet. Vastkokende aardappelen daarentegen behouden hun vorm beter door een lager zetmeelgehalte. Ze hebben een stevige, gladde textuur en zijn perfect voor salades, ovenschotels en gekookte gerechten.

Vroege rassen Deze groeien sneller en zijn daardoor vroeger oogstbaar. Al na 90 tot 100 dagen zijn de knollen zodanig ontwikkeld dat ze geoogst kunnen worden. Als je daarbij rekent dat vroege rassen vaak al tussen half en eind maart geplant worden, dan zie je meteen dat de oogst al eind juni kan beginnen. Ze zijn dan nog niet volledig uitgerijpt en bijgevolg ook niet zo lang te bewaren. Dit is echter geen bezwaar, want ‘nieuwe’ aardappelen smaken het best als ze vers geoogst zijn. Enkele vroegere rassen zijn onder andere:

Lady Christl : zeer vroeg ras met lang-ovale gele knollen en een gladde schil. Uitstekende vastkokende consumptieaardappel met een fijne smaak, geschikt als kook-, bak- of salade aardappel. Het loof is gevoelig voor de plaag.

Witte en rode eersteling: de klassiekers onder de vroege rassen. Witte eersteling is een zeer vroeg, vastkokend ras, met een goede opbrengst. Rode eersteling is een roodschillige variant van deze soort, met een lagere opbrengst, maar een superieure smaakkwaliteit.

Premiere : zeer vroeg, bloemig ras met een lichtgele vleeskleur. Resistent tegen bodemmoeheid

Halfvroege rassen Deze rassen ontwikkelen na 100 tot 120 groeidagen oogstbare knollen. De rassen worden in normale seizoenen uitgeplant in de loop van de maand april en zijn dus oogstbaar vanaf begin augustus. Enkele halfvroege rassen zijn:

Charlotte : ras met eerder kleine, ovale, gladschillige knollen en een gemiddelde opbrengst. Geel vlees en zeer vastkokend en daardoor zeer geschikt voor verwerking in salades.

Franceline : heeft dezelfde eigenschappen als bovenstaand ras, maar met een rode, gladde schil.

Desiree : ras met hoge opbrengst, uitstekende smaak, goede bewaarbaarheid en bovendien goed ziekteresistent. Roodschillig met geel vruchtvlees. Het is een licht bloemige aardappel die ook geschikt is als frietaardappel.

Agria : ras met grote, lang-ovale knollen met een gele schil en diepgeel vruchtvlees. Vrij vastkokend en zeer goede smaakeigenschappen, ook geschikt als frietaardappel. Zeer goede opbrengst en resistent tegen bodemmoeheid.

Late rassen Vanwege hun lange teeltduur – 130 dagen en langer – zijn late rassen minder interessant voor de liefhebber. Bovendien zijn deze rassen vaak vlot beschikbaar in de handel.

Keuze te over..

Alle rassen en hun eigenschappen hier opsommen, is vanwege het groot aantal beschikbare rassen onbegonnen werk. Ieder ras heeft zijn eigen kenmerken qua vroegheid, smaak, kookeigenschappen, schil- en vleeskleur, ziektgevoeligheid... Jouw verkoper kan je vast een ras aanbevelen dat voldoet aan al jouw verwachtingen. Hou er echter rekening mee dat vroege rassen (met een korte teeltduur) minder lang bewaard kunnen worden dan late rassen. In het algemeen geldt dat de teeltduur recht evenredig is met de bewaarduur, dat latere soorten dus beter bewaren dan vroege soorten. Doordat vroege soorten al eind juni-begin juli geoogst kunnen worden, zullen ze hoe dan ook minder last hebben van de aardappelplaag ( Phytophthora infestans ), die warmte en vocht nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen. Wie zonder veel gewasbeschermingsmiddelen te sproeien halfvroege of late rassen wil telen, kan beter uitkijken naar rassen die een grote resistentie hebben tegen de aardappelplaag.

Bewaring en voorkieming van pootgoed

Voorkiemen is vooral belangrijk bij de teelt van de vroege rassen om een kortere teeltduur te krijgen. Een drietal weken voor het planten wordt het pootgoed opengelegd in bakjes op een plaats met veel licht bij een temperatuur van rond 10 °C. Op die manier gaan de slapende ogen kiemen vormen die kort en stevig zijn. Om de kieming sneller en gelijkmatiger te laten verlopen, kan het pootgoed op een hogere temperatuur (18° C) worden bewaard. Als de kiemen gevormd zijn, moeten ze worden afgehard door de aardappelen te bewaren bij een temperatuur van 6 à 10 °C, of door ze gewoon buiten, op een droge plaats te bewaren tot ze de grond ingaan. Je moet ze dan wel binnenhalen bij nachtvorst.

Poters van de latere rassen hebben minder baat bij voorkiemen, omdat ze meestal wat later op het jaar de grond ingaan. De bodemtemperatuur is dan al wat hoger, waardoor het kiemen in de grond vlot verloopt. Vroeg aangekocht pootgoed wordt het best koel en donker bewaard tot het moment van voorkiemen of uitplanten.

Geert Brantegem

Lees ook in Tuin

Simpel snoeien in de siertuin

Tuin Een tuin is volop genieten... maar soms ook een beetje stressen, want hoe zat dat nu ook alweer met dat snoeien? Welke planten moeten op welke manier gesnoeid worden? Zijn er ook planten die niet gesnoeid moeten worden? Mag men ook snoeien in het groeiseizoen? Hoe kan ik mijn planten het best laten bloeien? Kortom: heel wat vragen, waar soms ook de meer ervaren tuiniers wel eens mee worstelen. Maar met gezond boerenverstand en enkele algemene snoeiregels kan er weinig fout gaan.
Meer artikelen bekijken