

‘Smart farming’ slaat op het gebruik van uiterst gevoelige sensoren, drones, satellieten en software die in staat is om grote stromen data te verzamelen en te verwerken. Eén van de eerste toepassingen was het gebruik van gps op rijdende machines. In eerste aanleg leveren de gegevens die de digitale nieuwe technologie genereren de boer vooral meer inzicht op, maar uiteindelijk kunnen machines ook autonoom en met elkaar werken.
Landbouw is complex
Senioranalist Harry Smit van Rabobank, de grootste agrobank wereldwijd, denkt dat de revolutie boeren enorm zal helpen. Boerenbedrijven worden steeds groter en dus wordt het management steeds complexer. Daar komt bij dat ze binnen de voedselketen in prijsonderhandelingen vaak de onderliggende partij zijn. Voortdurende margedruk maakt dat ze altijd op zoek zijn naar meer productiviteit en meer kosteneffectieve productie. De maatschappij stelt bovendien steeds meer eisen op het gebied van dierenwelzijn en milieu.
Uiteindelijk maakt ‘smart farming’ een landbouw mogelijk die veel minder verspillend is dan voorheen het geval was, zowel financieel als in termen van productiemiddelen als arbeid, diesel, fyto en kunstmest. Precisielandbouw maakt het mogelijk om elk dier en elke plant individueel te benaderen.
Smit wijst op een andere toepassing van slimme technologie die vaak in analyses wordt overgeslagen: de “Amazonificatie” van de voedselketen. “Nieuwe technologie stelt partijen in staat om heel precies de vraag te meten en hier dan het aanbod op af te stemmen.” Amazon (online warenhuis, red) brengt in kaart welke mensen bepaalde boeken kopen of willen kopen. Hierdoor wordt verspilling uit het systeem gehaald – er worden niet te veel of te weinig boeken gemaakt - en valt de lengte van de boekenplanken in de winkel als beperkende factor weg.
In de voedselketen zal dit voorbeeld worden gevolgd, verwacht Smits. “De technologie stelt de afzetkanalen en voedingsconcerns in staat de klant heel specifiek te bedienen.” Op termijn kan zelfs worden bepaald welke voeding voor een individuele consument het meest gezond is. Uiteindelijk zal dit effect ook in de primaire sector gevoeld worden. Een beter zicht op de vraag helpt toeleveranciers om zich te onderscheiden, en daarmee een wat hogere prijs te vragen.
Slimme technologie past volgens de Rabobank-analyse die Smit presenteerde ook bij grote bewegingen die in de landbouw plaatsvinden. Grote ondernemingen proberen door verticale integratie meer grip te krijgen op de grondstoffenmarkt. De wereldbevolking groeit en daarmee de vraag naar voedsel. Het aanbod moet volgen om schaarste te voorkomen. Daarnaast wordt onder maatschappelijke en politieke druk hard gewerkt om chemische gewasbeschermingsmiddelen te vervangen door biologische middelen. Ten slotte zijn boeren gemiddeld steeds professioneler. Waar ze vroeger op gevoel vertrouwden, willen ze nu objectieve data.
Macht in de keten verschuift niet
Smit denkt dat de technologische bedrijven zelf financieel het meeste profijt zullen hebben van de introductie van slimme oplossingen. Dat verklaart ook waarom machinefabrikanten en agrochemische bedrijven technologische bedrijven overnemen of hier direct in investeren. “Maar uiteindelijk kunnen leveranciers van technologie alleen geld verdienen als hun oplossing de boer of tuinder ook wat oplevert. Vooral op financieel gebied moet de boer kunnen profiteren, maar de jonge generatie is ook bereid om te betalen voor meer gemak.”
Smit denkt dat het belangrijk is om te voorkomen dat grote concerns als Monsanto en John Deere slimme technologie gebruiken als melkkoe, met een eigen exclusief platform waar de concurrentie niet bij kan. Dit een systeem waarbij de boer het gelag betaalt. “Om zich hiertegen te beschermen, kunnen boeren zich verenigen in coöperaties of bestaande coöperaties vragen actie te ondernemen.”
Uiteindelijk zijn boeren volgens hem gebaat bij een platform waarop iedereen aan kan sluiten. Op deze manier wordt geconcurreerd op de kwaliteit van de geboden diensten en niet op het beheersen van een platform.
In Nederland kwam de akkerbouwsector in volle breedte daarom al tot een gedragscode, aldus Smit, en een coöperatie die een soort datasnelweg bouwt waar makers van apps zich bij kunnen aansluiten.
Oplossingen veehouderij
Precisielandbouw is vooralsnog vooral gericht op de akkerbouw. Maar professor Daniel Berckmans van de Katholieke Universiteit Leuven ziet dat snel veranderen. Berckmans wijst erop dat wereldwijd jaarlijks 60 miljard dieren worden geslacht. “Nu zijn er mensen die dat op zichzelf al een schande vinden, maar dat kunnen we niet zomaar veranderen.
In Europa verandert het denken over het dierenwelzijn. Mensen vragen zich af wat een gezonde vleesconsumptie kan zijn. Maar in 2050 zijn wij met hooguit 700 miljoen en de rest van de wereld met 9 miljard mensen. Die laatste groep gaat bepalen wat voor volume geproduceerd wordt.”
En dus neemt de vraag naar vlees richting het jaar 2050 toe met naar verwachting 75 procent. Het is wat betreft Berckmans naïef om te denken dat wereldwijd de landbouw terug zal keren naar de werkwijze van vroeger, waar volgens hem sowieso een geromantiseerd beeld bestaat. Technologie heeft de toekomst.
Nichebedrijven daargelaten, voor het gros van de ondernemingen is schaalvergroting nodig om een groot volume producten van hoge kwaliteit op de markt te brengen. Nieuwe technologieën gaan de grote schaal beter behapbaar maken voor de boer en tegelijk de landbouw helpen om te voldoen aan de steeds zwaardere eisen van de samenleving.
“Mijn vader had meer kinderen dan koeien en al zijn dieren hadden een naam. De koeien werden meer als huisdieren behandeld dan als vee. Toen ik 10 was, had mijn vader 5.000 vleeskuikens en hij vroeg zich af: hoe kan ik zo’n aantal managen. Nu hebben bedrijven een omvang van 100.000 kippen of meer.”Als je bedenkt hoeveel tijd een boer kan besteden aan één dier, is dat nu al belachelijk weinig, aldus Berckmans. Het gaat om milliseconden per dag. Het tekort aan aandacht voor het vee heeft gevolgen voor de gezondheid van dieren en indirect mensen, maar ook voor het milieu, het dierenwelzijn en het welzijn van de boer.
Het team van Berckmans werkt aan diverse oplossingen die het gemakkelijker moeten maken om grote aantallen dieren te houden. Zo wordt onderzocht of de voerinname heel precies bijgehouden kan worden. Voor bijvoorbeeld varkensmesters maakt voer circa 70 procent uit van de totale kosten, denkt Berckmans.
Een ander voorbeeld is het automatisch meten van kreupelheid bij melkkoeien. Kreupelheid komt volgens Berckmans voor bij circa 25 procent van de koeien. Het idee is dat elke keer wanneer de koe zich meldt bij de melkrobot automatisch foto’s worden gemaakt waarbij het programma uit het plaatje dat ontstaat afleidt of er sprake is van een afwijking.
Ook wordt gewerkt aan een systeem dat agressie bij varkens onderling vaststelt, door de positie van de voor- en achterkant van varkens voortdurend te monitoren. Dreigt een gevecht dan klinkt een bepaald geluit. De dieren wordt geleerd bij een bepaald geluid een snoepje wordt gevoerd. Om de technologie snel op de markt te krijgen is volgens de professor meer samenwerking nodig tussen de academische wereld en het bedrijfsleven en vooral tussen disciplines die traditioneel weinig samenwerken.
Over vijf jaar zal het technisch mogelijk zijn om dierenwelzijn op een objectieve manier te monitoren, denkt Berckmans. Dat kan dan bijdragen tot een meer op feiten en minder op emotie gebaseerd debat. Berckmans benadrukt dat de boer niet wordt vervangen, maar veel meer een manager wordt. “Zoals atleten voortdurend in topconditie houden, zo zullen boeren straks met behulp van prachtig nieuw gereedschap hun planten en dieren in een flow kunnen houden.”
Boeren terughoudend
Smit denkt dat slimme technologie voor boeren best lastig te accepteren zijn. Het beroep draait traditioneel op het gevoel en de kennis van de boer. Objectief vast te stellen harde feiten zullen voor een deel de intuïtie verdrijven, al blijft het de keuze van de boer hoe de data te gebruiken. Maar het is een cultuuromslag. Het is alsof een voetbaltrainer opeens op basis van algoritmes een opstelling en strategie bepaalt.
De terughoudendheid van boeren wordt bevestigd door cijfers van Smart-AKIS, een Europese netwerkorganisatie in Berlijn die zich richt op kennis over ‘smart farming’. Boeren zijn terughoudend, legde directeur Maria Kernecker in een presentatie uit. “Wat we in enquêtes steeds terugzien, is dat informatie van andere boeren nog altijd hun belangrijkste referentiepunt is.”
“De interesse is er wel maar voordat men investeert, moet veel bewezen zijn. Daar komt bij dat we spreken van een eerste generatie producten, die bovendien deels door softwaremakers zonder veel kennis van het boerenbedrijf worden gemaakt, ver weg in Silicon Valley. Soms ontbreekt hierdoor het vertrouwen en soms zijn de producten ook echt niet passend. Het vergt tijd.”