7 boeren, 7 helpers
Holstein en Montbéliarde
N
Kalveren voor vlees
Om de kalverperiode te beperken insemineren de partners hun koeien. “Hier vind je geen stieren”, stelt Ant
Kaasmakerij
Stéphane Gicquel is mede-eigenaar en bezieler van de kaasmakerij. In tegenstelling tot zijn broers Jérôme en David plande hij eerst niet de boerderij van zijn ouders over te nemen. Hij was kok van opleiding. Toen hun vader op pensioen ging in 2003, kwamen de broers met het plan van een hoevekaasmakerij op de proppen.
Voor Stéphane is dit een goede zaak. “Wanneer ik op mezelf kaas zou maken, zou die niet erkend worden als hoevekaas. De productie moet immers op de boerderij gebeuren”, verklaart hij. Geld te over hadden de broers niet. Ze huurden twee tanks van Lactalis, en bouwden de productiefaciliteit helemaal zelf. “Niets dan autoconstruction”, lacht hij trots.
Hoevewinkel en belevering
Stéphane en zijn personeel verwerken de rauwe melk vooral tot de typische tommes uit de streek: smeuïge, fors geurende kazen met een smoezelig uitziende korst en een sterke smaak. Daarnaast maakt Stéphane ook yoghurt en boter. De botermelk (petit lait) die overblijft gaat ofwel mee naar Lactalis, of vindt na fermentatie afzet bij de rechtstreekse klanten als lait ribot, een melkdrank - typisch voor de streek - die je nog het beste kan vergelijken met karnemelk. Uit tien liter melk haalt Stéphane 1 kg kaas. Voor een kg boter heeft hij 22 liter melk nodig.
Hij of zijn collega’s staan twee keer per week op de markt: donderdagochtend in Guipry-Messac en vrijdagochtend in Bruz. Verder beleveren ze scholen, restaurants en winkels. Op de hoeve kunnen klanten een aantal keer per week terecht om zuivel te kopen. Een liter rauwe melk kost er een euro, verse plattekaas € 4,40 per kg en de meeste tommes om en bij de € 16 per kg. Omdat de productie volop in gang is en Stéphane geen risico’s wil nemen wanneer het op hygiëne aankomt, zit er niets anders op dan door een raampje naar een dame te staren die witte kaas uit vormpjes klopt.
Lekker GAEC
GAEC staat voor Groupement Agricole d'Exploitation en Commun, en leunt nog het dichtste aan bij onze coöperatieve vennootschap. Een groot verschil is dat de vennootschapsvorm in het leven is geroepen om samen aan landbouw te doen, zoals in een familiebedrijf.
Stéphane koos voor mede-eigenaarschap in een GAEC om hoevezuivel te kunnen maken. Zijn broers zaten voor de bouw van de kaasmakerij al in een GAEC met hun vader. De eerste ‘buitenstaander’ die niet tot de familie behoorde, maar wel als het ware deel ging uitmaken van het familiebedrijf, was David Decouacon. “In 2001 deed ik mijn stage op dit bedrijf. Dat was een fantastische ervaring. Ik ben steeds met de broers in contact gebleven. In 2008 stelden ze me voor om deel uit te maken van de GAEC. Daar ging ik enthousiast op in”, beschrijft David. “Mijn ouders hadden zelf geen landbouwbedrijf, en rijk zijn we nooit geweest. Alleen had ik dit nooit kunnen doen. Op deze manier is boeren een goed leven.”
De zeven eigenaars steken wat ze hebben in de GAEC, en keren een loon uit aan zichzelf. Antoine wil het exacte bedrag niet kwijt, maar vertrouwt ons toe dat het neerkomt op ongeveer € 2.000 per maand. Ook hij is blij dat hij door de GAEC is ‘geadopteerd’. Meteen na z’n schooltijd is hij hier als gewone werknemer in dienst getreden. Na negen jaar trouwe dienst zag hij kans de naburige boerderij toe te voegen aan het oorspronkelijke familiebedrijf. “Dat was onwezenlijk”, zegt hij daarover. “De ene dag ben je nog werknemer, de volgende plots baas.”