beter voorkomen dan genezen
Problematiek
Oorzakelijke factoren
Qua oorzaak dient men vooral naar het rantsoen van het dier te kijken. De urolieten ontstaan door het neerslaan van mineralen in de urine. Een hoog energetisch rantsoen met veel krachtvoeder zorgt voor een hoge concentratie van mineralen in de urine. Na het neerslaan van enkele mineralen, zullen er zich steeds meer mineralen aan deze kern hechten, waardoor de stenen groter worden. Ook fibrinevlokken, die ontstaan bij ontstekingen in het urinair stelsel, kunnen als originele aanhechtingsbasis dienen. De grotere stenen kunnen uiteindelijk een obstructie veroorzaken. Buiten voeding is ook de watervoorziening uitermate belangrijk. Een tekort aan water zorgt voor een meer geconcentreerde urine waarin mineralen sneller zullen neerslaan.
Naast de oorzakelijke factoren zijn er ook enkele predisponerende omstandigheden die ervoor zullen zorgen dat stenen sneller een obstructie zullen veroorzaken. Mannelijke dieren, voornamelijk wanneer ze jong gecastreerd zijn, hebben meer kans op obstructieve urolithiasis door het minder uitzetten van de urineweg onder invloed van testosteron. Ook dieren met obesitas en dwerggeiten zijn veel gevoeliger voor deze aandoening. Bij obesitas gaat het dan voornamelijk over het dieet, terwijl dwerggeiten nauwere urinewegen hebben ten opzichte van de grotere rassen.
Behandelingsopties
Urolithiasis zal vaak pas opgemerkt worden bij het dier wanneer er een obstructie optreedt. Plassen voor het dier wordt dan onmogelijk en een behandeling dient zo snel mogelijk worden ingesteld. Een conservatieve therapie bestaat allereerst uit het toedienen van een spasmolyticum (bijvoorbeeld Buscopan). Hierdoor ontspannen de spieren rondom de urineleider en zal deze uitzetten. Op deze manier kan hopelijk de steen vanzelf doorschuiven en uitgeplast worden.
Daarnaast kan dit ook gecombineerd worden met het aanprikken van de blaas met een naald. Dit gebeurt het best onder echobegeleiding, om te voorkomen dat andere structuren aangeprikt worden. Vervolgens wordt de urine uit de blaas geëvacueerd, zodat de blaas meer ontspant. Tegelijkertijd kan de urine verzuurd worden door het toevoegen van ammoniumchloride aan het voeder. Deze methode van aanprikken is echter weinig succesvol en geeft vaak maar een tijdelijke oplossing.
Bij vrouwelijke dieren is het, door de kortere en bredere urineleider, mogelijk om te sonderen. Daarbij wordt de steen terug in de blaas geduwd. Vervolgens dient de urine verzuurd te worden via ammoniumchloride (oraal), om de steen, en mogelijke andere stenen, op te lossen.
Chirurgische ingrepen
Indien dit niet succesvol is, wordt er het best overgegaan tot een chirurgische ingreep. Een eerste mogelijkheid is het verwijderen van de processus urethralis, het fijne aanhangsel aan het uiteinde van de penis. Dit is echter enkel succesvol als het steentje in deze structuur is gelokaliseerd. Een voordeel van deze techniek is dat de dieren nog in staat zijn om hierna te dekken (indien ze niet gecastreerd zijn).
Een tweede chirurgische oplossing is een urethrostomie. Hierbij wordt een incisie in de huid gemaakt enkele centimeters onder de anus van het mannelijke dier tot aan de urineleider. Vervolgens wordt ook de urinebuis longitudinaal overgesneden over enkele centimeters en aan beide zijden vastgehecht aan de huid. Hierdoor ontstaat er een permanente opening waarlangs het dier kan plassen. Een nadeel van deze operatie is dat de artificiële opening zal dichtgroeien, meestal over een periode van ongeveer een jaar. Dit is echter sterk verschillend van dier tot dier. Een nieuwe operatie dringt zich dan vaak op, met verlaagde slaagkansen. Bijkomend zorgt de urine in sommige gevallen ook voor een irritatie van de huid aan de billen. Het is dan noodzakelijk om crème aan te brengen en om dagelijks meermaals te reinigen.
Een derde operatie is het aanbrengen van een zogenaamde ‘foley-katheter’ in de urineblaas. Hierbij wordt er een siliconen buis geplaatst, die de blaas verbindt met de buikwand via een opening onderaan de buik. De bedoeling hierbij is dat urine geëvacueerd kan worden en dat ondertussen het rantsoen, en bijgevolg de urine, verzuurd wordt. Door de zuurdere urine en door de aangetaste urinewegen te ontlasten lossen de obstructieve stenen op, waarna de katheter gradueel gedurende langere periodes wordt gesloten en het dier opnieuw plast via de normale urineleider. Eens het dier terug kan plassen, wordt de buis verwijderd en kan de huidwonde genezen. Deze operatie is een meer langdurige oplossing dan de vorige chirurgische methode, aangezien de plasbuis zelf niet aangetast wordt.
Preventieve maatregelen
Als conclusie kunnen we dus stellen dat de vorming van stenen te allen tijde dient voorkomen te worden. Er zijn behandelingsopties, maar de meeste daarvan hebben helaas een gereserveerde prognose. De boodschap blijft dus om de preventieve maatregelen goed toe te passen , om een snelle diagnose te vormen en om snel over te gaan tot een adequate behandeling. Daarmee kan men niet enkel de prevalentie van deze aandoening verlagen, maar ook de overlevingskans verhogen.





