Maar waarop baseren we ons om te selecteren? De wetenschap reikt hiervoor nieuwe mogelijkheden aan en de klimaatproblematiek dwingt ons om misschien te kiezen voor een ‘ander’ type schaap. De Franse onderzoekers van Idele gaven omtrent hun bevindingen recent info tijdens een webinar.
Idele, het Institut de l’Elevage
Frankrijk is een belangrijk landbouwland met nog ongeveer 27 miljoen ha in uitbating door 416.436 bedrijven (cijfers 2020). De productiewaarde van de schapen- en geitensector ligt er op ruim 800 miljoen euro (zonder subsidies). Vandaar dat de Franse overheid via onderzoek en voorlichting (Chambres de l’Agriculture) ook heel wat aandacht blijft besteden aan de schapenhouderij, zowel voor de melk- als vleesproductie. Dit doen ze mede om de plattelandsregio’s te ondersteunen.
Het basisonderzoek gebeurt door het Institut de l’Elevage, met zetel in Parijs. Door de medewerkers wordt geregeld via onder andere webinars verslag uitgebracht van projecten en activiteiten. In dit artikel gaan we verder in op de verschillende thema’s die behandeld werden tijdens een webinar op 28 mei in verband met genetische selectie voor de schapenhouderij van de toekomst.
Evolutie in de genetische evaluatie van dieren
In een inleidende bijdrage werd het belang van de genetica voor de prestaties van de dieren geschetst. In de eerste decennia van de vorige eeuw ontstonden per ras de stamboeken, waarin de afstamming geregistreerd werd. In de jaren 60 werden dan prestaties gemeten: de hoeveelheid melk, de groei en de vruchtbaarheid. In Frankrijk ontstonden dan rond 1980 de teststations, waar dieren (rammen) in een neutrale omgeving afgetest werden en vandaar ontwikkelden zich ook centra voor kunstmatige inseminatie (ki) met afgeteste rammen. Naar het jaar 2000 toe kwamen dan de scheikundige samenstelling van de melk, de slachtkwaliteit en de karkassamenstelling van de lammeren in beeld als selectiecriteria.
Vanaf 2000 ging dan bijkomend aandacht naar de resistentie tegen scrapie en naar uiergezondheid en de jongste 15 jaar is er de genomische selectie-mogelijkheid bijgekomen, waarin na analyse van het genoom (de DNA-sequenties in het erfelijk materiaal) gericht kan worden geselecteerd op één of meerdere genen. Kenmerken die voor de toekomstige selectie van fokmateriaal nu in beeld komen, zijn: levenskracht van het pas geboren lam; wormresistentie; langlevendheid; maar ook aanpassing aan de klimaatverandering via aandacht voor weerstand tegen hitte, voor methaanproductie, voor het verhogen van de voederefficiëntie en voor het in droogteperiodes (voedselschaarste) dynamiseren van de lichaamsreserves. In Frankrijk werd doorheen de jaren in het onderzoek veel aandacht besteed aan de melkschapen (onder andere Lacaune), maar tegelijk wordt ook de lamsvleesproductie meegezogen in de slipstream.
Situatie in België
Als we die evoluties even projecteren op wat er in België gebeurd is de afgelopen decennia, dan evolueren wij mee op de tendensen in Europa en de wereld, maar door gebrek aan inzet van overheidsondersteuning voor onze ‘kleine’ sector was er in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk veel minder druk voor/aanzet tot registratie van prestaties van onze dieren (zoals groeicontrole, melkanalyses…). Dit compromitteert een snelle vooruitgang en rendementsverbetering. En van aandacht voor wat de impact van klimaatverandering op de selectie kan/moet betekenen, is hier vooralsnog weinig te bespeuren.
Selectie van rammen
In een tweede bijdrage werd tijdens het webinar ingegaan op hoe de selectie van (top)rammen in Frankrijk wordt aangepakt en wat men ermee kan bereiken op technisch, economisch en milieuvlak. Hoe verloopt de selectieprocedure om tot 5 ‘eliterammen’ te komen die via een ki-station ingezet worden? Op bedrijven worden ramlammeren geselecteerd, 150 daarvan worden in een teststation op eigen prestaties getoetst, van de 10 beste gaat men dan de afstammelingen opvolgen en zo komt men tot 5 rammen, die voor ki ingezet worden.
Om aan te tonen wat men via deze selectieprocedure kan bereiken, werden de nakomelingen van een groep van 9 rammen van mindere genetische waarde uit de ‘teststationfase’ vergeleken met de resultaten van de lammeren van de 10 ‘betere’ rammen, die doorstroomden naar het nakomelingenonderzoek (ras Mouton Vendéen). De belangrijkste resultaten zijn in de tabel op de vorige bladzijde samengevat.
Uit de technische resultaten van deze proef blijkt dat door inzet van betere rammen de groei positief kan evolueren en de graad van vetheid kan worden teruggedrongen, maar dat economisch door een kortere verblijftijd en betere voederconversie er ook een positieve bijdrage geleverd wordt aan het arbeidsinkomen. Voor de leefomgeving leiden betere productieresultaten ook tot een aanzienlijke reductie van uitstoot van broeikasgassen en van stikstof.
Ook de energiebehoefte om lamsvlees te produceren daalt met 8%. Denken we aan de zware discussie rond de uitstoot van stikstof in eigen land en aan welke reductie van onze veehouderij gevraagd wordt in de nabije toekomst, dan zien we in deze Franse cijfers dat gewoon door selectie al een besparing van uitstoot van 10% kan worden bereikt. Kunnen deze bevindingen straks ook ons politiek beleid inspireren?
Selectie op weerstand tegen worminfecties
De wormproblemen en hun gevolgen zijn bij alle schapenhouders bekend. In Frankrijk werd een protocol uitgewerkt om de resistentie tegen worminfecties bij rammen te testen en ook hun weerbaarheid (résilience). Recent wordt ook deze weerstand tegen worminfecties in het selectieprogramma voor toprammen ingebouwd. Men werkt met kunstmatige infecties (2x) met Haemonchus contortus op jonge rammen. Nadien gebeuren eitellingen in de faeces (OPG). Men ziet dat de meest resistente dieren ook de meest weerbare zijn. Er zijn zwakke genetische correlaties tussen resistentie tegen wormen en de productiekenmerken, zodat simultane selecties elkaar niet tegenwerken.
Ondertussen is uit onderzoek gebleken dat dochters van resistente vaders 2 keer minder wormeieren uitscheiden dan deze van niet-resistente vaders. En bij resistente vaders zijn er verhoudingsgewijs meer dochters met een zwakke wormei-uitscheiding.
Genomische selectie: een nieuwe stap
Het genoom (de DNA-sequenties) is (zijn) ontrafeld. Daardoor kent men ‘merkergenen’, die gelinkt zijn aan zichtbare en meetbare karakteristieken. De kennis van het genoom laat toe om versneld selectie op jonge leeftijd te gaan doen, of/en om aan te tonen wie de vader van een bepaald lam is. De selectie op basis van genoom kan al vanaf de leeftijd van 3 maand, maar de index moet worden ondersteund door geregistreerde prestaties.
De genomische index alleen volstaat echter niet om goede dieren te selecteren. Uit Franse ervaringen blijkt dat slechts 1 op 3 of 1 op 4 van de geselecteerde lammeren doorstroomt naar het ki-station. Genomische selectie laat echter toe om het selectieproces te versnellen en om ook op andere kenmerken simultaan te gaan selecteren, zoals warmtetolerantie, resistentie tegen wormen, rusticiteit…
Kennis van het genoom kan ook bijdragen om van elk ooilam de juiste vader te kennen, wanneer in een groep verschillende dekrammen actief zijn. Kennis van het vaderschap kan de selectie versnellen.
Kennis van het genoom kan ten slotte ook bijdragen om versneld erfelijke gebreken uit te selecteren, dit ook voor recessieve overerving. Wat het ontrafelen van het genoom voor een ouderdier kost, werd niet vermeld.
Genetica als hefboom voor de toekomst
In een laatste bijdrage tijdens dit webinar werd ingegaan op selectieobjectieven voor de schapenhouderij van de toekomst. Levenskrachtige lammeren moeten de zelfredzaamheid van de moeders/lammeren verhogen en tegelijk de levenskwaliteit van de schapenhouder verhogen, door minder druk/stress in de aflamperiode. In de toekomst moeten we dieren fokken die aangepast zijn aan de klimaatverandering en aan de erbij horende voedingsstress. Ook zullen ze hun lichaamsreserves, zo nodig, vlot moeten mobiliseren, in droogteperiodes met voedselgebrek. We hebben nood aan dieren met minder methaanemissie. En voor de melkschapen zal de ‘fijne’ melksamenstelling een issue worden in de toekomst.
Voor elk van deze aspecten zijn in Frankrijk projecten lopende of in voorbereiding.
Besluit
Wetenschap en technologie hebben ook de selectiemogelijkheden in een stroomversnelling gebracht. Via selectie kunnen we zowel de foktechnische bedrijfsresultaten als de rentabiliteit en de milieu-effecten van bedrijf en veehouderij verbeteren. Voor de vele toekomstige uitdagingen, onder andere de klimaatverandering en druk op de natuur, is er ook een antwoord in voorbereiding. Hiertoe moeten we ook buiten onze eigen landsgrenzen durven kijken. Hopelijk doen ook onze nieuw verkozen politici/verantwoordelijken dat straks ook!
Andre Calus