straks genieten
worden de wortelen geoogst en eventueel gekoeld bewaard.
De tweede fase van de witloofteelt bestaat uit het forceren van de wortels, ingegraven in de grond of op water (hydrocultuur). Op witloofbedrijven wordt, op de zomermaanden na, praktisch jaarrond geforceerd, waardoor witloof bijna gedurende
het ganse jaar te koop is.

Botanisch
Witloof (Chicorum intybus), in Nederland ook wel ‘witlof’ of ‘Brussels lof’ genoemd, in Frankrijk endives (verwijzend naar de nauwe botanische verwantschap met andijvie) en in Wallonië en sommige delen van West-Vlaanderen chicon, behoort tot de familie van de Asteraceae. De wilde vorm is inheems in Europa, een vroege kweekvorm ontstond in de landen rondom de Middellandse zee. Van daaruit ontwikkelden zich 3 hoofdvormen: krullende (bijvoorbeeld andijvie) en grootbladige vormen (bijvoorbeeld groenloof) en uiteindelijk ook witloof. Witloof is, zowel plantkundig als teelttechnisch, een tweejarige plant. Plantkundig betekent dit dat de plant het eerste jaar een penwortel vormt en een bladrozet en pas in het tweede jaar een lange stengel. Daaraan verschijnen dan bloemen, waarna er zaadvorming optreedt en de plant volledig afsterft.
Witloof: het witte goud
Cichorei werd vroeger geteeld omwille van zijn goed te bewaren wortels, die werden gebruikt als veevoeder. Vanaf de zeventiende eeuw werd cichorei ook gekweekt om zijn bittere wortels. Die wortels werden geroosterd en vermalen om er surrogaatkoffie van te maken, omdat de prijs van koffiebonen sterk was gestegen door oorlogen en blokkades van handelswegen. Tot diep in de twintigste eeuw was het niet ongebruikelijk om bij de bereiding van koffie ook een 'schepje' cichorei aan de gemalen koffie toe te voegen. De cichoreiwortel werd tot de jaren 80 van de vorige eeuw nog steeds verbouwd voor de productie van cichorei. Heden ten dage komt deze teelt langzaam opnieuw in de belangstelling om er inuline uit te winnen, een langzaam verterend koolhydraat dat gebruikt wordt in de voedingsindustrie.
Officieel wordt de uitvinding van het witloof toegeschreven aan de hoofdhovenier van de kruidtuin te Brussel, dhr. Breziers, die rond de jaren 1830 ontdekte dat onder aarde bewaarde cichoreiwortels dichte kroppen gaven. Het staat vast dat in 1867 'witloof' verkocht werd op de Brusselse groentemarkt. Door verdere selectie in de kruidtuin ontstonden grotere en vastere kroppen met een minder bittere smaak. Door het grote succes, ook op buitenlandse markten, gingen steeds meer landbouwers rond Brussel en Leuven over op deze teelt. In de eerste helft van de vorige eeuw zorgde dit 'witte goud' in die streek voor een grote agrarische rijkdom.
In de moestuin: de wortelteelt
Witloof wordt in de maand mei gezaaid op rijen (rijenafstand: 30 cm) en na het verschijnen uitgedund tot 8 plantjes per lopende meter. De kleine zaadjes worden 1 tot 1,5 cm diep gezaaid bij groeizame weersomstandigheden (niet te droog en niet te nat). Kwekers zaaien op verhoogde bedden, ook wel ruggen genoemd. Op zware, vochtige grond kan men dergelijke ruggen ook in de moestuin maken (25 cm hoog, bovenaan 10 cm breed en naar onderen toe iets verbredend voor de stevigheid van de rug). Maak deze ruggen ruim op voorhand, zo kunnen ze voldoende bezakken en kan al een keer onkruid geschoffeld worden (systeem van het valse zaaibed) vóór het zaaien.
Verdere teeltzorgen zijn er nauwelijks, wieden in de beginfase tot het loof dichtgegroeid is, volstaat. Witloof is geen veeleisend gewas en groeit op vrijwel elke bodem met een voorkeur voor goed vocht-houdende gronden. Een goede, diepe bodembewerking (tot 30 cm diep) zorgt voor mooie, rechte wortels. In een normale moestuingrond dient men geen extra N-bemesting mee te geven, anders krijgt men te veel loof en dunnere, vertakte wortels.
Oogst van de wortels
Afhankelijk van het ras (vroeg of laat ras) worden de wortelen van september tot december geoogst. Deze worden dan een tweetal weken met rust gelaten op een koele plek, zodat ze kunnen afrijpen. Dit geldt zeker voor de vroege rassen. Daarna wordt het loof tot 2 à 3 cm boven de wortelhals afgesneden. Om het intafelen te vergemakkelijken, worden de wortels allemaal op dezelfde lengte (+/- 20 cm) ingekort, bij het intafelen in volle grond is dit minder noodzakelijk. De wortels zijn dan klaar om ingetafeld te worden of kunnen op een zo koel mogelijke maar vorstvrije plek bewaard worden, om ze later te gaan forceren.