De waarnemingen tonen dat de bladluisdruk sterk kan verschillen. Gemiddeld is 7,8 % van de plantjes bezet met minstens één bladluis, gaande van 0,3 % tot maar liefst 24,5 % bezette planten.
Een van de zwaarst aangetaste percelen is uiteraard het vroegst gezaaide perceel met de verst ontwikkelde gerst. Toch werd de zware aantasting vastgesteld op gerst in stadium 2-3 blad, gezaaid begin oktober. Op de Brabantse waarnemingspercelen blijkt dan ook duidelijk de grote bladluisdruk. Op de Limburgse waarnemingspercelen lijkt de situatie het best mee te vallen, maar blijkt ook de algemene aanwezigheid van de bladluizen. Op deze percelen is de gerst het minst ver ontwikkeld (stadium 1-blad) en is tot 2,8 % van de plantjes bezet met minstens één bladluis.
In het najaar gaan we uit van een interventiedrempel van 10 % planten bezet met minstens één bladluis. Lokaal kan behandelen dus al nodig zijn. De waarnemingen geven vooral duidelijk aan dat een degelijke opvolging dringend en noodzakelijk is.
Overal behandelen is niet nodig, maar de percelen die nu nog niet behandeld moeten worden, moeten regelmatig en grondig gecontroleerd en opgevolgd worden. Dit is zeer belangrijk, gezien de algemene aanwezigheid.