Startpagina Vleesvee

Moderne veiling voor modern Witblauw

Dieren kopen op basis van cataloog, foto’s en filmpjes via de website... het gebeurt steeds meer op de veiling van Ciney. Ook de ‘smaak’ van de fokkers en kopers verandert. “Dieren mogen het goed doen op prijskampen, maar moeten vooral economisch goed fokken”, aldus Sophie Marchal.

Leestijd : 6 min

L andbouwleven bracht een bezoek aan het selectiecentrum Belgisch Witblauw van Ciney, waar ook veel Vlaamse boeren de weg naartoe weten. “60 % van de verkochte dekstieren op de veiling gaat naar Vlaanderen”, zo schatte de administratief verantwoordelijke, Sophie Marchal, in.

Het Centre Selection Bovine (CSB), maakt onderdeel uit van boerenvereniging AWE, de association Wallonne de l’élevage (AWE), te vergelijken met fokkerijorganisatie CRV. In haar werk is het selectiecentrum, met het organiseren van veilingen voor topdekstieren, uiteraard neutraal.

Secundair gebrek

Het selectiecentrum ligt helemaal achteraan de terreinen van het AWE, en dat is niet toevallig. Een goede sanitaire gezondheid staat voorop. Het bedrijf is officieel vrij van brucellose, tuberculose en leukose (B4, T3, L3). Het bedrijf heeft een I4-IBR-status. Het selectiecentrum bevindt zich op een terrein van vijf hectare groot, en bestaat uit een quarantainestal met vier afzonderlijke stallen. In die quarantaine verblijven de dieren een maand.

Maar zelfs in die quarantaine geraken is niet voor elk dier weggelegd. Het moet gaan om kalveren wiens ouders ingeschreven staan in het stamboek. De stiermoeder moet lineair beoordeeld zijn en stiermoederpunten behaald hebben. De dieren moeten negatief zijn voor de zeven eerste erfelijke gebreken. Recent werd er nog een achtste gebrek geïdentificeerd, SNAPC4 genaamd. Het is een mutatie die leidt tot embryonaal afsterven na een drachtduur tussen zes weken en vier maanden. De mutatie komt tot uiting wanneer beide ouderdieren deze doorgeven aan hun dochter. “We hebben echter beslist om SNAP4C als een secundair dna-kenmerk te beschouwen, en het niet als een reden voor weigering te gebruiken. In een overgangsfase krijgt de fokker de keuze om al dan niet hierop te laten testen”, verduidelijkt Sophie.

Volpension

Fokkers die menen een kalf te bezitten dat het goed zou doen als fokstier, kunnen dit op ‘volpension’ overbrengen naar het selectiecentrum. Ze kunnen dit doen vanaf een leeftijd van 4 dagen tot een leeftijd van 6 maanden. De dieren blijven eigendom van de fokker. Ze worden verzekerd voor mortaliteit, waarbij de verzekering de kosten voor het verblijf bij een calamiteit op zich neemt. “Tien jaar geleden kwamen veel stieren hier toe op een leeftijd van 14 dagen of één maand. Nu zien we eerder de omgekeerde tendens, waarbij fokkers stieren naar hier brengen op een leeftijd van vijf maanden om zo kosten te sparen”, Legt Carl Heyvaert, één van de zes triage-commissieleden van het BWB-stamboek, uit.

De trend is gekeerd

Die aandacht voor het kostenplaatje hoeft niet te verbazen. De vleesveehouderij kent moeilijke tijden, waarbij de zoektocht naar rendement steeds intenser moet gevoerd worden. En die economische dwang heeft ook gevolgen voor het ideaaltype van het ras. “Nog niet zo lang geleden waren de fokstieren kleine gedrongen vleesbommen. Die trend is nu helemaal omgekeerd”, zo legt de heer Heyvaert uit.

Sophie Marchal knikt bevestigend. “Kopers kijken steeds meer naar kalveren die groot, zwaar en lang zijn; stieren die ook economisch interessant zijn. Vroeger was het enkel conformatie dat telde, maar het geweer is sedert pakweg tien jaar echt van schouder veranderd. En niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Wallonië, waar het besef groeit dat er meer is dan nog eens een keer Adagio of Imperial.”

Keuze genoeg

De rede heeft misschien wel een stukje de emotie in de vleeveefokkerij vervangen. “Kopers hebben leren kopen op cataloog. We merken dat er ook al op voorhand gekeken wordt naar foto’s en video’s op de website van de veiling. Gegevens en data worden ook in het vleesvee steeds belangrijker. Al blijft er genoeg keuze voor ieders smaak”, legt Carl Heyvaert uit.

Fokken, niet afmesten

In de opfok op het centrum is het de bedoeling dat de verschillen in genetica naar boven komen. De omstandigheden waarin de stiertjes op het bedrijf gehouden worden zijn voor elk dier hetzelfde.

In eerste instantie krijgen de dieren een stabiliserend F1-rantsoen, dat de darmflora van de dieren in dezelfde conditie moeten brengen. Het eiwitgehalte bedraagt 15 %. Daarop volgt een F2-groeivoeder tot een leeftijd van 11 maanden. Ook het F2-voeder heeft een verlaagd eiwitgehalte van 17 %. Er wordt geen maïs of gras gegeven, maar wel hooi en stro. “We gaan echt voor een fokstier, niet voor afmeststieren. We willen een stier die moet kunnen springen”, verduidelijkt Sophie Marchal de rantsoensamenstelling.

De dieren worden in deze fase uitsluitend gevoederd via een krachtvoederbox, waar ze maar elke twee uur een portie kunnen verkrijgen. Doel is om de dieren in beweging te houden én om een voederconversie te kunnen bepalen. “Dat is een grote sterkte van het selectiestation die enkel wij hier kunnen geven. Geen enkele fokker kan die geven”, zo illustreerde mevrouw Marchal met cijfers. Zo bleek uit de gegevens van 149 dieren op de krachtvoederboxen dat de dieren tussen acht en elf maanden gemiddeld 1,4 kg per dag aankomen, met een voederconversie van 4,3 kg (1 kg aanzet vereiste 4,3 kg voeder). Het gemiddelde gewicht van deze stieren op 13 maanden bedroeg 567 kg, met een gemiddelde grootte van 121 cm.

Na 11 tot 13 maanden krijgen de dieren een F3-voeder met 16 % eiwit en geen hooi. Ze gaan weg van de krachtoverboxen en krijgen dit voeder ad libitum.

Gewogen en gemeten

Op 7-8 maanden worden de dieren gewogen en volledig gemeten. Een maand later gebeurt er een eerste selectie. Een externe commissie haalt er de dieren met bijvoorbeeld een slecht beenwerk eruit. Hetzelfde gebeurt op een leeftijd van dertien maanden. Dan doen de triagecommissieleden, neutrale experten van het stamboek de definitieve keuring: een stier wordt wel of niet toegelaten tot de veiling. De muil wordt gecontroleerd, de teelballen, balzakomtrek... Een veehandelaar schat de dieren op slachtkwaliteiten, net als de jury. Mocht het dier in kwestie niet verkocht raken, dan heeft de fokker een alternatief.

Gemiddeldes tellen

De dieren die aan de veiling deelnemen, worden getest op spermakwaliteit door het labo. “Dat is minder evident dan dat het lijkt. Op de 25 stieren waarvan we het sperma testen, zijn er toch vijf die niet doorgaan”, waarschuwde Sophie Marchal.

Ook het correct uitschachten en het dekgedrag (geen kopdekker) worden gegarandeerd. Een stier die te agressief is, wordt niet toegelaten of krijgt een opmerking mee in de cataloog. Bloedafname garandeert een goed resultaat op onder andere het vlak van IBR, brucelleose of bvd.

Het einddoel waar het allemaal rond draait, is de veiling. Deze vindt plaats in de piste in de veilinghal. De stieren worden gepresenteerd in vrije loop. “We doen dat bewust, zodat kopers de stieren kunnen zien bewegen. Kopers willen langleefbare stieren; vitale dieren die vlot bewegen, maar ook robuustheid uitstralen.” Alle dieren in de veiling komen met een 100% dekgarantie.

De veiling van een stier begint op 2.900 euro. Vandaar gaat het stelselmatig omhoog. Het centrum krijgt uiteindelijk 11% op de uiteindelijke verkoopsom, te betalen door koper en verkoper.

Vorig jaar verwisselden 225 stieren op die manier van eigenaar. De duurste stier bracht er maar liefst 16.000 euro op. “Die toppers geven een spectaculair beeld, maar ook één dat wat vertekend is. Ik heb het liever over gemiddeldes”, aldus Sophie Marchal. De gemiddelde verkochte stier bracht vorig jaar 4.451 euro op. Zo’n 15% van de stieren die aangeboden wordt op de veiling raakt niet verkocht. De gemiddelde prijs voor Limousin-stieren (12 dieren verkocht), bedroeg 2.408 euro.

Data toont potentieel

De stallen waarover het centrum beschikt, zijn niet de allermodernste of allerruimste. Met ventilatoren wordt toch een goed klimaat verzorgd. De dieren blijven ook in de stal vergezeld van papieren. Daarop wordt alle relevante informatie over de dieren genoteerd en bijgehouden, van ziekte tot algemeen gedrag. Het is net die datavergaring waar het selectiestation het verschil wil maken. “In andere landen met veel vleesvee zoals Frankrijk worden er veel minder cijfers verzameld in de selectiestations.We hebben met het Witblauw een fantastisch ras, made in Belgium, met een hoog potentieel. En het is net in het bijhouden van die cijfers, dat we dat potentieel ook kunnen bewijzen”, concludeerde Sophie Marchal.

Voor meer informatie over het stamboek verwijzen we graag naar de website www.awenet.be.

IDC

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken