Startpagina Pluimvee

“Straks eten we in Vlaanderen enkel nog wat we zelf niet meer mogen produceren”

De Vlaamse pluimveesector kwam de voorbije maanden vaak aan bod in de media en in de commissies van het Vlaams parlement. Landbouwleven ging even de temperatuur meten bij voorzitter Danny Coulier en beleidsmedewerker Martijn Chombaere bij de sectororganisatie de Landsbond Pluimvee.

Leestijd : 8 min

De pluimveesector haalt het vaakst het nieuws door vogelgriep. “Met vogelgriep moeten we leren leven. Van een seizoensgebonden ziekte is het geëvolueerd naar een constante dreiging. Als pluimveehouder sta je zo goed als machteloos. Het is niet dat enkel bedrijven getroffen worden die wat nonchalant omspringen met de voorschriften. Ook wie verder gaat dan de voorschriften heeft geen garantie dat vogelgriep niet bij hem of haar opduikt”, zeggen Danny Coulier en Martijn Chombaere.

Vogelgriep

gaat niet meer weg

België pakt volgens de sectororganisatie de vogelgriep correct aan. “Wij zien internationaal geen andere aanpak die betere successen oplevert. De aanpak is in Vlaanderen een automatisme geworden, hoewel het op de getroffen bedrijven een grote impact heeft. Financieel, maar ook psychologisch”, duidt Coulier.

“We moeten ook verder kijken dan de individuele kippenkweker die bij vogelgriep geruimd wordt en dan de waarde van de afgevoerde dieren. Onze sector is een heel geïntegreerde keten. Als een kippenstal vroeger dan verwacht leeg is, vindt de boer niet zomaar met één vingerknip nieuwe dieren. Vaak kan hij niet veel anders dan wachten op zijn vooraf vastgelegde moment in het ‘normale’ ritme om nieuwe dieren te hebben en al die tijd heeft hij geen inkomen.”

Vaccin is nog niet voor morgen

Of een vaccin kan werken tegen de vogelgriep valt volgens de vertegenwoordigers van de pluimveesector nog te bezien. “Je zal er de vogelgriep niet mee uitroeien, want je kan enkel de commerciële dieren vaccineren, terwijl het virus rondgaat via de wilde vogels. Voor de pluimveehouders kan het een oplossing zijn als het vaccin voorhanden is en ze hun volledige kippenstal niet meer moeten laten ruimen.

Dan zijn er wel een paar randvoorwaarden. Het vaccin moet efficiënt zijn en met een grote zekerheid weerstand bieden tegen vogelgriep. Het moet financieel haalbaar zijn voor de snel wisselende populaties dieren en het moet op een heel praktische manier kunnen worden toegediend.

We zien nu al dat het vogelgriepvirus muteert. Dan hebben we een vaccin nodig dat een heel brede bescherming biedt voor de waaier aan vogelgriepvirusvarianten.

Bovendien is er de vraag hoe de exportmarkten daarop reageren. Voorlopig zijn er een paar grote afzetmarkten die nog huiverachtig staan ten opzichte van vlees en eieren van gevaccineerde kippen.

Als dan alleen Belgische dieren zouden worden gevaccineerd, schieten we onszelf in de voet. Als over de hele wereld wordt gevaccineerd, moeten we uiteraard meedoen. Nu de vogelgriep wereldwijd voor grote problemen zorgt, lijkt het erop dat de neuzen stilaan in dezelfde richting staan om een vaccin te aanvaarden. Dat vaccin moet echter wel nog ontwikkeld worden”, stelt Danny Coulier.

Eendagshaantjes:

de oplossing bestaat al

De problematiek van de eendagshaantjes beroert duidelijk de gemoederen bij de pluimveehouders. “Daar zijn onlangs nog parlementaire vragen over gesteld, maar soms op basis van verkeerde veronderstellingen.

Om legkippen te kweken, broed je eieren uit van bepaalde rassen. Daar komen ongeveer evenveel haantjes als kippen uit. Die haantjes kunnen geen eieren leggen en worden gedood zodra het geslacht bepaald is. Men stelt het soms voor alsof die haantjes vernietigd worden in een hakselaar, wat in België absoluut het geval niet is. De broeierijen verdoven de haankuikens door middel van CO2-gas en drijven erna de concentratie op. Die eendagshaantjes worden daarna vermarkt door ze te gebruiken als voeding voor slangen, roofvogels,…in dierentuinen en bij particulieren. Alles in de kippenketen heeft een waarde, zowel financieel als qua voedingswaarde.

Als je nu op de een of andere manier voorkomt dat er eendagshaantjes zijn, dan zal je die voedselketen voor slangen en roofvogels op een andere manier moeten gaan bevoorraden. Dan zullen er speciaal daarvoor net meer ratten of muizen gekweekt moeten worden. Dan lijkt een circulaire oplossing zoals die met de eendagshaantjes van vandaag toch beter?”, vragen Coulier en Chombaere zich openlijk af.

Genetische manipulatie

Genetische manipulatie, zoals ze dat ontwikkelen in Israël, waarbij enkel die eieren zich ontwikkelen die (leg-) kippen zullen voortbrengen en waarbij eieren met haantjes zich niet ontwikkelen, daar stellen Danny en Martijn zich toch vragen bij. “Het lijkt een mooie oplossing, maar het zou mij verwonderen dat Europa vlot meegaat in dat verhaal. In zowat alle andere sectoren sluiten ze genetische manipulatie bij voorbaat uit en voor legkippen zouden ze dan plots een uitzondering maken?”

Langere lijdensweg

In Duitsland kweekt men, vanuit een ‘dierenwelzijnsgedachte’, die haantjes op, om ze dan te valoriseren als vleeshaan. “Maar die komen van legkiprassen en daarmee haal je nooit een aanvaardbaar rendement in de verhouding tussen voer en vlees. En omdat je daar geen mooie filets uit haalt, gaat dat vlees grotendeels naar de petfood. Bovendien is het heel moeilijk om veel hanen bij elkaar op te kweken. Die zijn veel agressiever dan kippen, waardoor je meer ruimte nodig hebt. Men denkt dat men iets goed doet inzake dierenwelzijn door die haantjes een langer leven te gunnen, maar eigenlijk maakt men de lijdensweg van die dieren nodeloos langer.”

Hetzelfde geldt volgens Chombaere en Coulier voor het laseren van kippensnavels. “Men denkt vanuit een dierenwelzijnsgedachte dat het beter is dat de scherpste deeltjes niet van de kippensnavel gehaald worden, omdat het dier dan onaangeroerd blijft. Aan die mensen toon ik met veel plezier het verschil tussen een stal met kippen met een gelaserde snavel en een stal met kippen met wel nog scherpe snavels. Als ze de verwondingen zien die kippen elkaar kunnen toebrengen, begrijpen ze meteen waarom de snavels gelaserd moeten worden.”

Wat wil de kip?

“We mogen niet de fout maken om pluimvee te willen vermenselijken. We moeten uitgaan van wat de kip wil. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld met de vrije uitloop. Sommige mensen denken dat het beter is voor de gezondheid en het welzijn van de kippen dat ze in de buitenlucht kunnen lopen, terwijl kippen helemaal niet graag in open ruimtes komen. Kippen zijn prooidieren, die zich van nature willen verschuilen in de schaduw. In kippenstallen met vrije uitloop zie je dan ook dat slechts een beperkt percentage van de kippen naar buiten gaat om te foerageren. Wat wij denken dat het beste is voor de kip, is niet altijd het beste voor de kip.

Dierenwelzijn moet je minstens op Europees niveau regelen om onze boerderijen concurrentieel te houden. Als Vlaanderen daarin telkens de beste leerling van de klas wil zijn, prijzen we onszelf uit de markt. Dan eten de Vlamingen enkel nog wat in Vlaanderen niet meer mag geproduceerd worden. Dat geldt voor de ganse landbouw. Door de regeldrift zijn er straks geen jonge boeren meer die het van ons willen overnemen, maar die urgentie ziet de politiek niet.”

Onrealistische eisen

De burger loopt al die dierenwelzijnsorganisaties achterna, omdat die heel luid roepen en vlot de media halen. De consument in de supermarkt wil niets extra betalen voor de dierenwelzijnsmaatregelen die wij opgelegd krijgen, nu met de inflatie al zeker niet. In onze sector zijn al een aantal producenten van biologisch vlees en eieren teruggeschakeld naar reguliere productie, omdat de vraag naar bio weggevallen is.

We zien dat, ondanks de vogelgriep, heel wat jonge mensen in onze sector willen beginnen. Financieel en inzake benodigde oppervlakte is pluimvee een logische keuze. De laatste jaren is er een opmars aan pluimveehouders die kweken voor de korte keten met mobiele stallen met een 200-tal kippen. Vergunningsgewijs is dit nog ergens een grijze zone, waardoor dit makkelijker van de grond komt. Maar een nieuwe stal bouwen of een varkens- of runderstal verbouwen tot een kippenstal, dat is vandaag compleet onmogelijk in Vlaanderen. De politiek verlangt dat we investeren in verduurzaming en dierenwelzijn en dat we tegelijk minder dieren gaan houden. Welke bank gaat mee in die logica? Dat is totaal onrealistisch. Onze sector wil investeren in duurzaamheid, in het klimaat en in dierenwelzijn, maar geef ons dan ook vergunningen”, stellen Coulier en Chombaere.

Dierenwelzijn en klimaat hebben in de pluimveesector soms tegengestelde belangen. “Bij de kippen wil men vanuit dierenwelzijn de verrijkte kooien uitfaseren. Bovenop het feit dat het in de praktijk bijna onmogelijk is om zo’n omvorming vergund te krijgen, levert het alternatief voor verrijkte kooien 5 tot 7 keer meer stikstof op, meer geurhinder en tot 13 keer meer fijnstof. Moeten we dan kiezen voor dierenwelzijn of voor het klimaat?”, vragen ze zich af.

Geen cowboys bij de kalkoenen

Wat onlangs ook al op de commissie Dierenwelzijn van het Vlaams parlement ter sprake kwam, is het ontbreken van specifieke regels voor kalkoenenhouderijen. “Het klopt dat voor kalkoenen geen specifieke regels bestaan, maar dat wil daarom niet zeggen dat dat allemaal cowboys zijn die vanuit een verdorven geest het welzijn van hun dieren in gevaar brengen. Kalkoenenkwekers lopen nog meer risico dan kippenkwekers, want bovenop de vogelgriep hebben zij te maken met de parasitaire ziekte blackhead.

Er zijn nog een handvol kalkoenkwekerijen over in Vlaanderen. Die zijn allemaal gebonden aan een strikt lastenboek van een vaste afnemer/verwerker en in die lastenboeken staan vaak ook regels over dierenwelzijn. Dat is een deelsector die zo eigenlijk zichzelf reguleert. Wie er de kantjes van af loopt, speelt zijn contract met zijn afnemer kwijt en kan de boeken toe doen.

We zijn dan op vraag van de minister gaan samenzitten met een aantal dierenwelzijnsverenigingen om regels vast te leggen voor kalkoenhouderijen. We bereikten een compromis, maar dan zijn er toch altijd een paar verenigingen voor wie het nooit genoeg is.

GAIA wou bovenop dat compromis nog minder kalkoenen per oppervlakte en verplichte vrije uitloop, maar daarmee gooi je het hele financiële model van de kalkoenhouderijen overboord. En er worden in die deelsector al geen schatten verdiend.

Als je de normen nog verstrengt, is het gedaan met Vlaams kalkoenenvlees. Dan komt kalkoenenvlees nog uitsluitend uit het buitenland, en daar hebben wij vanuit Vlaanderen totaal geen invloed meer op de huisvestingsnormen van die dieren. Wat hebben we dan in het grotere verhaal bereikt voor het welzijn van de kalkoenen?”

Hetzelfde geldt volgens Coulier en Chombaere voor die andere kleine deelsector van hun federatie, de konijnenkwekers. “We hebben nog 2 konijnenslachterijen, maar door de invoering van almaar strengere normen komt vandaag al 80% van het bij ons verkochte konijnenvlees uit het buitenland.”

Europa steunt concurrentie uit Oekraïne

Met het buitenland snijden we een gevoelig onderwerp aan voor de Vlaamse pluimveehouders. “De Europese maatregel om Oekraïne één jaar lang heffingvrij te laten exporteren, drukt behoorlijk op onze eigen pluimveesector, omdat er een ongelijk speelveld is”, aldus Coulier en Chombaere.

Ongelijk speelveld

Door het wegvallen van de normale heffingen is het voor Oekraïense kippenverwerkers met hun lage voederkosten interessanter om naar Europa te exporteren. Wij als Vlaamse kippenboeren moeten aan veel strengere normen voldoen inzake dierenwelzijn en voedselveiligheid. Daar werkt men bijvoorbeeld nog met de bij ons al lang verboden klassieke kooisystemen.

Het gelijke speelveld is zo helemaal weg en onze Vlaamse bedrijven kunnen hierdoor hun gestegen voeder-, en energie-, arbeids- en milieukosten niet volledig doorrekenen”, duiden Coulier en Chombaere.

Retail denkt nog te vaak op korte termijn

“Consumenten en burgers zien de prijzen van eieren stijgen en denken soms dat wij ons nu rijk boeren met ons pluimvee. Het klopt dat de prijzen nu ongeveer de kosten dekken, terwijl bij veel Vlaamse pluimveebedrijven nog financiële putten moeten gevuld worden. Eieren en kippenvlees werden heel lang veel te goedkoop aangeboden in de retail.

Toen de prijzen voor energie en voeder de pan uit swingden, wou de retail de contracten niet aanpassen. Sommige boeren zijn toen gewoon gestopt met leveren om niet failliet te gaan. De retail denkt nog te vaak aan gewin op korte termijn en ziet de pluimveehouders te weinig als volwaardige partner”, besluiten Danny Coulier en Martijn Chombaere.

Filip Van der Linden

Lees ook in Pluimvee

Meer artikelen bekijken