Startpagina Milieu

Volgens recente Nederlandse studie komt stikstof van veebedrijven vooral in atmosfeer terecht

Het merendeel van de stikstof uit boerderijen verdwijnt in 'de deken', wat er neerslaat is heel lokaal. Dit blijkt uit een nieuwe Nederlandse studie omtrent stikstofdepositie.

Leestijd : 4 min

In opdracht van het Mesdag Zuivelfonds (een onafhankelijke onderzoeksorganisatie en platform voor innovatie) hebben onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) de voorbije 3 jaar (2020 -2022) gemeten in welke cirkel rond melkveebedrijven de uitgestoten stikstof neerkomt.

Onderzoek nabij 2 melkveebedrijven

De opdrachtgevers vroegen aan de UvA om een onderzoek uit te voeren naar aanleiding van vragen vanuit boerenorganisaties rond de ruimtelijke verdeling van verschillende stikstofbronnen (landbouw, verkeer, luchtvaart) in de gehanteerde modellen voor stikstofdepositie.

Het onderzoek richtte zich op 2 melkveebedrijven. De ene boerderij ligt in een meer stedelijke omgeving, met veel verkeer in de buurt; de andere boerderij ligt meer geïsoleerd en in een landelijke omgeving.

Stikstof op het erf

Onder leiding van Albert Tietema van het UvA Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) werden meerdere deelstudies uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van zowel bestaande methoden om stikstofdepositie te meten als enkele nieuwe, nog experimentele methoden, waaronder het gebruik van bio-indicatoren.

De methoden leverden een eenduidig beeld op.

Slechts 9% van de stikstof die een boerderij uitstoot komt in een straal van 500 m van de stal terecht (zie figuur). Op die afstand is de bijdrage van de boerderij gedaald tot een kwart van de totale stikstofconcentratie in de lucht en tot een vijfde van de stikstofdepositie. Binnen deze 500 m neemt de stikstofdepositie exponentieel af naarmate de afstand tot de boerderij groter wordt.

Stikstof dat in de omgeving van de boerderij neerslaat, doet dit met name op het erf zelf, binnen een straal van 100 m rondom de boerderij.

Figuur 1: Voorstelling van de N-stromen uit een melkveestal. Het merendeel gaat naar de atmosfeer. De overige stikstof slaat neer binnen de 500 m van de stal en dan nog voornamelijk binnen de 100 m van de stal.
Figuur 1: Voorstelling van de N-stromen uit een melkveestal. Het merendeel gaat naar de atmosfeer. De overige stikstof slaat neer binnen de 500 m van de stal en dan nog voornamelijk binnen de 100 m van de stal. - Bron: UvA

Niet vingerwijzen naar individuele bedrijf

Volgens de studie slaat ook buiten het gebied met een straal van 500 m stikstof neer, maar op deze afstand is een individuele boerderij niet langer aan te wijzen als de belangrijkste bron. Stikstof dat hier neerslaat is hoofdzakelijk afkomstig uit de zogenoemde stikstofdeken. Die term slaat op het totaal aan stikstof in de atmosfeer dat als een soort deken over Nederland ligt, en dat afkomstig is uit een veelvoud van zowel agrarische als industriële bronnen.

Verreweg het grootste deel van de uitgestoten stikstof (ongeveer 90%) komt dus in hogere luchtlagen van de atmosfeer terecht, en zal elders neerslaan.

Model en metingen

Volgens de onderzoekers van UvA liggen hun resultaten in lijn met andere studies. Het team vergeleek ook hoe goed hun bevindingen corresponderen met de voorspelde ruimtelijke verdeling van stikstofdepositie rondom de boerderijen op basis van het OPS-model van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM. Het model bleek evenwel lichtelijk te onderschatten hoeveel stikstof binnen 15 m van een stal terecht komt, maar daarbuiten bleken de voorspellingen goed overeen te komen met de directe metingen.

Tietema: “We zagen hierbij wel dat de voorspellingen nauwkeuriger werden naarmate in het model meer karakteristieken van de specifieke boerderij werden meegenomen, in plaats van uit te gaan van een standaard modelboerderij. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aantal en grootte van de openingen waardoor uitstoot van stikstof plaatsvindt.”

KDW niet geschikt als parameter

Het Mesdagfonds hamert er in een eigen persbericht op dat de huidige regelgeving en maatregelen dus falen.

De combinatie van modeluitkomsten en meetwaardes laten zien dat de veehouderij een behoorlijke stikstofuitstoot in de vorm van ammoniak heeft, maar dat deze vooral terecht komt in de ‘anonieme’, niet herleidbare stikstofdeken in de atmosfeer en slechts beperkt neerslaat dichtbij de puntbron.

De beleidsmatige consequentie is dat de kritische depositiewaarde (KDW), die geldt voor de depositie van reactieve stikstof op Natura2000-gebieden niet geschikt is om de uitstoot van ammoniak en andere stikstofverbindingen op bedrijfsniveau te sturen, vanwege de te grote afstand (> 300 m) tot de puntbron.

Het huidige beleid gericht op piekbelasters dichtbij natuur zal dus niet effectief zijn omdat het niet tot meetbare verschillen in stikstofbelasting in de beoogde natuurgebieden leidt (behalve voor stallen op minder dan 300 m van een natuurgebied). In plaats van te sturen op depositie is het veel effectiever om te sturen op emissie door beheers- en technische maatregelen. Daar hebben niet alleen de Natura2000-gebieden baat bij, maar alle natuur.

Volgens het Mesdagfonds zijn er diverse mogelijkheden om de ammoniakemissie uit de veehouderij te reduceren, anders dan reductie van de veestapel. Naast technische maatregelen, zoals mestverwerking met terugwinning van reactieve stikstof en fosfaat als vervanger van kunstmest (renure), kan de veehouder ook sturen op samenstelling van voer (minder eiwitrijk, supplementen) en graslandbeheer (beweiding, mestgift).

De nieuwe studie zet alvast zowel in Nederland als in Vlaanderen het stikstofbeleid op losse schroeven.

Anne Vandenbosch

Lees ook in Milieu

Meer artikelen bekijken