Startpagina De jacht

Wie betaalt het gelag bij wildschade?

Verhalen van percelen die half verwoest zijn door een kudde everzwijnen, kaalgevreten percelen opkomende bieten, vertrappelde en leeg gegeten weides: het zijn stuk voor stuk geen uitzonderijke situaties meer. In dit artikel geven wij een overzicht van de Vlaamse regelgeving inzake de bestrijding van wildschade, en van wat het slachtoffer van schade door wild kan ondernemen om schadeloosstelling te bekomen.

Leestijd : 8 min

Zoals het woord zelf aangeeft, valt onder wildschade in de generieke betekenis enkel schade die veroorzaakt wordt door diersoorten waarop de jacht kan worden geopend. Het Jachtdecreet dat in het Vlaams Gewest van kracht is, bevat een opsomming van deze soorten.

In de regelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen bejaagbaar en niet-bejaagbaar wild. In Vlaanderen bepaalt het Jachtopeningsbesluit van de Vlaamse regering in welke periode van het jaar elk van de diersoorten opgesomd in het Jachtdecreet mogen bejaagd worden.

Verschillende soorten

Actueel is het Jachtopeningsbesluit van 28 juni 2013 nog van kracht. Dit bepaalt de jachtopeningstijden voor 18 bejaagbare soorten. Voordien werd om de 5 jaar een nieuw Jachtopeningsbesluit afgekondigd. De Vlaamse regering maakte hiermee echter komaf door in 2015 elke verwijzing naar de oorspronkelijke einddatum van 30 juni 2018 in het voornoemde besluit te schrappen, waardoor deze (voorlopig) een permanent karakter heeft verkregen.

De wildsoorten waarop de jacht in dit besluit niet wordt geopend, vallen onder de noemer van niet-bejaagbaar wild.

Naargelang schade wordt geleden afkomstig van bejaagbaar wild of niet-bejaagbaar wild is er een totaal andere vergoedingsregeling aan de orde. We bespreken hierna de beide soorten wildschade.

Bestrijding van bejaagbaar wild

Tijdens de jachttijd kan men uiteraard wildschade voorkomen door de betrokken wildsoort overeenkomstig de bepalingen van de jachtwetgeving te bejagen. Het Jachtdecreet voorziet daarnaast echter ook in een bijzondere regeling voor schade veroorzaakt door bejaagbaar wild búíten de jachttijd. De grondeigenaar of -gebruiker kan het wild ook in deze periode bestrijden wanneer deze schade toebrengt aan zijn gewassen, teelten, bossen of andere goederen in eigendom.

Onder het begrip ‘bestrijding’ valt in de eerste plaats het louter terugdrijven van het wild. Het decreet voorziet echter eveneens in de mogelijkheid om de wildsoort te doden of laten doden, mits er aan een aantal voorwaarden voldaan is. Ten eerste zal de bestrijder moeten aantonen dat er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. Concreet dient hij, alvorens hij overgaat tot het doden van het wild, de preventieve maatregelen te nemen die in de code van goede praktijk ter uitvoering van het Jachtvoorwaarden- en Soortenschadebesluit voor verscheidene wildsoorten worden opgelijst.

Naast de opsomming van een reeks voorwaarden inzake de modaliteiten van de bestrijding bepaalt het decreet dat het doden enkel mag gebeuren door personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen van een jachtverlof. Als het doden gebeurt door middel van vuurwapens, moet men ook effectief een jachtverlof bezitten, of wordt de daad overgelaten aan een bijzondere veldwachter.

Elke bestrijdingsactie moet vooraf gemeld worden aan het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), waarop deze desgevallend gemotiveerd kan besluiten om de bestrijding te beperken of te verbieden. Men moet ook steeds vooraf de houder van het jachtrecht van de grond waarop de bestrijding gebeurt schriftelijk in gebreke stellen.

Aansprakelijkheid voor bejaagbaar wild

Jammer genoeg verhindert de bestrijding van bejaagbaar wild niet altijd alle schade. Degene die schade lijdt door wild waarop de jacht is geopend, kan zich in bepaalde gevallen richten tot de grondeigenaar of desgevallend de jachtrechthouder van het jachtgebied waarvan het wild afkomstig is. In principe zal de grondeigenaar niet aangesproken kunnen worden wanneer hij het jachtrecht heeft overgedragen, tenzij hij aan de begunstigde bepaalde beperkingen tot bejaging of bestrijding heeft opgelegd.

De schadelijder zal moeten aantonen dat de aangesprokene een onrechtmatige daad heeft begaan die tot de schade heeft geleid. Deze fout kan bijvoorbeeld bestaan uit een nalatigheid om het teveel aan wild te doden. De feitenrechter beoordeelt in elk concreet geval of er sprake is van een fout of nalatigheid, rekening houdend met de feitelijke gegevens van het dossier en eventueel de bevindingen uit een deskundig onderzoek.

De vrederechter neemt kennis van geschillen wegens schade veroorzaakt door dieren aan velden, vruchten en veldvruchten. Voor geschillen wegens schade van een andere aard is de vrederechter eveneens bevoegd, voor zover de schadelijder een bedrag vordert dat niet hoger is dan 5.000 euro. Bedraagt de schade van andere aard meer dan 5.000 euro, dan zal de schadelijder zich tot de rechtbank van eerste aanleg moeten wenden.

Vergoeding voor wildschade door niet-bejaagbaar wild

Voor schade aangericht door niet-bejaagbaar wild voorziet het Jachtdecreet in een procedure tot het bekomen van een vergoeding van het Minafonds. Hiervoor komt alle materiële schade in aanmerking, zoals schade aan gewassen, vee en andere goederen. Daarnaast vergoedt het Minafonds eveneens bepaalde soorten schade veroorzaakt door dieren die onder een Europees of Vlaams beschermingsregime vallen.

Elke schadelijder die krachtens een eigendoms- of gebruikersrecht over het geteisterde goed kan beschikken, komt in aanmerking voor deze schadevergoeding. Voor zover het echter gaat over wildschade aan land- of tuinbouwpercelen en aan de voor de landbouw nuttige dieren, moet de schadelijder wel aantonen dat hij voor de betrokken percelen een geregistreerde landbouwer is. In de praktijk zal het dus de landbouwer zijn die de getroffen teelt op zijn verzamelaanvraag heeft vermeld die voor vergoeding in aanmerking zal komen.

Er worden enkel vergoedingen van minstens 50 euro uitbetaald. De vergoeding wordt bepaald door 5% van de vastgestelde schade af te trekken. Deze reductie van 5% dient om het eigen risico dat elke schadelijder moet dragen te verrekenen en bedraagt minstens 250 euro per jaar. Indien de berekening van de vergoeding resulteert in een bedrag lager dan 50 euro, dan wordt dit niet uitbetaald.

Voorwaarden voor vergoeding

Opdat de schadelijder in aanmerking zou komen voor deze vergoeding, dient de schade afkomstig van niet-bejaagbaar wild te voldoen aan een aantal grondvoorwaarden.

Ten eerste valt enkel ‘belangrijke wildschade’ onder het toepassingsgebied van deze regeling. Dit betekent dat de omvang van de wildschade de grens van de normale, te tolereren, schade moet overstijgen. Concreet zal een landbouwer bijvoorbeeld een vernieling van een klein deel van de oogst moeten ondergaan zonder aanspraak te kunnen maken op een vergoeding.

Daarnaast bepaalt de regelgeving ook dat enkel de schade waarvan een oorzakelijk verband wordt aangetoond met het voorkomen van niet-bejaagbaar wild in aanmerking komt voor vergoeding. Hiervoor dient men uiteraard in de eerste plaats aan te tonen dat de wildsoort waaraan de schade wordt toegeschreven ook effectief aanwezig is of was op de plaats waar en het tijdstip waarop de schade is aangericht. Daarnaast zal de administratie of overheid die de aanvraag behandelt ervan moeten overtuigd worden dat de aanwezige wildsoort ook effectief de schade heeft veroorzaakt.

Om in aanmerking te komen voor een vergoeding, moet de omvang van de wildschade de grens van de normale, te tolereren, schade overschrijden.
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding, moet de omvang van de wildschade de grens van de normale, te tolereren, schade overschrijden. - Foto: Danny Claes

In de praktijk is het echter niet altijd eenvoudig om dit oorzakelijk verband aan te tonen. Dit is onder meer het geval wanneer er ook andere plausibele oorzaken van de schade voorhanden zijn. Wanneer de schade wordt veroorzaakt door een samenloop van verschillende factoren, waaronder de aanwezigheid van een niet-bejaagbare wildsoort, kan enkel het deel van de schade vergoed worden in verhouding tot het aandeel van die soort in de totale vastgestelde schade. Wanneer bijvoorbeeld klimatologische omstandigheden, zoals een storm of overstromingen, het optreden van de schade mee in de hand werken, zal de bijdrage van de wildsoort aan het ontstaan van de schade vergeleken worden met deze externe factoren. Daarop zal dan een verdeelsleutel bepaald worden.

De regelgeving vereist ten slotte dat de schadelijder alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijze kunnen verwacht worden ter voorkoming van de wildschade. De reeds vermelde code van goede praktijk bevat een waslijst van voorzorgsmaatregelen die de grondgebruiker redelijkerwijze neemt tegen schade veroorzaakt door respectievelijk vogels, bevers, konijnen en hazen, marterachtigen, vossen, hertachtigen en wilde zwijnen. Voor elke situatie uit de lijst dient minstens één maatregel genomen te worden. In bepaalde Speciale Beschermingszones (SBZ), afgebakend ter uitvoering van het Europees natuurbeschermingsrecht, worden voor bepaalde ganzensoorten door de code geen preventieve maatregelen vereist in de periode van 1 november tot en met 15 maart.

Procedure

De vergoeding wordt aangevraagd volgens de administratieve procedure bepaald in het Soortenschadebesluit van de Vlaamse regering. Concreet moet de schadelijder binnen 12 werkdagen na de vaststelling van de schade een aanvraag indienen bij het ANB. De aanvraag wordt hetzij digitaal ingediend bij het e-loket van het Agentschap, hetzij schriftelijk bij aangetekende brief. Opdat de ambtenaar van het ANB de vervulling van de voormelde grondvoorwaarden kan vaststellen, dient de aanvrager onder meer de genomen maatregelen ter preventie van wildschade op het formulier te vermelden.

Indien het ANB de aanvraag toelaatbaar (ontvankelijk) verklaart, wordt een plaatsbezoek gepland om de schade te laten vaststellen en onderzoeken door een ambtenaar, bijgestaan door één of meer deskundigen. Het ANB maakt een verslag op over het plaatsbezoek, waarop de schadelijder zijn opmerkingen kan formuleren.

Indien de schade meteen geraamd kan worden, wordt de beslissing tot inwilliging of afwijzing van de aanvraag binnen 30 werkdagen per aangetekende brief verzonden naar de schadelijder. Als de schade niet meteen geraamd kan worden, wordt bijkomend advies ingewonnen bij een instantie die over expertise beschikt die toelaat om de omvang van de vergoedbare schade te bepalen. Bij wildschade aan teelten of oogsten wordt in hetzelfde geval ook een tweede plaatsbezoek georganiseerd kort voor de oogst. Over dit advies of het bijkomende plaatsbezoek wordt opnieuw een verslag opgemaakt en aan de schadelijder afgetoetst voor opmerkingen. Het ANB zendt de definitieve beslissing over de aanvraag naar de schadelijder binnen de 6 maanden na het eerste plaatsbezoek, dan wel binnen 40 dagen na het voormelde tweede plaatsbezoek.

Plan van aanpak

Zoals intussen duidelijk is geworden, blijft het vergoed krijgen van wildschade geen evidente aangelegenheid. Het is daarom zaak om de slaagkansen maximaal te maken door enerzijds de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen en anderzijds kort op de bal te spelen als er zich een schadegeval voordoet.

Qua voorzorgsmaatregelen omschrijft de code van goede praktijk verschillende maatregelen die een landbouwer moet nemen om schade door bejaagbaar en niet-bejaagbaar wild te vermijden. Enkele voorbeelden zijn:

• Het plaatsen van afsluitingen, schrikdraad of andere fysieke barrières om de toegang van wild tot de gewassen te beperken.

• Het gebruik van afschrikmiddelen, zoals geluid, licht, geur of smaak, om het wild te verjagen of te ontmoedigen.

• Het toepassen van een gevarieerde teeltrotatie, met een afwisseling van gewassen die aantrekkelijk en minder aantrekkelijk zijn voor het wild.

In de code van goede praktijk worden die maatregelen uitdrukkelijk gelinkt aan bepaalde diersoorten.

Wanneer er ondanks de voorzorgsmaatregelen toch schade door wild wordt vastgesteld, moet de landbouwer onmiddellijk in actie schieten. Vooreerst kan bij de verzekeraar nagegaan worden of er op basis van een verzekering bijstand kan zijn, bijvoorbeeld voor de aanstelling van een eigen deskundige of advocaat. Soms stelt de verzekeraar zelf de ingebrekestelling op. Vervolgens zal het zaak zijn om zo snel mogelijk uit te maken welke soort wildschade het betreft en wie daarvoor aangesproken kan worden. In het geval van schade door bejaagbaar wild kan de gerechtelijke procedure het best zo snel mogelijk worden opgestart, zodat de schade nog nuttig kan worden vastgesteld door de rechtbank en een deskundige. Indien het evenwel gaat om schade door niet-bejaagbaar wild, moet de schadelijder binnen 12 werkdagen na de vaststelling van de schade een aanvraag indienen bij het Agentschap voor Natuur en Bos.

Jan Opsommer

Lees ook in De jacht

“Mijn favoriete plaats is de grens tussen bos en veld”

De jacht Thomas Linssen uit Kinrooi is melkveehouder en jager. Hij heeft altijd een hart gehad voor natuur én landbouw, en nam daarom 13 jaar geleden het melkveebedrijf van zijn oom en tante over. “Als grotere boer vond ik weinig aansluiting bij de ‘groenen’. Die aansluiting vond ik wel bij de jagers”, zegt hij.
Meer artikelen bekijken