Startpagina Granen

Actualiteiten in de graanteelt besproken

Tijdens de graanavonden van het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) gaven Bram Vervisch en Jonas Claeys van Inagro én coördinatoren (LCG) toelichting bij actualiteiten in de graanteelt.

Leestijd : 4 min

Vooreerst gingen ze even in op de moeilijke uitzaaiperiode afgelopen najaar voor wintertarwe én bijgevolg het beperkte areaal dat daadwerkelijk is ingezaaid. Ook Inagro/LCG zaaide in Koksijde nog zeer laat proeven uit, op 20 januari jongstleden. Dat was de uiterste inzaaidatum dat ze zichzelf hadden opgelegd, want wintergranen hebben vernalisatie nodig.

“Dat is een zelfbeschermingsmechanisme tegen de koude”, leggen de coördinatoren van het LCG uit. “De plant wil eerst een koudeperiode ondergaan, anders is hij niet in staat om een aar te vormen.” Een periode van 6 tot 8 weken aan 0-10°C is nodig, optimaal is 0-3°C. Vorst is niet noodzakelijk!

Zijn zomergranen interessant?

Iedere landbouwer moet voor zichzelf uitmaken of zomergranen interessant zijn om te zaaien. Bij het LCG hielden ze het tijdens de graanavonden bij een teelttechnische toelichting. Vanaf half februari wordt gestart met het uitzaaien van zomertarwe tot half maart, wanneer het de beurt is aan wintergerst. De zaaddosering ligt op 300 à 350 korrels/m2. Dit is hoog, omdat het gewas minder tijd heeft dan wintervariëteiten om uit te stoelen. Op zware gronden mag dit nog eens met 15% verhoogd worden.

Er is een voorkeur om niet te ploegen in combinatie met een oppervlakkige zaai alvorens zomergranen in te zaaien, zo staat het gewas sneller boven en is er maximaal kans om uit te stoelen. Enkel wanneer een voorgaand gewas vernietigd moet worden, kan ploegen aangewezen zijn.

Het bemestingsadvies voor zomergranen ligt doorgaans ergens rond 100 à 120 kg N/ha, opgedeeld in 2 fracties, afhankelijk van het perceel en de voorteelt. Voor de zekerheid is een bodemstaal steeds aangewezen. De gefractioneerde toediening kan voor of kort na de zaai zijn (eventueel met drijfmest) en in het 1-2 knoopstadium. Een derde mogelijkheid is nog in het laatste bladstadium, maar dat is enkel als er duidelijk tekorten zijn. Het LCG raadt aan om dit jaar zeker oog te hebben voor de zwavelbemesting, want er is veel uitspoeling geweest.

Doorgaans kent zomergraan een lagere onkruiddruk, zeker van onkruidgrassen. Er zijn hier ook minder herbiciden erkend. Voor de ziektebeheersing dient er gekeken te worden naar de ziektes die later in het seizoen voorkomen, zoals bruine roest en fusarium.

Andere opties?

De opbrengsten van zomergranen liggen doorgaans 20% en meer lager dan die van wintertypes. De verklaring ligt in het kortere groeiseizoen. Volgt er een voorjaarsdroogte, dan is dit zeker nefast voor zomergranen.

Zaadhuizen geven aan dat er niet zo heel veel zaaizaad van zomergraan beschikbaar is én er is het lage financiële teeltsaldo. Telers zullen bijgevolg niet massaal overschakelen naar het verbouwen van zomergranen. Aardappelen of korrelmaïs telen kan interessanter zijn. Maar er zijn misschien nog opties.

Daarom kijkt het LCG naar eenjarige eiwitteelten die een maximaal subsidiebedrag van 600 euro/ha kennen. Een andere optie zijn eenjarige teelten met oogst, 230 euro/ha subsidie of faunafriendelijke hoofdteelten - zomergraan met een maximaal subsidiebedrag van 350 euro/ha.

Voornoemde eiwitteelten slaan op de gewassen: voedererwten, zomerveldbonen, soja, quinoa en drooggeoogste erwten, Vicia-bonen of Phaseolus-bonen. Ook een mengteelt van zomergranen en vlinderbloemige zomerteelt is mogelijk.

Bij de eenjarige teelten met oogst wordt bijvoorbeeld gedacht aan de teelt van hennep voor biogebaseerde toepassingen. Met deze teelt wordt ook de biodiversiteit gestimuleerd.

Onder de zomergranen zijn tarwe, gerst, rogge en haver subsidieerbaar als ze geteeld worden in een beheergebied voor akkervogels. Deze gewassen hebben een ijlere stand en zijn zo faunavriendelijk. Goed nieuws is dat de beheergebieden voor akkervogels in correlatie zijn met de klassieke graanregio’s die we in Vlaanderen kennen. Raadpleeg hiervoor GeoPunt of Agrilens, de applicatie van de Vlaamse overheid.

Bemesting

Het LCG en andere landbouwcentra merken de laatste jaren veel vragen bij landbouwers over de inzet van biostimulanten. Dit hebben ze vorige jaren meegenomen in proefveldonderzoek en hebben ze afgewogen tegen bemesting met kunstmest volgens advies en met zeugendrijfmest volgens advies.

Het opbrengstniveau van ieder bemestingsobject zat nagenoeg op niveau en was statistisch niet verschillend. Daardoor moeten de onderzoekers voorzichtig zijn in hun conclusies, maar zij stellen vooralsnog dat de meerwaarde van biostimulanten niet bewezen is. Meer onderzoek is misschien nog nodig. Er wordt wel op gewezen dat de toepassingsomstandigheden zoals tijdstip, temperatuur, luchtvochtigheid enorm belangrijk zijn voor het slagen van de inzet van biostimulanten.

Er werd nog aangeraden om eerst de onkruidbestrijding dit voorjaar uit te voeren in wintergraanvelden en dan pas de bemesting. Doen we het omgekeerd, dan voeden we het onkruid.

Aangezien er heel wat wintergraanpercelen laat ingezaaid zijn, weet je nu al dat ze niet hun volle opbrengstpotentieel kunnen halen. Pas daarom de totale bemesting aan en laat deze met 15 à 20% zakken. Percelen met een te lage standdichtheid kunnen eventueel vernietigd worden. Een absoluut minimum is 150 planten/m2.

Ten slotte werd nog geadviseerd om nog aan de zwavelbemesting te denken: 30 à 50 kg SO3/ha valt aan te raden, verdeeld over de eerste en tweede fractie, zeker nu er het vermoeden is dat er veel uitloging is geweest door de natte weersomstandigheden. Het laatste advies dat nog te horen viel, is dat het fractioneren van de bemesting altijd een meerwaarde biedt.

Tim Decoster

Lees ook in Granen

Biowanze schept duidelijkheid over herkomst van tarwe

Granen Biowanze wilt duidelijkheid scheppen over foutieve informatie die circuleert over de herkomst van tarwe die ze in hun vestiging in Wanze gebruiken. Hierom informeerden ze landbouworganisaties en pers met een informatiedocument midden april.
Meer artikelen bekijken