De moestuin na de moesson: Zomerse gewassen
Het voorjaar van 2024 was er een vol uitdagingen voor de moestuinier. De dagen zonder neerslag waren op 1 hand te tellen, waardoor het niet eenvoudig was om de bodem zaai- en plantklaar te krijgen. En als dat dan uiteindelijk gelukt was, lagen de slakken al op de loer om de vers gezaaide en geplante groentjes weg te vreten. Bovendien zorgde al die nattigheid al vroeg voor plaagdruk in het jonge aardappelgewas en in de buitenteelt van tomaten.

Vanaf nu kan het alleen maar beter. De watervoorraden zijn aangevuld en de zomer, met zijn lange en warme dagen, staat voor de deur. En laat dit nu net zijn wat planten nodig hebben voor een snelle en gezonde groei: vocht, zomerse temperaturen en voldoende licht.
Gelukkig zijn er ook nog heel wat teelten waar we vanaf nu mee aan de slag kunnen. Voor wie nog een plaatsje over heeft in de moestuin – snijsla en rucola kan je ook in potten of bakken op het terras telen – zetten we graag enkele gewassen op een rijtje waar je nu succesvol mee aan de slag kan.
Snijsla
Als je zelf wil zaaien, is snijsla de makkelijkste slasoort. Er zijn specifieke snijslasoorten, maar in de praktijk kan je bijna alle slasoorten telen als snijsla en kan je ook de soorten mengen, dan heb je bij de oogst al meteen een mengsla. Snijsla kan je gewoon ter plaatse zaaien en hoeft niet verplant of uitgedund te worden. Zaai op rijtjes met een tussenafstand van 10 tot 15 cm of gewoon breedwerpig. Opgelet: bij temperaturen boven 25 °C gaat sla in kiemrust, zaai in volle zomer dus het best tijdens koelere dagen en op plaatsen waar overdag wat schaduw is.
Na een viertal weken, als de blaadjes ongeveer 10 cm hoog zijn, kan er geoogst worden door de blaadjes met een mes of schaar net boven de grond af te snijden. Na de eerste oogst herneemt de groei en kan er nog een tweede keer geoogst worden. Vanwege de korte teeltduur kan er weinig fout lopen, zolang je de slakken maar van de jonge blaadjes weet weg te houden.
Rucola
Ondanks zijn misleidende namen – notenbladsla, mosterdkruid, raketsla – en zijn gebruik – het jonge blad met zijn pittige smaak wordt gebruikt in salades – is deze plant botanisch geen slasoort, maar wel een koolsoort. Het is een gewas met een typisch aroma en een specifieke, ietwat pikante, notensmaak.
Net als snijsla is het een sterke groeier (in de zomer kan je al na 3 weken een eerste keer oogsten) die van maart tot eind september gezaaid kan worden. Rucola groeit goed op alle grondsoorten, maar heeft behoefte aan veel zon. Er wordt gezaaid op rijtjes (15 cm tussen de rij, in de rij uitdunnen op 2 cm) of breedwerpig op een klein bedje. Als je op een verloren hoekje enkele plantjes laat in bloei komen, zaaien ze zichzelf uit en heb je jaarrond jonge plantjes.
Om problemen met knolvoet te vermijden, moet je wel regelmatig veranderen van perceeltje. Oogsten kan als het blad 8 tot 10 cm hoog is. Zorg ervoor dat het hart van de plant niet beschadigd wordt, dan kan je meermaals jonge blaadjes oogsten van dezelfde plant.
Zomerwortelen
Het klinkt misschien wat raar, maar zomerwortelen worden later op het seizoen gezaaid dan winterwortelen. Zomerwortelen kunnen worden gezaaid van april tot augustus. Het zijn snelgroeiende wortelen met een vrij korte teeltduur die al na 4 maanden een volgroeid gewas opleveren. In het algemeen hebben wortels behoefte aan een diep bewerkte, niet te zware bodem. Op zwaardere gronden met een minder goede structuur kan je als alternatief ronde worteltjes telen.
Voor de zomerteelt zijn het ras Nantes en zijn selecties de beste keuze. Zaai het fijne zaad maximum 1 cm diep op rijtjes met 25 cm tussenafstand. Probeer te zaaien met een tussenafstand van 8 tot 10 cm afstand, wat met het fijne zaad niet altijd gemakkelijk is. Als er te dicht gezaaid is, zal je nadien moeten uitdunnen op de gewenste afstand. Vanwege de langzame kieming (tot 4 weken) is onkruidbeheersing in het begin van de teelt cruciaal. Verder vraagt de teelt weinig zorgen, behalve problemen met de wortelvlieg. Gelukkig is er een goede methode om problemen met dit lastige insect te vermijden: teel zomerwortelen onder insectengaas.
Prinsessenboontjes
Deze boontjes zijn echte warmteminnende planten die kunnen gezaaid worden vanaf mei tot begin juli. Het succes van een geslaagde teelt hangt vooral af van de bemestingstoestand van de bodem en van de temperatuur van de bodem waarin de bonen 'gelegd' (bonen worden niet gezaaid maar gelegd) worden.
Om goed te kiemen hebben bonen een bodemtemperatuur van minimaal 9 °C en een luchttemperatuur van ongeveer 15 °C nodig. Onder die omstandigheden komen struikbonen al na 10 tot 14 dagen boven. Bonen mogen niet gezaaid worden na andere vlinderbloemigen en krijgen het liefst een plekje in de zon op een niet te zwaar bemest perceel. Net zoals alle vlinderbloemigen kunnen bonen door samenwerking met een bacterie, zelf in hun stikstofbehoefte voorzien. Bovendien zijn ze in de kiem- en jeugdfase gevoelig voor te veel meststof, waardoor groeiremming ontstaat en chlorose (gele bladeren). Te veel meststof zorgt bovendien voor een weelderige groei van het gewas, te weinig bloei en zwak uitgroeiende peulen die al snel gaan rotten. De bonen worden op 3 tot 4 cm diepte gelegd op 8 tot 10 cm van elkaar (eventueel per 2 of 3 samen) in rijen met een tussenafstand van 50 cm.
Tijdens de bloei en de peulvorming hebben bonen veel behoefte aan vocht. Daarom kan extra water geven tijdens die periode noodzakelijk zijn. Geef water steeds onderaan de voet. Natte bloemen gaan immers gemakkelijk schimmelen, waardoor de opbrengst sterk kan teruglopen. Regelmatig de jonge peulen oogsten zorgt ervoor dat het gewas langer doorgroeit en dat de oogstperiode langer wordt.
Zomerrammenas
Dit neefje van de radijs wordt vaak ook rettich genoemd, de Duitse benaming voor zomerrammenas. De naam is, net als radijs trouwens, afgeleid van het Latijnse radix (= wortel), verwijzend naar de verdikte wortel. Deze witte, lange (20 tot 30 cm), wortelvormige groente is door zijn snelle ontwikkeling geschikt voor de zomerteelt en kan gezaaid worden van april tot juli. De smaak is pikanter dan radijs, maar minder pikant dan die van winterrammenas.
In het algemeen vraagt rammenas een lichte, humusrijke en vochthoudende grond. Zwaardere grondsoorten zijn minder geschikt voor de zomervariëteiten en dienen voldoende diep bewerkt te worden om een mooi gevormde, lange wortel te krijgen. Voor de zomerteelt geniet zomerrammenas de voorkeur boven radijzen, omdat deze laatste zeer snel groeien en al gauw de neiging hebben om voos of zelfs hol te worden. Extra bemesting is niet nodig, te veel stikstof zorgt voor (te) welige loofgroei en weinig vruchtvorming.
Er wordt steeds ter plekke gezaaid op een diepte van 2 cm. Daarna volstaat het om de teelt onkruidvrij te houden. Zomerrammenas moet tijdig (lees jong) geoogst worden om voosheid te vermijden. Als men het loof verwijdert, kan men ze nog een tijdje bewaren in de koelkast.





