Startpagina Actueel

"Hoop op kweekvlees is groot, maar feiten zeggen iets anders"

Hoever staan onderzoekers nu echt met het ontwikkelen van zogenaamd ‘kweekvlees’? We stelden de vraag aan Lieven Thorrez, professor aan de KU Leuven, en kregen een nuchter antwoord: “Het is niet omdat we spiercellen kunnen kweken, dat je kan spreken van vlees zoals wij dat kennen.”

Leestijd : 4 min

We ontmoeten Lieven Thorrez aan de Kulak, de Kortrijkse campus van de KU Leuven, waar hij hoogleraar is aan de faculteit Geneeskunde. Thorrez geeft er onder andere les aan de studenten Biomedische Wetenschappen, maar spendeert ook veel tijd aan wetenschappelijk onderzoek. “We zijn bezig met onderzoek naar het maken van skeletspierweefsel”, steekt hij van wal. “En ik denk wel dat ik mag stellen dat we op dat vlak bij de Europese top behoren.”

Hoe zijn u en uw team beland bij het onderzoek naar kweekvlees?

Het onderzoek naar het maken van spierweefsels heeft de afgelopen 20 jaar een grote opmars gekend. De oorsprong ervan ligt in de geneeskunde, waar het ontwikkelen van bepaalde organen die kunnen dienen voor transplantaties een belangrijke droom is. Voor het transplanteren van organen van de ene mens naar de andere zijn er immers donortekorten en is er mogelijke afstoting. Weefsel maken afkomstig van cellen van de patiënt kan deze problemen mogelijks oplossen. Bijvoorbeeld buikspieren kweken in een labo zou een grote stap vooruit zijn die veel patiënten kan helpen, want voor herstel van deze spieren bestaan er geen goede alternatieven.

Hoever staan jullie in dit onderzoek hier in Kortrijk?

We zijn vandaag nog niet klaar om onze onderzoeken op mensen toe te passen, daarom onderzoeken we zoveel mogelijk het maken van spieren buiten het lichaam. Wanneer het niet anders kan, werken we met muizen of konijnen. Voor kweekvlees werken we uiteraard niet met menselijke cellen, maar hoofdzakelijk met koeiencellen. Er zijn meerdere mogelijkheden, maar wij kiezen ervoor om te starten met spierstamcellen, omdat deze uit zichzelf al de capaciteit hebben om spiercellen te ontwikkelen. Het nadeel is dat deze cellen niet oneindig deelbaar zijn. Op een bepaald moment stoppen ze met de celdeling. Het in 3D samenbrengen van de spiercellen gebeurt in een hydrogel, waarin we de cellen ook voedingsstoffen geven. We stimuleren de cellen, zodat ze zich gaan organiseren tot een minispiertje.

Is dit vergelijkbaar met een volwassen dierlijke of menselijke spier?

Op dit moment zeker nog niet. Je kan het qua kracht en opbouw eerder vergelijken met spieren van een foetus. De kracht om samen te trekken is veel minder in vergelijking met volwassen dieren of mensen en de samenstelling van wat er in de spiervezels zit, verschilt dus van volgroeide spiervezels. Bovendien werken we nog aan het maken van bloedvaten en is er ook nog geen functionele integratie met zenuwweefsel en pezen.

Mogen we dit dan kweekvlees noemen? Is er eigenlijk een definitie van kweekvlees?

Er is geen consensus voor de definitie van kweekvlees, laat staat voor de procedure die moet gevolgd worden om het te maken. Strikt genomen spreken we van kweekvlees wanneer het product gemaakt wordt op basis van cellen van het dier, maar buiten het dier om, én dat het product niet te onderscheiden is van vlees van een geslacht dier. Heel wat onderzoekers en vooral bedrijven gaan hier echter losser mee om en zien een grote hoeveelheid cellen, al dan niet aangevuld met plantaardige of andere producten, als kweekvlees.

En wat met de economische en ecologische kost van kweekvlees?

Een dier is nog steeds de beste bioreactor die er is. Het kan laagwaardige eiwitten als gras converteren naar waardevolle nutriënten. Dat in een industriële of in een labo-omgeving nabootsen, is heel moeilijk. Om te beginnen is er de kostprijs van de voedingsstoffen die de cellen te eten moeten krijgen. Dat loopt op tot honderden euro’s per liter en je krijgt maar er maar enkele tientallen grammen eindproduct uit. Grootschalige productie kan die kostprijs zeker drukken, maar of dat ooit in de buurt komt van klassieke vleesproductie, is nog maar de vraag.

Er zijn commerciële bedrijven actief binnen de productie van kweekvlees, maar we hebben er ook al veel zien verdwijnen. Wat is uw kijk hierop?

Er wordt heel wat geld in dergelijke bedrijven gepompt, ook door de overheid. De hoop dat we kweekvlees van goede kwaliteit op een verant-woorde manier kunnen produceren, is groot, maar daarbij wordt te vaak voorbijgegaan aan de feiten. Er is simpelweg nog veel meer onderzoek nodig naar het kweken van spierstructuren, zowel voor geneeskundige als consumptiedoelen. Ik spreek misschien voor eigen winkel, maar het steunen van onderzoek lijkt me vandaag veel waardevoller dan geld pompen in bedrijven die veel beloven, maar nog veel te bewijzen hebben.

Moeten veehouders de concurrentie van de kweekvleesindustrie binnenkort vrezen?

Nee, dat denk ik niet. Het Nederlandse Mosa Meat, opgericht door kweekvleespionier Mark Post, heeft een gloednieuwe vestiging, waar ze tienduizenden hamburgers willen maken in bioreactoren van 1.000 l. Als we uitgaan van 50.000 burgers van 150 g, dan kom je op een vleesproductie van 7.500 kg per jaar, wat overeenkomt met een zeer kleinschalige boerderij van 25 koeien. Ik stel me dan toch vragen bij de rendabiliteit daarvan en bovendien is de ecologische voetafdruk ervan ook nog helemaal niet duidelijk. Van de concurrentie zou ik als landbouwer niet wakker liggen, wel van de beslissingen die overheden nemen die het landbouwers moeilijk maken om nog te ondernemen. Ik hoop dat politici feit en fictie van elkaar kunnen onderscheiden en hierin helpen is precies de taak van onafhankelijke wetenschappers.

Nele Kempeneers (Pennenvrucht)

Lees ook in Actueel

Onderzoek toont impact van metalen op landbouwbodem

Akkerbouw Metalen en hormoonverstorende stoffen, zoals oestrogenen, vormen een reëel risico voor de duurzaamheid van landbouw en waterbeheer in Europa. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van de Chinese milieuwetenschapper Yuwei Jia aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).
Meer artikelen bekijken