Rabarber: een zure plant voor zoete bereidingen
De eerste vermelding van rabarber werd teruggevonden in Chinese geschriften die dateren van 2700 voor Christus. Rabarber werd er oorspronkelijk geteeld omwille van de medische eigenschappen van de wortel, waaruit men een krachtig purgeermiddel kon winnen. De oorspronkelijke soorten Rheum palmatum en Rheum officinale worden nu nog steeds aangeplant
Rabarber in de tuin
Rabarber is een meerjarig, kruidachtig gewas waarvan de bovengrondse delen afsterven in het najaar om in het vroege voorjaar weer uit te lopen. Bij vroege rassen beginnen ‘de neuzen’ zelfs al in februari te werken. Een belangrijk kenmerk van de verschillende rabarbervariëteiten is de kleur van de eetbare stengels: die kan variëren van groen over roze tot donkerrood. Als algemene regel kan men stellen dat de variëteiten met groene stelen zuurder smaken, maar vlugger groeien en meer en dikkere stelen voortbrengen. De soorten met de rode stelen zouden dan eerder minder zuur van smaak zijn maar minder groeikrachtig zijn en dus minder opbrengst geven.
Doordat rabarber een kruisbestuiver is en er vele verschillende soorten in omloop zijn, is het zaad niet soort-echt. Er groeien in de Vlaamse tuinen (maar ook elders in Europa) heel veel uitgezaaide soorten met elk hun specifieke eigenschappen. Wie bij buren of vrienden een soort met goede eigenschappen weet groeien, kan gewoon een stuk van de wortelpol uitgraven (zorg dat er minstens één neus op staat) en uitplanten in de eigen tuin. Er zijn ook geselecteerde variëteiten te koop (vaak op bestelling) in de tuincentra.
Planten en oogsten
Rabarber groeit het best op een zonnige plek maar groeit ook in de schaduw. Elke grondsoort is goed, mits deze voldoende vochtig, goed doorwortelbaar is en voldoende voedingsstoffen bevat . Omdat de plant heel lang op dezelfde plek blijft staan is een goede voorbereiding van de grond (voldoende diep losmaken en mengen met verteerde compost of verteerde stalmest) geen overbodige luxe. Eens uitgeplant kan men ieder jaar in de herfst de wortelstokken bovengronds afdekken met compost, die de wortelpol beschermt en de grond verrijkt. Het uitplanten gebeurt in de herfst (vanaf half september tot november) of het vroege voorjaar (februari-maart). Hiervoor kan men stukken wortelpol gebruiken die men losgestoken heeft van een goed uitgegroeide volwassen plant, of die men koopt in de handel. Stop de wortelstok zo in de grond dat de ‘neus’ ongeveer 5 cm onder de grond verdwijnt. Soms zijn er in de handel ook plantjes te koop die men tot eind april op de geschikte plaats kan uitplanten.
In het eerste jaar na het planten worden er best nog geen stelen getrokken (een proevertje kan natuurlijk wel), zodat de plant alle energie kan stoppen in het ontwikkelen van zijn wortelpol. De volgende jaren kan er naar believen geoogst worden. Oogsten kan door de steel onderaan vast te pakken, hem zachtjes naar buiten te buigen en hem dan met een licht draaiende beweging los te trekken. Men raadt aan om na de langste dag (21 juni) geen stelen meer te oogsten om de plant niet uit te putten. Om diezelfde reden worden bloemstelen best zo vlug mogelijk verwijderd.
Enkele tuintips
- Wanneer de plant na een aantal jaar steeds minder en fijnere stelen voortbrengt, kan men deze vernieuwen door met een scherpe spade de wortelpol in een viertal stukken te verdelen en deze opnieuw uit te planten.
- De stengels zijn op hun lekkerst als de bladeren volledig geopend en uitgegroeid zijn en de stelen lichtjes doorbuigen onder het gewicht van het blad.
- Deze eenvoudig te kweken groente, die gegeten en verwerkt wordt zoals fruit, die bijna geen zorgen nodig heeft en praktisch ongevoelig is voor ziekten en plagen verdient zeker een plaatsje in elke tuin of -in een ruime pot- op elk terras. Smakelijk.