Startpagina Economie

“Fatalisme is onze grootste vijand”

In 2050 zal de bevolking gestegen zijn tot ongeveer 9 miljard mensen. Dit is een enorm aantal, en die moeten worden gevoed. Dat wordt een ramp volgens sommigen, aangezien er niet genoeg ruimte is voor meer landbouw. Volgens demograaf aan de VUB Patrick Deboosere hoeft het zo’n vaart niet te lopen, en moeten we ons richten op doelmatig produceren.

Leestijd : 9 min

P atrick Deboosere is verbonden aan de Universiteit van Brussel en is gespecialiseerd in onder andere demografie, internationale migratie en vergrijzing. Hij weet dan ook goed hoe het zit met de bevolkingsgroei in de wereld. Zo weet hij te vertellen dat historisch de piek van de groei van de wereldbevolking rond 1963 lag en meer dan 2% per jaar bedroeg. Aan die snelheid verdubbelt de bevolking in 35 jaar. Vandaag de dag is die groei aan het afnemen. Nu stijgt de wereldbevolking nog met slechts 1% per jaar, wat betekent dat we er 70 jaar over zouden doen om in aantal te verdubbelen. En hij is er zeker van dat die bevolkingsgroei nog zal dalen.

De sterfte is afgelopen decennia overal afgenomen. De levensverwachting is gestegen direct na WOII van 48 naar 70 jaar ongeveer. Het aantal geboortes daalt ook, maar trager. Hierdoor krijg je een periode waarin de bevolking sterk gaat groeien. We gaan van een hoog sterftecijfer en van een hoog geboortecijfer, naar een periode waar beide laag zijn. Dat wordt de demografische transitie genoemd. Wanneer het sterfte- en geboortecijfer weer ongeveer gelijk zal zijn, stopt de bevolking met groeien en kan ze zelfs krimpen als het aantal kinderen onder het vervangingsniveau ligt.

Welke verschillen in bevolkingsgroei ziet u tussen landen?

In landen als Spanje, Italië en Duitsland ligt het geboortecijfer onder het vervangingsniveau van ongeveer 2 kinderen per vrouw, met slechts 1,2 tot 1,4 kinderen. Ook in Japan ligt het geboortecijfer veel lager dan het vervangingsniveau. In al die landen krimpt de bevolking dus. Naarmate het algemeen welzijn en het opleidingsniveau van vrouwen toeneemt, daalt het geboortecijfer. Het hoeft echter niet zo laag te zijn. In Frankrijk en in Zweden is het aantal kinderen per vrouw 1,8 à 1,9, wat ongeveer het vervangingsniveau is. Dit komt onder meer omdat in die landen goede faciliteiten bestaan zodat vrouwen hun carrière met hun gezinsleven kunnen combineren: langer ouderschapsverlof ook voor mannen, hogere kinderbijslagen, voldoende kinderopvang,… België ligt er ergens tussenin. Wij hebben een relatief goede kinderopvang, maar dat zou ook beter kunnen.

Wereldwijd bedroeg het aantal kinderen per vrouw in de jaren ’70 4,7 en dat is gedaald naar 2,5. In Europa zitten we nu zelfs onder het vervangingsniveau, met gemiddeld 1,6 kinderen per vrouw. De afgelopen jaren is dat cijfer ook sterk gedaald in Azië en Latijns-Amerika. Daar daalde het aantal kinderen van respectievelijk 5,4 en 5,3 kinderen per vrouw in de jaren ’70 naar 2,2 kinderen vandaag in die landen. Ook in Afrika is een dalende tendens te bemerken, hoewel hier de evolutie het traagst is: van 6,7 kinderen per vrouw in de jaren ‘70 is het aantal gezakt naar 4,5 kinderen. Dit is het snelst groeiende continent dus. Maar er zijn wel verschillen te bemerken tussen de landen in Afrika.

Welke rol speelt migratie dan

bij de bevolkingsgroei?

De belangrijkste migratie is de migratie die we niet zo sterk zien: de migratie van het platteland naar de stad. Landbouwers trekken vooral naar de stad omdat ze het op het platteland niet meer rooien en omdat ze hopen het daar beter te hebben en er werk te vinden met betere inkomsten dan op het platteland. De migratie over de landsgrenzen is een verdere stap in die migratie van platteland naar stad. De migratie die het meest visueel is en waar we het meest mee te maken hebben is de asielmigratie, maar die beslaat maar een heel klein deel van de totale migratiestroom. Het gaat dan om mensen die hun land ontvluchten door oorlogen, crisissen,…

Vandaag leeft voor het eerst meer dan 50% van de wereldbevolking in steden. Steden groeien heel sterk door migratie. Het geboortecijfer is er daarentegen meestal lager dan op het platteland omdat er in de stad immers meer toegang is tot onderwijs, medische verzorging, voorbehoedsmiddelen,...

Als in de meeste regio’s de groei afremt, moeten we dan wel schrik hebben dat we niet iedereen

kunnen voeden?

In de jaren ’60 was er de angst dat niet iedereen in voedsel kon voorzien worden omdat de snelheid van de bevolkingsgroei toen groter was dan de toename van de voedselproductie. Er werden boeken geschreven in de jaren ’60 en ’70 die grote hongersnoden aankondigden en voorspelden dat we niet in staat waren de wereldbevolking te voeden. Maar tussen 1960 en 1980 is er de “groene revolutie”: de landbouwtechnieken verbeterden waardoor de productie kon verhogen en grootschalige landbouw werd geïntroduceerd. Norman Borlaug – ook wel eens de vader van de Groene Revolutie genoemd – kreeg er als enige landbouwingenieur in 1970 de Nobelprijs voor de Vrede voor. Hij dreef de productie per hectare op door betere bemesting, betere irrigatie en verbeterde rijst- en graansoorten. Vanaf de jaren ’80 was de groei van de voedselproductie in de wereld veel sneller dan de bevolkingsgroei.

En toch zijn er nog gebieden

waar veel ondervoeding is.

Ja, maar dat is nu al veel minder. Na de Tweede Wereldoorlog was naar schatting 50% van de wereldbevolking ondervoed, nu is dat nog minder dan 10%. Eén van de millenniumdoelstellingen van de VN is wel om dat aantal te herleiden naar nul. In sub-Sahara Afrika was in 2015 nog 18% van de bevolking ondervoed.

Waardoor is de honger verminderd?

Zonder grootschalige landbouw waren we er niet in geslaagd om de wereld genoeg voedsel te geven. Maar die grootschalige landbouw heeft ook negatieve effecten. Kleine landbouwers verdwijnen bijvoorbeeld omdat ze niet genoeg voedsel kunnen produceren voor hun eigen inkomen. De prijzen van landbouwproducten zijn immers enorm gedaald, omdat meer voedsel kon geproduceerd worden met minder arbeid. De productie per man is enorm gestegen met de huidige technologieën en de mechanisatie van de landbouw.

Denk je dat we naar een toekomst gaan waarin enkel grootschalige landbouw voor voedsel zorgt?

Niet per se. Kleine boeren moeten ook kunnen overleven en een goed inkomen hebben. Het is niet de bedoeling dat 30% van de bevolking of meer in de landbouw actief moet blijven. Uiteindelijk gaan al die bevolkingen evolueren naar stedelijke bevolkingen die actief zullen zijn in industrie of diensten, maar in die evolutie kan er ook plaats zijn voor kleinschalige landbouw.

Men moet nadenken over manieren van landbouw die duurzaam zijn, en combineerbaar met kleinschalige landbouw, rond gespecialiseerde niches. Ook op het vlak van efficiëntie kan nog veel winst worden geboekt. Er gaat heel veel voedsel verloren. Bij ons is de hele voedselketen al ver ontwikkeld, maar in veel landen is er nog veel verlies bij de landbouwer, bij de opslag van voedsel of bij bewaring en transport.

Of nog verder in de keten tot bij de consument en dat is ook bij ons het geval. Men moet ook nadenken over energie-efficiëntie, vis kweken op basis van vismeel is minder efficiënt dan vis kweken met een plantaardig dieet.

Men kan afwegen: waar produceer ik het efficiëntst met de minste transportkosten. Sommige tropische vruchten kan je kweken in serres, maar dat is minder efficiënt dan de teelt in tropische landen zonder serres. Maar dan moet je ze transporteren, wat CO2 en energie kost. Aan de andere kant kan je niet zeggen dat mensen geen tropische vruchten meer mogen eten. Er zijn mensen die in hun land een inkomen hieruit halen, en die ketting kan je niet zo maar stopzetten. De evenwichten zijn niet altijd eenvoudig te vinden. Eigenlijk moet er een goed landbouwbeheer zijn op wereldvlak met tegelijk aandacht voor de specifieke mogelijkheden en behoeften van elk land.

Grootschalige landbouw is nodig om de mensen te voeden in de toekomst, maar in kleinschalige landbouw kunnen we enorme vooruitgang boeken. In de rijkere landen zie je dat er vraag is naar specifieke producten die moeilijker te vinden zijn in grootschalige landbouw. Maar in armere landen, waar de boeren nog een groot deel van de bevolking uitmaken, moet je maatregelen nemen ter bescherming van kleinschalige landbouw die een belangrijk onderdeel is van het economisch weefsel en wel zodanig dat de evolutie naar een meer stedelijke maatschappij geleidelijk kan plaats vinden.

Welke rol speelt verstedelijking?

Het tempo van de overgang naar steden is belangrijk. Het is niet de bedoeling landbouwers in armoede te storten omdat ze niet kunnen concurreren met de grootschalige landbouw. Dat is slecht beleid. Maar men kan ook niet landbouwers zo subsidiëren dat ze niet verder gaan kijken om efficiënter te werken. Hierin moet het beleid evenwicht zoeken. Naar mijn gevoel is er geen probleem dat de steden niet meer zouden bevoorraad kunnen worden door het platteland.

Maar aan de andere kant kan men zich afvragen of het een goede manier is om megasteden te ontwikkelen met grote afstanden naar het platteland. Moeten we niet zoeken naar evenwichten, en middelgrote steden ontwikkelen? Uiteraard kan men nadenken over alternatieven zoals stadslandbouw. Daar zitten mooie perspectieven in. Maar dat zal slechts zorgen voor misschien enkele procenten van de totale voedselbehoefte in de nabije toekomst. Later kan dat meer zijn maar dat is nog koffiedik kijken.

Welke rol heeft het landbouwbeleid hierin?

Politici moeten bekommerd zijn om de noden van de boeren op het platteland. In de meeste landen wordt wel gezocht naar oplossingen om de voedselproductie op te drijven. Ook dat is een proces. Er kunnen misoogsten zijn door rampen zoals orkanen. Maar sommige misoogsten hebben te maken met het ontwikkelingsniveau op landbouwgebied. Als je alleen over primitieve irrigatietechnieken beschikt dan kan droogte heel hard toeslaan. Verbetering komt door kennis van nieuwe technieken, en die kennis moet onderwezen worden. Maar voor verbeteringen kan het ook nodig zijn dat een landbouwer moet investeren. Microleningen kunnen dan helpen, maar dan moet er een bancair systeem aanwezig zijn tot op het platteland. En dat is ook niet altijd het geval. Wil je de landbouw veranderen, dan moet je heel veel veranderen - zoals het onderwijs of het financieel systeem -, en dat komt maar geleidelijk op gang.

Zie je een probleem in

klimaatvluchtelingen?

Er zijn nog veel onbekenden, zoals in welke mate we erin slagen om de doelstellingen te halen om de opwarming van de aarde tegen te gaan ten gevolge van menselijke interventie. Er zijn nu al landen die bedreigd zijn. Bangladesh bijvoorbeeld heeft een grote populatie die leeft in een vlak deltagebied dat bedreigd wordt door het stijgende waterpeil. Men kan verwachten dat een deel van die bevolking naar het binnenland of naar India zou kunnen uitwijken. Andere effecten van de klimaatopwarming zijn minder voorspelbaar: er zou op sommige plaatsen in Afrika verdorring kunnen optreden en hier kan men niet echt voorspellen wat er gaat gebeuren. Ik verwacht door de verwoestijning niet direct migratie naar Europa. In de eerste plaats zullen er verschuivingen gebeuren binnen de betrokken landen.

Mensen vergeten echter dat er ook succesverhalen zijn. In de jaren ’80 dacht men dat de bossen zouden verdwijnen door zure regen, maar door onder andere het plaatsen van filters is de emissie van zwaveldioxine enorm gereduceerd en is de verzuring van de neerslag gekeerd. Bij de klimaatsverandering zijn er nog te weinig succesverhalen en tegelijk zijn mensen zich niet bewust van de urgentie. Maar we kunnen wel degelijk iets aan de klimaatopwarming doen en we moeten mensen daarvan bewust maken. Het is het fatalisme dat de grootste vijand is.

Dat we doemdenken, en dat we dus denken dat we problemen krijgen met mensen voeden?

Ja. En dat hoeft niet. Mensen blijven niet bij de pakken zitten, integendeel. We hebben al een hele weg afgelegd ondanks de groeiende bevolking. Er zijn veel dingen die beter zijn nu dan 50 of 100 jaar geleden. Nog nooit waren er zoveel mensen die konden lezen en schrijven, en nog nooit waren er zoveel mensen die een hogere opleiding hebben gevolgd. In alle opzichten is er nog nooit zoveel vooruitgang geweest als vandaag, maar dat betekent niet dat er geen uitdagingen zijn. De uitdagingen waarvoor we staan zijn nog zeer groot. Het is niet omdat er nog nooit zo weinig mensen honger hebben geleden, dat we moeten verdragen dat er nog mensen honger lijden. Binnen het jaar kan het hongerprobleem opgelost worden. Duurzaam honger oplossen zal wel meerdere jaren kosten, zo’n vijf à tien jaar. Maar het is mogelijk. MV

Lees ook in Economie

Michael Gore: “Als het zo doorgaat, glijden we opnieuw af naar een crisis in de vleesveesector”

Vleesvee Het aantal runderslachtingen staat op een historisch laag niveau. We produceren vandaag de dag minder rundvlees dan in 1970 en als je het aan Michael Gore, afgevaardigd bestuurder van de nationale beroepsvereniging voor slachthuizen, uitsnijderijen en groothandels (Febev), vraagt is de bodem nog niet in zicht. “We kunnen deze neerwaartse trend alleen stoppen bij de basis: de boer, alsook de tussenschakels in de vleesproductieketen, moeten een eerlijke prijs ontvangen voor hun product. Dat is de impuls die we nodig hebben om de hele keten draaiende te houden.”
Meer artikelen bekijken