Startpagina Melkvee

Investeren in jeugdgroei rendeert

‘Jongvee is het melkvee van de toekomst’, wordt wel vaker eens gezegd. Nochtans worden vaarzen vaak onder suboptimale omstandigheden opgefokt.
Leestijd : 5 min

Ondanks dat we allen weten dat vaarzen moeten afkalven op een leeftijd van 24 maanden, ligt dit in België en Nederland gemiddeld op 26 maand. In het kader van de huidige economische uitdagingen waaraan de melkveehouderij wordt blootgesteld, wordt het steeds belangrijker om vaarzen (kosten-)efficiënt op te fokken met het oog op het bekomen van een gezonde, goed producerende, vruchtbare vaars die gedurende meerdere lactaties op het bedrijf kan blijven.

Tweede grootste kostenpost

De opfokkost van een vaars tot lacterende koe varieert sterk, maar kost op een gemiddeld bedrijf  €1.500. Elke dag dat de afkalfleeftijd van een vaars uitloopt na 24 maanden moet er  €2 tot  €2,5 bovenop deze kost geteld worden. Wanneer dit bekeken wordt ten opzichte van de totale bedrijfskost, kan dit oplopen tot 20% van alle kosten op het bedrijf. Na de voederkost komt het opfokken van een vaars daarmee op de tweede plaats.

Enorme verschillen

Reductie van de leeftijd bij eerste kalving leidt tot een daling van de opfokkosten. Dit wordt veroorzaakt door een daling in het aantal vaarzen dat aangehouden moet worden als vervangingsvee (tabel 1).

jongvee

Zo zal een bedrijf met 100 koeien, een gemiddelde afkalfleeftijd van 28 maanden en een vervangingspercentage van 29% elk jaar 71 vaarzen moeten opfokken. Wanneer echter de gemiddelde afkalfleeftijd daalt naar 24 maanden moet dit bedrijf elk jaar 10 vaarzen minder opfokken. Wanneer dit bedrijf het vervangingspercentage vervolgens ook kan doen dalen van 29% naar 23% door een goed algemeen management én een goed management van de vaarzen tijdens de opfok, daalt het aantal vervangingsvaarzen verder van 61 naar 48. Dit betekent een enorme besparing in de opfokkosten voor de vaarzen voor dit bedrijf.

Een goede start is goud waard

Een succesvolle opfok start reeds bij de geboorte. Zorg daarom voor een ruime afkalfbox die voldoende en vaak ingestrooid wordt. Deze wordt best niet gebruikt als ziekenboeg. Verwijder het kalf na de geboorte zo snel mogelijk uit de afkalfbox om de kans op besmetting vanuit de omgeving te minimaliseren. Tegenwoordig wordt er steeds vaker aangeraden om het kalf te laten likken door de koe; dit om de ademhaling en het afkomen van de eerste urine en mest (meconium) te bevorderen. Om dit mogelijk te maken kan gebruik gemaakt worden van een zogenaamde ‘cuddle box’ (figuur 1). Deze wordt geïnstalleerd voor het vanghek waar de koe wordt vastgezet om de biest te melken en laat toe dat het kalf gelikt wordt in een propere omgeving. Vervolgens kan ook hier meteen de eerste biest aan het pasgeboren kalf toegediend worden.

Figuur 1: De cuddle box laat toe om het kalf te laten likken door de koe.
Figuur 1: De cuddle box laat toe om het kalf te laten likken door de koe. - UGent

Minstens vier liter biest

Iedereen weet intussen dat het uitermate belangrijk is om een kalf voldoende biest te geven. Toch worden hier nog vaak fouten tegen gemaakt. Nochtans toont onderzoek aan dat kalveren bij een goed biestmanagement niet alleen minder kans hebben om ziek te worden, maar ook beter presteren tijdens het latere leven. De placenta van het rund is tijdens de dracht ondoordringbaar voor antistoffen. Dit zorgt ervoor dat elk kalf zonder antistoffen geboren wordt. De aanwezigheid van voldoende maternale antistoffen is echter van uitermate groot belang om het kalf te beschermen tegenover alle schadelijke kiemen. Geef daarom aan elk kalf minstens vier liter biest van goede kwaliteit binnen de eerste zes uur van het leven. Biest van een goede kwaliteit bevat minstens 50 gram IgG (antistoffen). Elk kalf moet minstens 200 gram IgG binnen krijgen via de biest. De biestkwaliteit kan op een eenvoudige manier bepaald worden. De digitale refractometer (figuur 2) is hiervoor veruit de meest praktisch.

Figuur 2: De digitale refractometer.
Figuur 2: De digitale refractometer. - UGent

Hou de kop laag

Indien het kalf geen biest wil drinken via de speenfles, kan deze ook opgegoten worden met een slokdarmsonde. Dit heeft geen invloed op de opname van de antistoffen ter hoogte van de darm, maar moet wel op een correcte manier gebeuren om terugvloei van de biest met verslikking tot gevolg te voorkomen. Hou daarom steeds de kop van het kalf zo laag mogelijk tijdens het opgieten. Zo zal de biest via de mond of neus naar buiten lopen bij terugvloei en verslikt het kalf zich niet. Reinig ten slotte de speen en de slokdarmsonde steeds grondig om bacteriële groei en overdracht naar het volgende kalf te voorkomen. Dit gebeurt best eerst met lauw tot warm (40 °C) water en een ontsmettingsmiddel om de melkresten weg te spoelen. Vervolgens kan de speen of sonde met heet water uitgespoeld worden. Zo wordt voorkomen dat de eiwitten van de biest neerslaan bij een te hoge temperatuur. Dit kan immers een voedingsbron vormen voor de groei van bacteriën.

Investeren in jeugdgroei rendeert

Recent onderzoek toont aan dat kalveren die tijdens de periode voor het spenen meer groeien ook beter presteren tijdens het latere leven. Zo kan voor elke kilogram extra groei per dag tijdens de melkperiode een extra productie van 850 kg melk bekomen worden tijdens de eerste lactatie, een effect dat zich ook verder zet tijdens latere lactaties. Een goed gevoede vaars zal ook minder vaak ziektes, zoals diarree en luchtwegproblemen, meemaken. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat deze dieren langer in de kudde zullen kunnen aangehouden worden.

Om een goede groei te bekomen moet er voldoende energie aangeboden worden aan het groeiende kalf. Dit wordt best gerealiseerd tijdens de melkperiode door het aanbieden van voldoende droge stof melkpoeder. Er wordt hierbij best gestreefd naar een dagelijkse opname van 1.000 gram droge stof.

Opname stimuleren

Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door 8 tot 10 liter per dag aan een concentratie van 150 gram/liter van een kwalitatief melkpoeder aan te bieden (figuur 3).

Figuur 3: Het verhogen van het aantal liters melk is een manier om het drogestofopname te verhogen.
Figuur 3: Het verhogen van het aantal liters melk is een manier om het drogestofopname te verhogen. - UGent

Een andere mogelijkheid is om de concentratie van de melk te verhogen. Het opbouwen van de melk kan snel gebeuren. Bij het aanbieden van grotere hoeveelheden melk moet de melk bij het spenen echter wel geleidelijk afgebouwd worden. Dit kan door stapsgewijs de hoeveelheid melk te verminderen vanaf een leeftijd van 30 dagen. Zorg er ook voor dat de kalveren steeds toegang hebben tot vers kracht- en ruwvoer. Ook moet er steeds vers water aanwezig zijn voor de kalveren. Dit stimuleert ook de opname van krachtvoer. Het groeperen van de kalveren op een leeftijd van 14 dagen stimuleert ook de voederopname. Dit is mogelijk op voorwaarde dat de kalveren voldoende biest opgenomen hebben en dat er voldoende energie via de melk verstrekt wordt om weerstand te bieden tegen de infectiedruk.

Meten is weten

Tijdens de eerste acht weken van het leven wordt een groei nagestreefd van 750 tot 1.000 gram per dag. Dit betekent dat het kalf op een leeftijd van 56 dagen minstens 80 kg moet wegen. Op 6 maand is dit 200 kg en op 13-14 maand (inseminatieleeftijd) is dit 380 tot 400 kg.

Op deze controlepunten kan het gewicht van het jongvee eenvoudig geschat worden door het meten van de borstomtrek. Dit gebeurt door een meetlint rond de borstkas van het kalf te plaatsen (figuur 4), net achter de ellebogen en deze lichtjes aan te spannen.

Figuur 4: Meten van de borstomtrek.
Figuur 4: Meten van de borstomtrek. - UGent

Met behulp van omrekentabellen kan vervolgens het geschatte gewicht eenvoudig afgelezen worden. Door daarboven ook nog de schofthoogte te meten (ter hoogte van het hoogste punt van de schouderbladen) kan er nagegaan worden of het kalf voldoende in de hoogte groeit en niet teveel vet afzet. Een kalf van acht weken heeft een schofthoogte van 87 cm, op 6 maand is dit 100 cm en op 13 maand is dit minstens 125 cm. Dit kan eenvoudig gemeten worden met een stokmaat of door op de juiste hoogte een horizontale lijn te trekken op de muur van een gang waar de dieren vaak langskomen.

Karel Verdru

Dierenarts, Vakgroep Voortplanting, Verloskunde en bedrijfsdiergeneeskunde, UGent

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken