Startpagina Mechanisatie

Afvoercapaciteit bepaalt rendement hakselaar

De logistiek die komt kijken bij het hakselen van maïs is de laatste jaren stevig in beweging. Zo concluderen we toch na gesprekken met loonwerkers, landbouwers en machineleveranciers. Meerdere redenen liggen aan de basis van de vernieuwing binnen dit domein van de landbouwmechanisatie. Heel duidelijk is dat het rendement van de hakselaar bepaald wordt door de afvoercapaciteit.

Leestijd : 7 min

De vernieuwing in het wagenpark van de loonwerkers om gehakselde maïs af te voeren kent meerdere oorzaken. Enerzijds neemt de capaciteit van de hakselaars toe, waardoor meer afvoercapaciteit richting kuil nodig is. Anderzijds is wetgeving voor het op de markt brengen van landbouwvoertuigen verstrengd. Maar ook kampen loonwerkers met een gebrek aan gekwalificeerd personeel om de taak te volbrengen.

Beweging in machinepark

Allemaal redenen die de sector de laatste jaren heeft aangezet om grotere aanhangwagens te kopen, waarbij 3-assers de oplossing lijken te bieden en aan populariteit aan terrein winnen. Maar ook loonwerkers stelen zich vragen bij hun bedrijfsvoering en hoe ze op komende uitdagingen kunnen inspelen. In de artikels die hierna volgen brengen we de visie van verschillende loonwerkers. Ieder werkte een oplossing uit die bij zijn bedrijfsvoering en klanten past.

Regionale verschillen

Een opmerkelijke vaststelling die we deden, is een verschil in regio. De provincies Antwerpen en Limburg houden er inzake machinekeuze een andere visie op na dan de andere Vlaamse provincies.

“West- en Oost-Vlaanderen en het gros van de provincie Vlaams-Brabant kiest voor silagewagens om gehakselde maïs af te voeren, voorzien van tractie-assen én ze lossen hun lading over de silo. In Antwerpen en Limburg wordt dan weer hoofdzakelijk voor kippers gekozen die voor de silo lossen”, zegt commercieel vertegenwoordiger Michael Peeters van Joskin.

Hoe de logistiek bij het hakselen van maïs wordt aangepakt, blijkt een sterke regio-invloed te kennen.
Hoe de logistiek bij het hakselen van maïs wordt aangepakt, blijkt een sterke regio-invloed te kennen. - Foto: TD

“Nadeel van deze laatste werkwijze is dat er iets meer plaats nodig is op het erf, voor de silo. Bovendien is een bulldozer nodig om het materiaal op de silo te verdelen. Voordeel is dan weer dat een bulldozer heel geschikt is om het gehakseld product aan te rijden én deze methode zorgt voor veel minder vervuiling van de silo met aarde.” Tevens zijn de kip- en silagewagens die hier gebruikt worden goedkoper in aanschaf, dan de klassieke Vlaamse silagewagen met tractie-assen. Een kipwagen is natuurlijk ook polyvalenter dan een silagewagen. Dit wil niet zeggen dat we in deze regio geen silagewagens tegenkomen. Sommige loonwerkers hebben deze op hun erf staan en komen er pas mee naar buiten als het nat wordt, of om de maïs op de minder draagkrachtige gronden te hakselen.

Kijken we naar Wallonië dan is het nagenoeg een fifty-fifty verhaal in de gehanteerde werkmethode. Maar er wordt hier toch steeds meer met kippers of silagewagens voor de silo gelost. Een silagewagen heeft het voordeel ten opzichte van een kipper dat hij lichter gebouwd kan worden, meer inhoud biedt en veiliger werkt (hoofdzakelijk bij lossen).

Nog een regionaal verschil waar Michaël op wijst is dat in de provincies Antwerpen en Limburg het perceel meestal ‘open gehakseld’ wordt door met de kipwagen achteruit achter de hakselaar aan te rijden. Dit voorkomt gemors van gehakselde maïs en de tractorcabine wordt niet vervuild. De kipbak lichtjes heffen, verbetert het zicht vanuit de tractor.

Verkoopcijfers

Exact cijfermateriaal over de verkoop van aanhangwagens en hun opdeling in type’s of categorieën is niet beschikbaar in ons land. In het ‘Economisch rapport 2018’ van Fedagrim (2019 was nog niet beschikbaar op het moment dat dit artikel geschreven werd) lezen we dat er 207 kip- en silagewagens verkocht zijn in 2018. Dit is het vierde jaar op rij een daling ten opzichte van het laatste topjaar 2014, toen er nog 435 kip- en silagewagens zijn verkocht. We spreken dus van een markt die in omvang is gehalveerd. De grootste daling zien we in de groep ‘kipwagens met 2 assen’.

Datzelfde rapport vermeldt nog “dat ook hier gezien wordt dat machines met grote capaciteit, zoals 3-assers in marktaandeel winnen.”

De groep ‘silagewagens met 2 assen’ is jaarlijks goed voor ruim 50 à 60 verkochte stuks. Bij de 3-assers schommelt het aantal geproduceerde stuks sterker van jaar tot jaar. Zo zijn 10 stuks verkocht in 2014, 26 stuks in 2015 en 8 stuks in 2018. Eerlijk gezegd hebben we wat moeite om deze info te interpreteren en strookt het niet echt met ons gevoel, of de echo die we uit de sector ontvangen. We hebben navraag gedaan bij Fedagrim en ze delen ons gevoel, maar was er bij afsluiten van dit nummer nog geen verklaring gevonden. Er is ook geen verplichte registratieplicht, dus kunnen we niet exact rekenen.

3-asser is koning

In de verkoopcijfers komt het misschien niet tot uiting, maar we denken dat we gerust de 3-asser tot koning van het veld mogen noemen. In regio’s waar we lang geen 3-assers zagen rijden, zien we ze nu ook opduiken. De verklaring erachter is dat het heel eenvoudig een prima logistieke oplossing is voor vele loonwerkers. Krappe boerenerven en veldinritten worden er dan maar bij genomen, of de schaalvergroting van het boerenerf speelt in het voordeel van de beschikbare manoeuvreerruimte voor de silagewagen.

Jan De Walsche van fabrikant Dewa geeft ons aan dat hij het liefst 2 3-assers te samen verkoopt aan één klant. “Hiermee bekomen we een oogsttrein waarmee we in zeer veel situaties uit de voeten kunnen.” Lukt dit niet, dan kan er nog altijd gemakkelijk geschakeld worden door 1 of 2 tandemassers bij te steken in de vloot. Jan benadrukt dat de hakselaar niet stil mag komen te staan omdat het vervoer voor het gehakselde product ontbreekt. “De afvoerwagens bepalen het rendement van de hakselaar”, zegt hij.

Ook Michael Peeters wijst ons op het succes van een 3-asser. “Eén 3-asser in de afvoervloot rijdt spreekwoordelijk meestal in de weg van de 2-assers op het veld. Het duurt langer om hem te vullen of het lossen duurt langer.” Hierom wijst hij er tevens op dat het belangrijk is om meer dan één 3-asser te gebruiken. “Kies vooral voor wagens met een gelijke inhoud, zo zit er een goed ritme in de oogsttrein.”

Kipkarren zijn echte multifunctionele voertuigen, maar nemen door hun constructiewijze iets minder maïs mee dan silagewagens en vragen meer ruimte voor de silo.
Kipkarren zijn echte multifunctionele voertuigen, maar nemen door hun constructiewijze iets minder maïs mee dan silagewagens en vragen meer ruimte voor de silo. - Foto: TD

Het succes van de 3-asser is mede te danken aan het moeilijk vinden van chauffeurs en de hoge loonkost. Dit argument hoorden we op meerdere plaatsen tijdens onze rondvraag. Van 3 dubbelassers kan zo gegaan worden naar 2 tridemassers. Een iets zwaardere tractor is dan wel welkom, maar meestal is dit geen groot probleem op het doorsnee loonbedrijf. Denk niet enkel aan het vermogen, maar ook aan het gewicht van de tractor om de wagen spreekwoordelijk meester te blijven. Het iets verhoogde brandstofverbruik bij een 3-asser is meestal niet van die orde om er over te vallen.

We hoorden ook zeggen dat de (verstrengde) wetgeving de loonwerkers doet grijpen naar een 3-asser. Op zich laat de wetgever u vrij in de aankoop. Maar we begrijpen wat bedoeld wordt. Wil je in regel op de baan zijn en veel volume in één keer vervoeren, dan is de 3-asser de uitkomst.

Begin dit jaar verstrengde de wetgeving voor getrokken landbouwmateriaal. Voor kip- en silagewagens wordt er nu strenger op toegezien dat de ‘bovenbouw’ of de laadbak niet breder is dan 2.55 meter. Hiermee komen we op dezelfde breedte uit dan dit van het klassieke vrachtwagentransport. Afhankelijk van de fabrikant liep de breedte van de laadruimte op zijn uiterste punt gemeten (bijvoorbeeld aan de aandrijving van het lostapijt) wel eens flink uit richting 2.70 of nog 2.80 meter. De nieuwe wetgeving maakt hier nu een einde aan. Constructeurs geven ons aan dat er hierdoor 10 à 15% aan laadruimte verloren gaat en ze voor modeljaar 2020 veelal moeten investeren in nieuwe ontwerpen en goedkeuringen.

Eerlijk gezegd begrijpen we de wetgever hier niet zo goed. Op niveau van de banden, mag een landbouwvoertuig 3 meter breed zijn, zonder in de categorie uitzonderlijk vervoer te vallen. De bovenbouw moet dan weer smaller zijn. Wil men éénzelfde transportcapaciteit nastreven, dan zijn er anno 2020 meer transportwagens nodig én dus meer verkeersbewegingen op de baan. We zouden net denken: hoe minder verkeer op de baan, hoe veiliger de situatie. Liever iets bredere transportwagens dan, meer transportcombinaties op de weg. Of zien we het hier verkeerd?

Aangedreven assen

Moeten we aangedreven wielassen onder de klassieke ‘Belgische’ silagewagen standaarduitrusting noemen of optie? Feit is dat het op onze markt nagenoeg standaard is dat een silagewagen over wielaandrijving beschikt. Maar alle fabrikanten geven ons aan dat ze dezelfde wagen richting buitenland verkopen zonder deze voorziening. Is het ongekend is ongeliefd of zit er nog een andere redenen achter?

Michael Peeters bemerkt in dit kader dat wielaandrijving meer vermogen én brandstof kost. “Ieder differentieel dat overwonnen moet worden, vergt 30 pk.” Hij gaat zelfs verder door te stellen dat loonwerkers zich onvoldoende bewust zijn van de kostprijs van het transport binnen het grotere plaatje van het maïs hakselen.

Op de Belgische markt is Joskin een beetje een buitenbeentje wat betreft silagewagens met tractie. "Als er vraag naar is, kunnen we hier zeker aan voldoen, maar Joskin is geen lokale constructeur en kijkt naar de wereldmarkt. Daarom leggen ze hun focus niet op een markt die jaarlijks zo’n 20 à 30 aangedreven wagens weerspiegelt”, luidt de verklaring. Wel zijn ze klaar om elektrisch aangedreven wielassen te leveren. Kijk hierbij naar het project dat ze samen met John Deere hebben uitgewerkt en op Agritechnica 2019 bekroond zagen met een gouden medaille.

De West-Vlaams fabrikant Dezeure innoveerde zelf en liet in opdracht een versterkte aandrijflijn ontwikkelen met zijn HD Drive assen. Het geheel is ontwikkeld om vermogens van 300 pk op de aandrijflijn los te laten en is 80% sterker dan de voorgaande versie, legt Siel Himpens ons uit.

Tweedehandsmarkt

De tweedehandsmarkt voor silagewagens is heel wisselend. Gebruikte exemplaren met een inhoud van 25 à 30 m3 zijn amper gewild bij ons. Meestal verdwijnen ze voor enkele duizenden euro’s naar het verre buitenland. Is het een nat jaar, dan gaan zelfs kleine occasies als zoete broodjes over de toonbank (bv. richting Noorderburen).

3-assers daarentegen zijn roofgoed op de tweedehandsmarkt.

Het succes van een gebruike silagewagen wordt bepaald door zijn inhoud, merk en de toestand van de aangedreven assen, bandenmaat, bedieningssysteem en het in orde zijn van de boorddocumenten.

Tim Decoster

Lees ook in Mechanisatie

Meer artikelen bekijken