Startpagina Gebouwen

Denk aan brandveiligheid nog vóór het gebouw er staat

Om veiligheidsredenen moeten er bij het optrekken van een nieuw gebouw of een bijgebouw van een bestaand gebouw basisnormen nageleefd worden inzake preventie tegen brand. Deze normen kunnen abstract lijken voor een landbouwer die niet vertrouwd is met dit soort informatie. Lisa Legros, kapitein in de preventiedienst van de hulpverleningszone van Picardisch Wallonië, geeft ons hier meer uitleg over.

Leestijd : 5 min

Het vernielen van gebouwen en machines, verlies van materiaal, oogst of opgeslagen voeder, vergiftiging of dood van het vee: een brand kan snel een landbouwbedrijf in gevaar brengen. Door talrijke maatregelen kan men misschien wel een dergelijk incident vermijden, toch moet men al van bij de constructie van een nieuw gebouw of een bijgebouw nadenken over brandpreventie. Deze maatregelen moeten beantwoorden aan de voorschriften van bijlage 6 van het koninklijk besluit van 4 juli tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie tegen brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. Deze bijlage wordt verduidelijkt door kapitein Lisa Legros tijdens een studienamiddag georganiseerd door de landbouwcomice van Doornik.

Industrieel gebouw, belangt het mij aan?

Om te weten of de nieuwe constructie valt onder voornoemde bijlage, dient men te weten wat een industrieel gebouw is. Lisa Legros: “Het betreft een gebouw of een deel van een gebouw dat gebouwd of ingericht wordt voor de verwerking of industriële opslag van materiaal of goederen, voor akkerbouw of voor de industriële bewaring van gewassen of voor veehouderij. Het betreft dus meer bepaald hangars om graan los te bewaren, varkens- en pluimveehouderij, paardenfokkerij, serres,... Andere gebouwen worden niet beschouwd als industrieel in de betekenis van bijlage 6. Het betreft gebouwen die doorgaans toegankelijk zijn voor het publiek (manege, tuincentrum...), gebouwen die slechts één verdieping hebben en een totale oppervlakte van minder dan 100 m2, constructies die niet geklasseerd worden als gebouwen (silo’s, opslagterrein voor tanks in open lucht), overdekte constructies en constructies in open lucht (waarvan de rook en de warmte gemakkelijk kan ontsnappen bij brand), delen van gebouwen waarin er geen industriële activiteit plaatsvindt (burelen,..) en ook constructies voor een industriële maar niet-professionele activiteit (veehouderij als hobby, serres die gebruikt worden voor persoonlijke doeleinden..)

En waarvoor is het bestemd?

Indien het gebouw of de uitbreiding die gebouwd moet worden gekenmerkt wordt als industrieel, zal de opdrachtgever, meer bepaald de landbouwer, er een klasse (van A tot C) aan moeten toewijzen. Deze klasse is afhankelijk van de warmtebelasting en geeft de risico’s weer waaraan het gebouw blootgesteld wordt bij brand. De klasse bevat informatie voor de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning, die wordt overgedragen aan de Preventiedienst van de bevoegde hulpverleningszone. We onderscheiden zo klasse A, toegewezen aan gebouwen bestemd voor akkerbouw, veeteelt, voor het slachten van dieren, voor het produceren van kaas,... Kortom, aan activiteiten die de brand niet kunnen aanwakkeren of verergeren. Daarentegen wordt klasse C toegewezen aan gebouwen voor de opslag van voedingsmiddelen voor vee en voedermiddelen, voor de opslag van vetten.. d.w.z. elke activiteit die de brand verergert. Tussen de twee vindt men klasse B (chocoladefabriek, grillroom, banketbakkerij).

Indien de opdrachtgever geen klasse toewijst aan het gebouw, zal deze automatisch door de bevoegde diensten in klasse C ondergebracht worden, wat de meest bindende klasse is. “Vergeet dit dus niet , zodat uw project geen bijkomende verplichtingen met zich meebrengt”, raadt kapitein Legros aan. Nochtans kan het nuttig zijn om klasse C te kiezen als de bestemming van het gebouw op een dag zou kunnen veranderen, zelfs indien deze niet beantwoordt aan de oorsponkelijke bestemming van de constructie. Eens de klasse van het gebouw bepaald is, zijn immers enkel de activiteiten toegestaan die overeenstemmen met deze klasse of met een lagere klasse. “Met klasse C kan men voor zoveel mogelijk overeenstemming zorgen”, voegt ze eraan toe. Indien het gebouw bestaat uit verschillende delen, kunnen ze elk aan verschillende klassen toegewezen worden. “Op voorwaarde dat de wanden die deze van elkaar scheiden voldoende vuurvast zijn.”

Stabiliteit, dichtheid en isolatie

De brandpreventie moet beantwoorden aan bepaalde doelstellingen: de evacuatie toelaten van de aanwezige personen, het vermijden van het uitslaan van de brand ( vlammen en rook) en het beschermen van de brandweerlui tijdens hun interventie. Deze preventie kan actief (brandblusapparaat,haspels...) of passief zijn. Bijlage 6 gaat specifiek hierover. Deze bijlage informeert de opdrachtgever over de parameters in verband met de weerstand waaraan het gebruikte bouwmateriaal zou moeten voldoen, naargelang de klasse waartoe het gebouw behoort. Het doel is om te vermijden dat de vlammen, de warmte en de rook in aanraking komen met externe elementen (woning, andere landbouwgebouwen, voertuigen,..). Er zijn drie parameters, volgens de functie van het bouwelement:

- stabiliteit of draagvermogen (symbool ‘R’) : het vermogen van het afzonderlijk element of van de structuur om de blootstelling aan het vuur of aan de warmte te verdragen;

- vlamdichtheid (symbool ‘E’): het vermogen van een scheidend bouwelement dat aan één zijde blootgesteld is aan een brand om geen vlammen en hete gassen door te laten

-thermische isolatie (symbool ‘I’): vermogen van een afzonderlijk element om warmte niet door te laten. Bijvoorbeeld, de draagmuren R60 (minimale stabiliteit- klasse A) of R120 ( minimale stabiliteit - klasse B en C) blijven respectievelijk gedurende minimum 60 of 120 minuten stabiel in geval van brand. Een deur is geen dragend element en zou dus niet ‘R’, maar ‘EI’ moeten zijn. Een deur met EI30, zal dus vlamdicht en thermisch geïsoleerd zijn gedurende 30 minuten.

“Deze verschillende parameters en de eraan gekoppelde waarden zullen vermeld staan in het verslag van de brandpreventie dat de opdrachtgever zal ontvangen. Deze zullen moeten nageleefd worden bij de constructie van het gebouw.” Als het gebouw er staat, zal het gecontroleerd worden door de brandweer.

Voorzie altijd twee nooduitgangen, in het geval dat men één ervan door de brand niet meer kan gebruiken , raadt kapitein Lisa Legros aan.
Voorzie altijd twee nooduitgangen, in het geval dat men één ervan door de brand niet meer kan gebruiken , raadt kapitein Lisa Legros aan. - J.V.

Bij evacuatie

Tijdens de constructie van het nieuwe gebouw of de uitbreiding moet er ook nagedacht worden over de plaatsing van de nooduitgangen. Lisa Legros: “Volgens de wet volstaat slechts een nooduitgang, indien er in het gebouw minder dan 50 mensen ondergebracht zijn. Ik raad echter aan om minstens twee nooduitgangen te voorzien, in tegenover elkaar gelegen zones. Indien de brand dicht bij de eerste uitgang uitbreekt en deze uitgang daardoor niet bereikbaar is, kan de tweede nooduitgang gebruikt worden.” De brandweerlui kunnen dan gemakkelijker bij het vuur. De afstand tot de uitgang moet minder zijn dan 60m, waar men zich ook bevindt in het gebouw. “En dit rekening houdend met de hindernis en dus met eventuele omwegen die gemaakt moeten worden.“ De deuren moeten opengaan in de richting van de evacuatie om deze gemakkelijker te laten verlopen. Daarom zullen ook signalisatie (pictogrammen) en noodverlichting door de opdrachtgever voorzien worden. “Tot slot, houd de vluchtwegen vrij. Door een vluchtroute op de vloer te schilderen kunt u uw gebouw structuur geven.”

Zorg er ook voor dat...

Volgens de wet hangt de noodzakelijke afstand tussen twee gebouwen af van het aantal ingangen in de gevels die tegenover elkaar staan. Deze afstand varieert tussen 0m (de gevels van de gebouwen zijn een uur lang vuurvast en er is geen ingang in de gemeenschappelijke wand ervan) tot in het slechtste geval 16m (de wanden zijn niet vuurvast). Hetzelfde principe geldt tussen een gebouw en een opslagruimte. “Voorzie bij twijfel een afstand van 16m.”

Tot slot zal de opdrachtgever moeten zorgen voor een actieve bescherming tegen brand: het installeren van detectoren, van een alarmsysteem en een systeem waarlangs de rook en de warmte kan ontsnappen (met naleving van de geldende normen).

Lees ook in Gebouwen

In een serrestal krijg je het gevoel dat je buiten staat

Gebouwen Bram Maes (37) plaatste bijna 2 jaar geleden een gloednieuwe serrestal voor 180 koeien op zijn bedrijf in Bellem-Aalter. De belangrijkste redenen daarvoor waren licht en lucht. De nieuwe diepstrooiselboxen worden gevuld door een instrooirobot met dikke fractie.
Meer artikelen bekijken