Startpagina Melkvee

Mini-KB IBR: Wat zijn de uitdagingen voor de resterende I2-bedrijven?

Met het mini-KB IBR neemt de sector verdere stappen die noodzakelijk zijn om het IBR-virus volledig uit te roeien en maatregelen om het verlies van het IBR-vrije statuut te beperken. Maar welke uitdagingen staan de resterende I2-bedrijven nog te wachten? En wat zijn de aandachtspunten voor rundveebedrijven waar nog heel wat IBR-dragers aanwezig zijn?

Leestijd : 4 min

Op 1 juli hebben nog 7,2% van de rundveebedrijven in Vlaanderen het I2-statuut. Deze resterende I2-bedrijven kunnen we opsplitsen in verschillende categorieën (zie figuur).

Stand van zaken op 1 juli van de I2-bedrijven.
Stand van zaken op 1 juli van de I2-bedrijven. - Bron: DGZ

Van de 912 I2-bedrijven kan 86% op korte termijn het IBR-vrije statuut behalen door gerichte afvoer en door virusverspreiding op het bedrijf te voorkomen. Dat zijn de bedrijven die ‘vermoedelijk vrij’ zijn en de bedrijven met ‘doorgroei op korte termijn mogelijk’, waar maar een zeer beperkt aantal IBR-dragers aanwezig is.

‘Attentiebedrijven’ zijn bedrijven waar meer dan 10% van de dieren IBR-drager is. Hiervan zijn er 90 bedrijven die nog nooit een IBR-vrij statuut behaalden en 41 bedrijven die wél eerder al het IBR-vrij statuut behaalden, maar helaas te kampen kregen met herinsleep en verspreiding op het bedrijf.

I2-bedrijven zonder IBR-dragers en ‘doorgroei op korte termijn mogelijk’

In de wetgeving zijn er nog geen concrete termijnen beschreven die bepalen tot wanneer I2-bedrijven nog kunnen bestaan. Dit najaar plant de sector bijkomende communicatie over de volgende stappen om IBR verder uit te roeien. Wat nu wel al duidelijk is, is dat elk rundveebedrijf dat (op korte termijn) kan doorgroeien er zeer veel baat bij heeft om het I3-statuut te behalen vóór april 2021. In 2021 zal er immers een nieuwe Europese IBR-wetgeving van start gaan waardoor de voorwaarden voor het behalen van een vrij statuut zullen verschillen van deze om een vrij statuut te behouden.

Welke actie neem je nu al om tijdig het I3-statuut te kunnen behalen?

Heb je geen (gekende) IBR-dragers meer op het bedrijf? Bespreek met je bedrijfsdierenarts welke stappen je moet nemen om het I3-statuut te behalen. Voornamelijk heel wat hobbybedrijven voldoen in feite aan de voorwaarden voor het I3-statuut, maar hebben het nog niet aangevraagd.

Bekijk of je al een eerste of tweede geldige IBR-screening hebt uitgevoerd. Voer elke toekomstige volledige screening in een zo kort mogelijk interval uit, in ieder geval binnen 1 maand, zodat de screening zeker kan aangewend worden voor doorgroei.

Een ‘volledige screening’ betekent dat alle runderen van het bedrijf die ouder zijn dan 12 maanden en alle aangekochte kalveren die jonger zijn dan 12 maanden gescreend zijn. Bedrijven waar 50 % van de dieren op het bedrijf geboren én jonger dan 12 maanden is, moeten ook deze dieren bemonsteren. Werk bij voorkeur met de bemonsteringslijsten in Veeportaal, deze kunnen je hierbij helpen.

Eerder beschreven we al de nieuwe aspecten voor I2-bedrijven binnen het mini-KB IBR.

Concrete acties voor I2-attentiebedrijven

Er zijn diverse redenen waardoor een bedrijf in het negende werkjaar van het IBR-programma nog altijd sterk besmet is en geconfronteerd wordt met een hoog aantal IBR-dragers. Er zijn zeker bedrijven waar IBR-bestrijding niet de hoogste prioriteit was. Op andere bedrijven kan de problematiek echter niet toegeschreven worden aan te weinig aandacht voor het IBR-programma. Vaak heeft besmetting te maken met een samenspel van meerdere factoren. IBR-succesvol bestrijden is namelijk een combinatie van:

a) IBR-dragers in een vroeg stadium opsporen, ze afzonderen en/of verwijderen,

b) een vaccinatieschema afstemmen op de bedrijfsrisico’s en correct opvolgen,

c) algemene bioveiligheid en bedrijfsvoering.

Vast staat dat, ongeacht de toegepaste IBR-vaccinaties, bedrijven met een grote bedrijfsgrootte en een hoog percentage IBR-dragers een hoog risico hebben op periodieke IBR-circulatie, waarbij jongvee en nieuwe (aangekochte) dieren besmet worden. Het komt erop aan om deze cyclus zo snel mogelijk te doorbreken, zeker omdat er in de volgende stappen van het bestrijdingsprogramma extra maatregelen zullen opgelegd worden. De komende jaren is het van groot belang om een bedrijfsspecifiek plan van bestrijding op te maken voor een IBR-vrije toekomst.

Wat zijn de acties en aandachtspunten voor de ‘attentiebedrijven’?

Breng systematisch alle IBR-dragers in kaart en bekijk in welke leeftijdscategorieën en waar in jouw bedrijf de IBR-dragers aanwezig zijn. Leg de focus op het negatief houden van het jongvee.

In eerdere berichten spraken we er al over dat de vaccinatievoorwaarden zijn veranderd: de nieuwe wettelijk bepaalde maximumleeftijd van vaccinatie bij primovaccinatie is uiterlijk 6 maanden en bij rappel/hyperimmunisatie uiterlijk 12 maanden.

Besef goed dat het wettelijk minimum opgelegde schema onvoldoende is op een ‘attentiebedrijf’, je bedrijfsdierenarts kan je hierover adviseren.

Dieren die bij de verplichte aankooponderzoeken IBR-drager blijken te zijn, kunnen (net zoals op alle reguliere rundveebedrijven) niet meer toegevoegd worden tot het bedrijf. Weet echter dat op ‘attentiebedrijven’ de quarantaineperiode kan benut worden om ervoor te zorgen dat de toegevoegde runderen een geschikte basisimmuniteit hebben door vaccinatie. Op die manier kun je voorkomen dat deze nieuwe dieren door runderen van het eigen bedrijf worden besmet.

Bespreek de IBR-situatie met de bedrijfsdierenarts. DGZ zal samen met de bedrijfsdierenarts blijvend aandacht hebben voor probleembedrijven.

DGZ

Meer weten over de aanpak van IBR op jouw bedrijf? Contacteer je bedrijfsdierenarts om een plan van aanpak op te stellen of de helpdesk van DGZ op tel. 078 05 05 23 of e-mail: helpdesk@dgz.be.

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken