De voedingsindustrie is voor het eerst de grootste industriële investeerder en we blijven de grootste industriële werkgever in België”, stelt Jean Eylenbosch, voorzitter van de federatie van de Belgische voedingsindustrie Fevia. “2017 is het jaar van alle records. Daarbij leggen we sterk de nadruk op export, want daar hebben we het meest gewonnen.”
Buitenlandse groei, binnenlandse krimp
Sterker, het is enkel dankzij de export dat de voedingsindustrie een omzetgroei van 5,1 % kon halen, tot € 52,6 miljard. In 2017 steeg de export namelijk met 7,5 % tot € 26,7 miljard. Op de binnenlandse markt kende de sector echter een krimp in volumes van 2,2 %. Die krimp zette het jaar voordien in met 0,6 %. De vier jaren voordien bleef de binnenlandse afzet min of meer stabiel.
Als belangrijkste reden geeft Fevia de relatief hoge, zich opstapelende taksen en accijnzen aan. Dat leidt onvermijdelijk tot grensaankopen, beweert de federatie. Gezondheidstaks bestaat niet in het buitenland, verpakkingsheffing ook niet, klinkt het. “Dat je belasting betaalt is vanzelfsprekend, maar het is de accumulatie”, betreurt Eylenbosch. Ook de aankoop van voeding via het web trekt aan, en de grote platformen zijn nu eenmaal allemaal buitenlands.
Export bedreigd
Frankrijk en Nederland zijn trouwe afnemers. Zij nemen elk ruim een vijfde van de buitenlandse afname voor hun rekening, een aandeel dat de voorbije tien jaar redelijk stabiel is gebleven. De groei zit in de verre export. Die nam toe met 15,5 % tegenover 2016. Het zijn de Verenigde Staten (VS) die hun steile klim verderzetten.
Maar ook daar maakt Fevia zich zorgen. Het huidige klimaat in de VS neigt meer naar protectionisme. Dichterbij experimenteerde Frankrijk al met de verplichte oorsprongsbenaming. Fevia’s directeur-generaal Chris Morris haalt aan dat de uitvoer van melk naar Frankrijk met 16 % is gedaald sinds voedingsproducenten de oorsprong van de melk in hun product moeten vermelden. “Dit is marktafscherming, geen fierheid. Het verschil zit hem in de verplichting”, vindt hij.
Small country, great food
Fevia kijkt naar de overheid voor oplossingen. De federatie formuleerde vier beleidsaanbevelingen. Eén daarvan gaat over het vergroten van het exportpotentieel door het merk “Food.be - Small country. Great food.” uit te spelen. “De samenwerking met Flanders Investment & Trade (FIT) en haar Waalse tegenhanger Awex is zeer goed. We zien dat het aanslaat”, prijst Eylenbosch.
Eylenbosch vraagt de overheid ook om het aanbod van de juiste profielen op de arbeidsmarkt te stimuleren. “Bakkersopleidingen bijvoorbeeld zijn nog teveel gericht op het starten van een eigen bakkerszaak, en te weinig op het meedraaien in een industriële bakkerij. De trend is nochtans dat er minder zelfstandige bakkers nodig zijn, terwijl wij een tekort ervaren aan goed geschoolde bakkers-operatoren.”
Geen zwerfvuil in mijn muil
Een derde beleidsaanbeveling richt zich tegen de gezondheidstaks en statiegeld. Over dat laatste wil Eylenbosch een genuanceerde mening geven. “De zwerfvuilproblematiek moet opgelost worden, dat willen wij ook. Elk jaar betalen we al € 320 miljoen aan verpakkingsheffingen, terwijl het naar schatting € 153 miljoen kost om het zwerfvuil op te ruimen. We hebben een heel engagementsplan opgesteld met concrete doelstellingen. We willen zelfs een resultaatsverbintenis aangaan. Hoeveel duidelijker kan het?”
Maar statiegeld is niet de manier, vindt hij. “Het drijft consumenten naar het buitenland voor hun inkopen. Statiegeld gaat banen kosten. Binnen het confettiverhaal van België is het niet de oplossing.” Morris valt hem bij: “De verpakkingsheffing is federaal, statiegeld is een milieu-aangelegenheid en dus Vlaams. Het één heft het ander dus niet op. Het biedt ook geen oplossing voor afval uit de buurlanden. Spreek je over statiegeld op Europees niveau, dan is dat al heel wat anders.”
Vlees en gezondheid
Ook voor de gezondheid van de burger doet de voedingsindustrie genoeg, vindt Eylenbosch. “Twee jaar geleden engageerden we ons om de samenstelling van onze producten aan te passen. We sloten een overeenkomst met minister van Volksgezondheid De Block (Open VLD) om de hoeveelheid caloriën, vet en suiker te verminderen. Daarvoor formuleerden we zorgvuldig becijferde doelstellingen. Begin juli maken we de resultaten bekend. Ik kan u zeggen: Wij hebben onze doelstellingen gehaald, ruim voor de deadline.”
Kan de voedingsindustrie er dan voor zorgen dat salami weer een plaats krijgt in de voedingsdriehoek? “Wij kunnen werken aan de samenstelling van de charcuterie zodat die gezonder wordt”, antwoordt Eylenbosch. “Het zoutgehalte is alvast fel verminderd, daar zijn zware inspanningen gebeurd.”
Lokale landbouw
“De vleessector is één van onze pijlers. Ze staat voor 10 à 12 % van onze inkomsten. Maar de sector lijdt. De vleesconsumptie daalde al met 16 % de voorbije 10 jaar, en de crisissen die recent de kop opstaken doen er ook geen goed aan. Ik vind het een aanval die de sector niet verdiend heeft”, betuigt Morris.
Is de consument vervreemd? Morris ziet alleszins een belangrijke rol voor het ketenoverleg. “We moeten de consument leren dat voeding meer is dan een prijs. Het is kwaliteit en daar moet voor betaald worden. We moeten samen kijken hoe we producten kunnen ontwikkelen met meer toegevoegde waarde.”
Wil de Belgische voedingsindustrie zich dan verbinden aan de Belgische landbouw? “Wij gaan ervan uit dat we er alle belang bij hebben om te werken met vaste, Belgische leveranciers. Dat is ons meer waard dan enkel de prijs. We zijn heel sterk gericht op de lokale landbouw, en we gaan die niet zomaar laten vallen. We weten welke kwaliteit we aankopen bij die mensen”, maakt Eylenbosch zich sterk.
DC