Nederland telt in 2018 in totaal 4.469 hokdierbedrijven (varkens en kippen). Daarvan staat een derde in Midden- en Oost-Brabant. Dat zijn vaak grotere bedrijven, blijkt uit de dieraantallen. Van de 12,4 miljoen Nederlandse varkens staan er 6 miljoen in Noord-Brabant. Dat zijn er meer dan in heel Vlaanderen: 5,7 miljoen. De Brabantse pluimveehouderij is verhoudingsgewijs minder groot dan de varkenshouderij. Maar met 26 miljoen kippen staat een kwart van de Nederlandse pluimveestapel evengoed in Noord-Brabant.
Naast een hoge veedichtheid kampt de provincie met forse agrarische leegstand. Op verzoek van de provincie deed kennisinstituut Alterra van Wageningen University & Research hier in 2016 zelfs apart onderzoek naar. De conclusies: tussen 2000 en 2012 zijn in Noord-Brabant 4.500 agrarische bedrijven ‘vrijgekomen’. Deels zijn die (al dan niet agrarisch) herbestemd, maar er bleef desalniettemin 2 miljoen m² aan leegstand over. Voor de periode 2012-2030 verwacht Alterra dat nog eens 5.000 bedrijven vrijkomen. En omdat bedrijven veel groter zijn geworden, betekent dat meer leegstand. De onderzoekers rekenen zelfs met 4,2 miljoen m². In totaal heeft dat 6,2 miljoen m² leegstand in 2030 tot gevolg.
Staldering als instrument
De provincie Noord-Brabant moet met een hoge veedichtheid en agrarische leegstand naar oplossingen zoeken. Zij had in Nederland al de strengste regelgeving voor de intensieve veehouderij en het eisenpakket is vorig jaar verder verzwaard. In juli 2017 ging Provinciale Staten van Noord-Brabant akkoord met een zeer omstreden pakket aan maatregelen voor een versnelde verduurzaming van de veehouderij.
Eén van de opvallende punten hieruit is staldering (dat overigens niet voor de melkveehouderij geldt). Staldering houdt in dat als een Brabantse boer 1 m² stal nieuw wil bouwen, hij elders in zijn regio 1,1 m² moet laten slopen of herbestemmen. Anders is nieuwbouw niet toegestaan. Het moet volgens de provincie verdere regionale concentratie van vee tegengaan, voor een betere spreiding zorgen en nieuwe leegstand voorkomen.
De provincie heeft voor die staldering in Midden- en Oost-Brabant zes regio’s van elk vijf tot elf gemeentes aangewezen. Binnen zo’n regio vindt ruilhandel van stalderingsrechten plaats. Een boer die wil uitbreiden, probeert bijvoorbeeld via een makelaar of bemiddelingsbureau een of meerdere stoppende boeren te vinden om aan zijn vierkante meters te komen.
Hier zitten echter haken en ogen aan, zegt Johan de Vos van agrarisch adviesbureau Geling Advies. “Het aanbod is beperkt, alleen boeren die na maart 2017 (hebben aangegeven te) stoppen, mogen meedoen aan staldering.” Dat is niet het enige. Staldering mag alleen als stoppers niet al in een andere regeling zitten. Ook de stalbezetting is medebepalend. Als een stal bijvoorbeeld voor 70 procent vol staat, gelden stalderingsrechten ook maar voor 70 procent. Bovendien is succesvol stalderen geen garantie voor definitieve nieuwbouw. Het is wel dé voorwaarde voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.
De Noord-Brabantse staldering is ‘uniek’ in Nederland. Het wordt nergens anders toegepast. In Limburg dus ook niet. Terwijl in het noorden van die provincie – in de Limburgse Peel – ook veel intensieve bedrijven zitten, vaak niet ver over de grens met Noord-Brabant. Toch leidt dat er volgens boerenorganisaties en agrarische adviesbureaus niet toe dat Brabantse boeren staldering omzeilen en nieuw bouwen in Limburg. Dat is volgens hen alleen weggelegd voor grotere bedrijven met meerdere locaties. En dan nog gebeurt het incidenteel.
Dure handel
De kosten van staldering zijn lastig in te schatten, maar boerenorganisaties ZLTO en Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) rekenen met bedragen van €30 tot €50 per m². Dan kunnen de kosten bij nieuwbouw flink oplopen”, zegt Herman Litjens, specialist omgeving van ZLTO. “Een nieuwe vleesvarkens- of pluimveestal zit al snel op 2.000 m². Dan heb je dus stalderingsrechten voor 2.200 m² nodig. Met €40 per m² komt dat neer op €88.000.”
Het jaagt Brabantse veehouders extra op kosten. Bovendien moeten zij al met veel andere zaken rekening houden. Zo is de verplichting van 85 procent ammoniakreductie in stallen zes jaar naar voren geschoven, naar 2022. Een ander punt is de Brabantse zorgvuldigheidsscore die om bovenwettelijke investeringen vraagt, zoals bijvoorbeeld ruimte per dier, biodiversiteit of ammoniakreductie. Daar kwam dit jaar het onderzoek van Wageningen University & Research bij dat combiluchtwassers veel minder effectief zijn dan gedacht werd. Waarbij het ongewis is wat dat voor gevolgen heeft voor een eventuele nieuwe milieuvergunning.
Er komt kortom veel op de Brabantse veehouder af en er is veel onduidelijkheid. Een afwachtende houding is het gevolg. “De handel in stalderingsrechten is zeer beperkt”, zegt Theo Driessen van adviesbureau Reland, dat zo’n 90 procent van de Brabantse stalderingsaanvragen behandelt. “Alleen boeren in een landbouwontwikkelingsgebied durven door te pakken. Zij hebben niet direct met natuur of burgers te maken. Het instrument staldering bestaat nu een jaar en we hebben slechts twaalf zaken in aanvraag. Dat is veelzeggend.”
De prijzen van stalderingsrechten verschillen per regio. In Midden- Brabant wordt volgens Driessen het meest betaald: rond de €40 per m². Er worden weinig stallen afgebroken. In het noordoosten van de provincie is iets meer handel. Daar liggen de prijzen rond de €30 à €35 per m². In het meest intensieve gebied – de Peel – gebeurt zelfs helemaal niets. Terwijl bijna de helft van alle Brabantse varkensbedrijven in dat deel van de provincie staat.
Provincie in gelijk gesteld
Staldering en overige regelgeving zorgen ervoor dat de Brabantse intensieve veehouderij op dit moment in een impasse zit. Nauwelijks bouw, nauwelijks sloop, nauwelijks staldering. Toch kreeg de provincie onlangs een bevestiging dat zij op de goede weg is. De Raad van State bepaalde begin november dat de stalderingseis van de provincie als instrument gebruikt mag worden.
In de zaak gaat het om een varkenshouder in Oirschot die zijn bouwblok wil vergroten en staldering niet noodzakelijk vindt voor een goede ruimtelijke ordening. Ook stelde hij dat staldering een onevenredig zware financiële wissel op hem trekt. Dat laatste kon de veehouder volgens de Raad van State niet aantonen. Daarnaast vond de Raad dat er met staldering een ruimtelijk belang is en dat elders slopen een gerechtvaardigde eis is. Het was de eerste keer dat de Raad van State zich uitsprak over staldering. Lagere rechtbanken hadden dat eerder al wel gedaan, zowel in het voor- als in het nadeel van de provincie.
“We zijn er nog niet. Er volgen meer juridische zaken, maar hier zijn we uiteraard heel blij mee”, aldus provinciewoordvoerder Floris Ran. “De Raad zegt dat staldering binnen de Nederlandse wetgeving past en dat het ruimtelijk relevant is. En de boer wordt niet onnodig op kosten gejaagd. Dat sterkt ons in de wetenschap dat staldering een goed instrument is.”
Grote bezwaren
Boerenorganisaties maken grote bezwaren tegen staldering. Herman Litjens van ZLTO stelt dat het instrument boeren heel veel extra geld kost. “De Brabantse regelgeving is complex. Staldering en vergunningen vragen zeer veel tijd en geld. Als je zoveel moeite moet doen, maak je geen kleine sprongen meer. Het gaat altijd om serieuze nieuwbouw. En dan zijn veel stalderingsrechten nodig.”
Litjens ziet meer in een overkoepelende ‘bank’ dan in staldering. Het idee is in de basis hetzelfde: de ruimte die bij een stoppend bedrijf vrijkomt, wordt door een groeier overgenomen, maar dan met gesloten beurs. Litjens: “Zo blijft er balans in de provincie. En de sector zal niet te hard groeien, omdat veel boeren willen stoppen en in Noord-Brabant een maximum van 1,5 hectare voor het bouwblok geldt. Bedrijven worden dus nooit té groot.”
Dit plan lijkt echter niet kansrijk, omdat het leegstand niet aanpakt. En dat is een nadrukkelijke wens van de provincie. ZLTO kiest daarom ook voor de juridische weg. Brabantse gemeentes hebben inmiddels staldering in hun bestemmingsplannen opgenomen. In één geval – de gemeente Deurne – maakt ZLTO hier bij de burgerlijke rechter bezwaar tegen. Litjens wil er inhoudelijk niets over zeggen – de zaak loopt nog -, maar verwacht dat dit kansrijk is. “Als we gelijk krijgen, hopen we op een blauwdruk voor de andere gemeentes en dat de jurisprudentie ook daar gaat gelden. De uitspraak volgt in de eerste helft van 2019.”
Staldering onderstreept koude sanering
De grootste Nederlandse varkenshoudersorganisatie POV is ook zeer kritisch. “Staldering jaagt varkenshouders enorm op kosten. Zelfs voor de kleinste wijziging in oppervlakte of voor het gebruik van onbenutte stalruimte elders zijn stalderingsrechten nodig. Nota bene met een extra percentage van 10%”, zegt woordvoerder Geesje Rotgers. Ze wijst daarnaast op een oneerlijk speelveld. “Een leegstaande stal mag maar één keer gebruikt worden. Staldering moet concurreren met de ruimte-voor-ruimteregeling (woningbouw in ruil voor sloop stallen). Dat zal de prijzen – en dus kosten – fors doen stijgen.”
POV is ook kritisch op de zes aangewezen stalderingsgebieden. Die maken het boeren extra moeilijk om stoppende bedrijven te vinden om stalderingsrechten te kopen. De organisatie stelt ook dat leegstand wordt veroorzaakt in plaats van tegengegaan; voor veel varkenshouders zullen de kosten zo hoog worden dat ze mogelijk zelf noodgedwongen moeten stoppen. Rotgers: “De hoge stalderingskosten maken dat deze regeling dé onderstreping is van het feit dat de provincie een koude sanering in de veehouderij wil doorvoeren.”
Ook POV heeft daarom een juridische procedure aangespannen. In tegenstelling tot ZLTO loopt deze procedure wel tegen de provincie Noord-Brabant.