Startpagina Archief

Met Parthenaisras een zeer winstgevende

nichemarkt aanboren

Voor de eerste maal werd het Parthenaisras in de schijnwerpers gesteld op de voorbije Space beurs in Rennes in september jl. Naast een nationale prijskamp voor het ras op de beurs zelf, werd door de organisatoren ook de gelegenheid geboden om een bedrijf waar dit ras wordt gehouden te bezoeken. Landbouwleven trok mee op ontdekkingstocht naar de GAEC Montpiron van de familie Guerlais in La Meilleraye-de-Bretagne. Door embryotransplantatie werd de veestapel van dit bedrijf geleidelijk overgeschakeld op Parthenaisvee.

Leestijd : 7 min

Het is intussen reeds bijna twintig jaar dat het Parthenaisras deel uitmaakt van het leven van de familie Guerlais die in het Franse Bretagne de GAEC Montpiron (Groupement agricole d’exploitation en commun of Vereniging voor gemeenschappelijke landbouwuitbating) uitbaat. Emmanuel Guerlais werkt er op het bedrijf samen met zijn moeder, zijn vader en zijn zuster, zij het dat de laatste twee slechts halftijds meewerken.

“Vóór het jaar 2000 paste mijn vader industriële kruisingen toe met o.m. Charolais, Maine Anjou en ook Belgisch Witblauw. De dikbillen hadden de wind in de zeilen, maar met de opeenvolgende crisissen werden de kruisingen steeds minder goed verkocht. We hebben ons daarom gericht naar een zuiver ras om de mogelijkheid te hebben onze dieren beter te verkopen. We wilden een zoogkoe die we beter konden valoriseren. Daarom hebben we in het jaar 2000, een beetje bij toeval, een Parthenaisstier aangekocht”, zo legt Emmanuel Guerlais uit.

De familie kwam onder de indruk van het ras en koos ervoor om verder te gaan in die richting. Elk jaar werden vervolgens twee vaarzen aangekocht tot in 2004. Toen besliste Emmanuel een stap verder te gaan en topdieren van het ras aan te kopen met het oog op embryotransplantaties. “We hebben onze veestapel volledig kunnen uitbouwen dankzij embryotransplantatie”, zo vervolgt Emmanuel zijn verhaal.

Jonge runderen voor de export

Zoals ongeveer 80 % van de fokkers van dit ras is de familie Guerlais fokker-mester, wat wil zeggen dat de dieren op het bedrijf worden geboren en er ook worden afgemest. Op het bedrijf gebeuren ongeveer 125 kalvingen per jaar en de totale veestapel omvat ongeveer 350 dieren. Zij produceren zowel jonge runderen als oudere vrouwelijke dieren voor de slacht.

De jonge stiertjes worden gespeend tussen 6 en 8 maanden ouderdom. De kalveren groeien niet te snel, omdat zij vaak van eerstekalfskoeien afkomstig zijn. Ze worden jong geslacht, namelijk tussen 12 en 13 maanden ouderdom, en wegen dan rond de 355 kg geslacht, voor een levend gewicht van 530 kg. Deze waarvan de gemiddelde dagelijkse groei hoger ligt worden verder afgemest tot de ouderdom van 15-16 maanden. Ze bereiken dan een karkasgewicht tussen 440 en 480 kg. “ Dat zijn twee totaal verschillende markten en ik pas mij daaraan aan”, zo lacht Emmanuel.

Merken we op dat 95 % van de stiertjes afgemest worden om vlees van jonge runderen te produceren.

In 2017 vertrokken 80 % van de stiertjes op een ouderdom van minder dan 13 maanden, tegenover slechts 20 % bij meer dan 15 maanden. Dit jaar wil Emmanuel de situatie omdraaien, temeer omdat de productie van zwaardere dieren meer rendabel is. “Alles hangt af van de markt en ook van de productie van veevoeders op het bedrijf zelf! Ik werk in volle vertrouwen met een handelaar. Ik verkoop hem de dieren en het is aan hem om er de markt voor te vinden.”

De jonge runderen worden over het algemeen geslacht in Frankrijk en zijn bestemd voor de internationale markten: de runderen van minder dan 13 maanden gaan hoofdzakelijk naar Griekenland en Nederland, terwijl deze tussen 14 en 18 maanden veelal naar Italië gaan.

Vincent Loiseau, directeur van de selectieorganisatie van het Parthenaisras, is aanwezig bij het bezoek aan de GAEC en vult aan: “De jonge runderen zijn bestemd voor traditionele topslagerijen. Ongeveer 97 % van deze runderen worden in de categorieën E en U geclassificeerd.”

Vrouwelijke slachtrunderen

In Frankrijk zijn de vrouwelijke slachtrunderen zeer gegeerd op dit ogenblik. Toppers zijn daarbij koeien tussen 4 en 7 jaar oud die gedurende zes tot negen maanden werden afgemest. Emmanuel slacht er zo’n zestigtal per jaar. Het zijn koeien die gemiddeld 5 jaar oud zijn en twee of drie kalveren hebben gegeven. Vincent Loiseau legt uit: “Het systeem van commercialisatie van deze premiumkoeien in een nichemarkt laat niet toe om de dieren te oud te laten worden. Hoe ouder de koe, hoe meer de prijs zakt. Vandaar dat de veehouders hun dieren afzetten op de hiervoor genoemde ouderdom.”

Dat belet niet dat Emmanuel in zijn stal ook koeien heeft die 10 jaar oud zijn, maar dat zijn er niet veel. “We moeten een selectie maken. We kiezen de koeien die we gaan aanhouden op basis van hun kwaliteit bij de eerste kalving, hun karakter,… Bij de tweede kalving wordt dat nog een beetje bijgestuurd. Hoe ouder de koeien worden, hoe meer geslaagd ze zijn. En de dag dat zij moeilijkheden ondervinden om drachtig te worden, wordt opnieuw een selectie gemaakt.”

Bij het Parthenaisras is het de gewoonte dat alle vaarzen gedekt worden en dat een eerste selectie wordt doorgevoerd na de eerste kalving. Emmanuel: “Op de markt van vandaag geraken de Parthenaiskoeien, bij gelijkwaardige conformatie, beter verkocht wanneer ze iets ouder zijn. We hebben er dus geen enkel belang bij om ze te jong te verkopen.”

Afmesting: eenzelfde rantsoen voor alle dieren

Voor de voeding van de dieren beschikt de GAEC over in totaal 178 ha: 88 ha weiden, 20 ha kuilmaïs, 50 ha granen en 20 ha koolzaad.

Wat ruwvoeder aangaat verkiest Emmanuel het omwikkelen van voorgedroogd Engels raaigras en klaver. “Ik maai de weiden tamelijk vroeg, vóór het doorschieten van het gras, om zoveel mogelijk oplosbare stikstof in het rantsoen te krijgen”, zo legt Emmanuel uit.

Het krachtvoer bestaat uit geplette droge maïs, triticale, bietenpulp, luzerne en lijnzaadkoeken. Het voordeel van dit rantsoen is dat hij de grondstoffen aankoopt, maar de granen zelf produceert. Dit rantsoen mengt hij op het bedrijf zelf. “Wat granen betreft produceer ik er meer dan genoeg met ongeveer 450 ton per jaar. Ik behoud ongeveer 1/3de van de granen voor de voedervoorziening op het bedrijf zelf.”

Welke ook de dieren zijn die moeten afgemest worden, hun rantsoen is steeds hetzelfde.

De jonge runderen nemen ongeveer 7 tot 8 kg van het zelf samengestelde krachtvoeder op per dag.

Vincent Loiseau: “ In de bakermat van het ras werkt men meer met rantsoenen op basis van kuilmaïs. De fokkers kunnen het zich daar veroorloven om hun dieren langer aan te houden en ze pas te slachten op 16 tot 18 maanden. Hier op dit bedrijf is het krachtvoeder duurder en geeft men er dus de voorkeur aan om op jongere ouderdom te slachten.”

Op de GAEC Montpiron ligt de gemiddelde dagelijkse groei rond de 1,8 kg per dag en per dier. Dat kan variëren tussen 1,6 kg/dag op jongere ouderdom en 2,2 kg op het einde van de afmestperiode.

Zoals reeds gezegd is het rantsoen van de koeien hetzelfde als dat van de jongere runderen. Alleen kunnen ze het naar believen opnemen.

Indien bij veel veehouders de afmestperiode zich hoofdzakelijk in de stal afspeelt, geeft Emmanuel er de voorkeur aan om zijn dieren zo lang mogelijk op de weide te laten, opdat ze goed zouden uitgroeien. “Wanneer ze dan op stal komen kunnen ze werkelijk veel vlees aanzetten. Bij het Parthenaisras is het moeilijk om er vet aan te krijgen!”

Winstgevende nichemarkt

Met zijn Parthenaisdieren heeft Emmanuel Guerlais een zeer winstgevende nichemarkt kunnen aanboren. In het premiumgamma ontvangt hij ongeveer 6 euro per kg geslacht gewicht. Daar moet hij nog de commissie van de handelaar aftrekken, maar deze blijft, naar eigen zeggen, beperkt.

Gegroepeerde kalvingen

Wat de bevruchtingen betreft, heeft Emmanuel dit jaar voor zijn 120 koeien gekozen voor 50 % kunstmatige inseminatie en 50 % natuurlijke dekkingen. Het gebruik van de stieren is willekeurig. Er zijn in totaal zeven stieren beschikbaar op het bedrijf. Van sommige wordt sperma afgenomen voor de kunstmatige bevruchtingen. Andere stieren krijgen een 15-tal koeien te bevruchten, terwijl nog andere stieren slechts af en toe een koe te dekken krijgen. “Sommige stieren zijn op proef. We volgen de kalveren op om te zien of deze stieren volgend jaar meer kunnen ingezet worden of niet. We kunnen niet te veel risico’s nemen en achteruitgang hebben op gebied van kwaliteit”, zo legt hij uit. “Voor de vaarzen wordt steeds de voorkeur gegeven aan afstammingen met gemakkelijke kalvingen.

Wat de inseminaties betreft, deze worden meestal uitgevoerd wanneer de dieren op natuurlijke wijze bronstig worden gedurende een tiental dagen. De vijf volgende dagen geeft hij een behandeling aan de vaarzen met als doel om ongeveer 80 % van de dieren binnen een periode van twee weken drachtig te krijgen. “Ik tracht zoveel mogelijk de kalvingen te groeperen in de periode augustus tot oktober. Dan kalven ongeveer 80 % van de koeien. Voor de resterende twintig procent kan dat uitlopen tot januari.”

Embryotransplantatie om de kwaliteit te verhogen

En om de kwaliteit van zijn stapel te verbeteren past Emmanuel embryotransplantatie toe, hetzij op de minder goede vaarzen of op koeien met minder interessante afstamming.

“We produceren een dertigtal embryo’s per jaar, maar ik gebruik ze niet allemaal. Ik hou er een voorraad van en ik kan er vaak ook verkopen. We kennen op die manier de genetische kwaliteit die voor de toekomst beschikbaar is.”

En als hij in de komende jaren wil teruggrijpen naar een specifieke lijn, dan kan hij die gemakkelijk terugvinden. Sedert hij met de techniek gestart is in 2004, hebben de koeien van Emmanuel reeds een 600 embryo’s geproduceerd.

Naar P-Y L

Actueel

Voir plus d'articles
Meest gelezen