Bouw, werking en afstelling
Geert Chys overliep enkele technische facetten van gedragen strooiers. “De fabrikanten deden de voorbije jaren heel wat onderzoek om de strooiresultaten beter in de hand te hebben. Een variatiecoëfficiënt lager dan 6% moet haalbaar zijn in een testhal. In veldomstandigheden is een VC hoger dan 15% niet meer aanvaardbaar. Een VC hoger dan 30-35% is zichtbaar. De kennis van de meststof en de reactie van die meststof op de strooischijf worden door middel van strooiproeven mooi in kaart gebracht. De bouw van de strooiunit speelt dus samen met de meststof een zeer belangrijke rol.”
De vorm van de schijf is vlak of loopt van het midden naar de rand omhoog. Het toerental van de schijf is meestal rechtstreeks afhankelijk van het aftakastoerental van de trekker. Bij hydraulisch aangedreven strooiers kan dit variabel ingesteld worden. De schoepen die op de schijf gemonteerd staan, zijn zeer verschillend van vorm en lengte. Ook de stand van de schoepen en het aantal schoepen verschillen bij ieder merk. Voor een goede afstelling moet je bij bepaalde merken de schoepen verplaatsen of vervangen door kortere of langere versies. Soms moet je de hele schijf vervangen om een andere werkbreedte te krijgen.
De schuinstelling van de strooier is belangrijk. Zo zal een strooier die voorover hangt de meststof verder strooien. De meststof maakt immers eerst een opwaartse beweging om daarna te vallen. “Hoe langer de meststof door de lucht kan vliegen, hoe verder je ze kan werpen bij eenzelfde beginsnelheid. Vergeet echter niet dat wind het traject door de lucht kan beïnvloeden. Vermijd dus best winderige omstandigheden bij het strooien.”
Ook de plaats waar de meststof op de schijf komt, is van groot belang. “Hoe vroeger de meststof op de schijf komt, hoe vroeger ze de schijf zal verlaten.” Bij moderne strooiers kan het punt waar de meststof op de schijf komt, gewijzigd worden. De bodemplaat van de strooibak of de opening waar de meststof op de schijf terechtkomt, wordt dan verschoven tegenover de schijf (figuur 1). De opening kan ook een lange uitgerekte of een grillige vorm hebben. Zo wordt de meststof over een groter oppervlak verdeeld op de schijf met een grotere spreiding als gevolg.
Houd rekening met het type meststof
De vorm, fractionering (korrelgrootteverdeling), oppervlak, breeksterkte en het soortelijk gewicht van de meststof zijn al even belangrijk. Geert: “Het samenspel tussen de strooier en de meststof zijn bepalend voor de plaats waar de meststof op het veld terechtkomt.” Chemische meststoffen zullen totaal anders reageren op de schoepen van schijvenstrooiers dan minerale meststoffen, die van nature een kristalstructuur bezitten. Ronde korrels zullen rollen, terwijl de kristallijne korrels schuiven. Voor eenzelfde afstelling zullen de kristallijne korrels langer op de schijf vertoeven en pas later in het veld terechtkomen.
Figuur 2 illustreert dit. Bij een afstelling voor KAS is het strooibeeld (van één schijf) van deze meststof over een grote oppervlakte verdeeld. Als dezelfde afstelling voor de meer hoekige KCl-korrels gebruikt wordt, dan ligt de kern van de meststof op een andere plaats en wordt de meststof minder mooi verdeeld. “Hieruit blijkt nog maar eens dat een strooier moet afgesteld worden in functie van de meststof”, stelt Geert. “We kunnen ons dan ook de vraag stellen hoe gemengde meststoffen verdeeld zullen worden met een schijvenstrooier! Een blend is immers niet homogeen, kan ontmengen tijdens transport en het gedrag op de schijven is niet te voorspellen. Er is trouwens geen enkele schijvenstrooierfabrikant die hiervoor strooitabellen publiceert!”
Strooiers worden ook steeds meer uitgerust met gps-sturing. Het bijgeleverde strooiprogramma zal met heel wat van de hierboven vermelde zaken rekening houden. Doordat het veld volledig in kaart gebracht wordt, zal de strooier zich automatisch aanpassen aan de geren en als het ware sectionaal afsluiten. Ook het openen en sluiten op de wendakkers zal aangepast worden in functie van de rijsnelheid en het valpunt van de meststof op de bodem. Zo voorkomen ze te veel overlapping.
Milieuaspecten en wetgeving
“Het milieuaspect is en blijft heel belangrijk”, stelde Bram Vannevel van Inagro. “De doelstellingen van MAP 5 werden niet gehaald. Daardoor zijn we binnenkort al toe aan een zesde mestwetgeving, MAP 6.” Bram overliep (onder voorbehoud) de reeds gekende wijzigingen van dit nieuwe MAP. “Vlaanderen wordt opgedeeld in vier gebiedstypes. In gebiedstype 0 zal een lichte versoepeling gebeuren tegenover MAP 5, in gebiedstype 1 zal MAP5 worden verdergezet en in de gebiedstypes 2 en 3 zal een verstrenging doorgevoerd worden. Bij types 2 en 3 kan men zich tussen 2019 en 2022 bijvoorbeeld verwachten aan een graduele afname van de bemestingsnormen voor werkzame stikstof en een graduele toename van het areaal groenbedekkers. De uitrijregels worden overal gelijkgesteld. Voor type 1 (stalmest, compost, champost) en voor type 3 (kunstmest, effluent) zien we wel een verkorting van de uitrijperiode met veertien dagen, namelijk van 15 november naar 31 oktober.
Er wordt sinds 2016 gewerkt met hoeveelheden werkzame stikstof in plaats van de totale stikstof. De werkingscoëfficiënt is verschillend per mestsoort en moet dus verrekend worden voor de bepaling van de mestgift. Wanneer de totale stikstof uit dierlijke mest beperkt is tot 170 kg/ha betekent dit voor drijfmest vermenigvuldigen met 60% of 102 kg/ha. De landbouwer kan met kunstmest juist en vlug inspelen op de eventuele tekorten. Voor fosfor bestaan sinds 2017 vier klassen. Hiervoor verwacht men geen wijzigingen in MAP 6.
Er moet een 5 m-bemestingsvrije zone toegepast worden voor gecategoriseerde waterlopen tot categorie 3. Kantstrooien biedt hierbij een mogelijkheid. Het kantafstrooien (figuur 3) heeft een beter resultaat dan het naar de kant toe strooien (figuur 4). Bij het kantafstrooien rijdt de trekker namelijk langs de rand van het perceel. Het kantafstrooien gebeurt door een schijf af te sluiten en door de strooier eventueel schuin te plaatsen. Het correct naar de kant toe strooien is heel wat gecompliceerder. De strooiers worden hiervoor uitgerust met speciale kantstrooischoepen, geleide banen... Soms verandert men de draairichting van de schijven.
Om oordeelkundig met kunstmest om te gaan, kun je de meststof toedienen via rijen-, band-, punt- of plantgatbemesting. Gewassen die op een grotere afstand van elkaar staan, zullen hierbij sneller de minerale meststof kunnen benutten, meststof die anders tussen de rijen ligt. Je vermijdt dus uitspoeling. Bij gewassen zoals bloemkolen die we op deze manier bemesten, kan je door de betere efficiëntie al snel € 20/ha besparen.
Bram wees er eveneens op dat de optimalisatie van de kunstmestgift afhankelijk is van de afstelling van de strooier. “Wanneer je de afwijkingen van het gewas opmerkt in het veld, dan liep er iets fout bij het strooien. De opbrengstderving kan behoorlijk oplopen (8 tot 18%!). Vermijd ook dubbel strooien op wendakkers en geren. En hou er rekening mee dat wind (meer dan 3 Beaufort) en hellende percelen het strooibeeld kunnen beïnvloeden. Bepaal bovendien of een traag- of snelwerkende meststof nodig is. Hoe meer ammonium de meststof bevat, hoe trager de werking.” Voor nitrificatieremmers ziet hij eerder toepassingen in het voor- of najaar.
Op weg naar precisielandbouw 3.0
“Bij precisielandbouw 1.0 werk je dus veldgemiddeld. Je behandelt zo homogeen mogelijk je veld.” Zoals eerder aangehaald, bestaan er heel wat systemen waarbij je sectiestrooien of kanststrooien kan toepassen. “Bij precisielandbouw 2.0 evolueer je van een uniforme behandeling met behulp van detectie (satellieten, drones of sensoren), interpretatie van de data (beslissingsmodel) naar een plaatsspecifieke behandeling. Zo kun je bijvoorbeeld met gewassensoren zelfs in real time je perceel behandelen. Satellieten en drones verzamelen dan weer off line data die omgezet moeten worden in variatiekaarten en taakkaarten.” Simon wijst er evenwel op dat je best verschillende databronnen – bodemscan, opbrengstbepalingen, weergegevens, brandstofverbruik – gebruikt om een verstandige beslissing te nemen. Via het portaal www.taakkaart.nl van Vantage Agrometius kun je als teler gratis zelf aan de slag met smart farming.
Het is bewezen dat je door toepassing van deze slimmere technieken meer opbrengst behaalt met minder inputs (snelheid, werkuren, kunstmest…) en dat er minder verliezen zijn naar de omgeving, wat de milieudruk verlaagt.
De ontwikkelingen om te kunnen behandelen op plantniveau, dus precisielandbouw 3.0, gaan alsmaar verder. “Drones en robots zullen hier zeker een bijkomende rol spelen. Maar hier zijn zeker nog enkele uitdagingen te overbruggen. Zo is er nog geen wettelijk kader om te behandelen via drones. Bovendien stellen we vast dat de detectietechnologie vandaag verder staat dan de applicatietechnologie, maar dit verhaal wordt ongetwijfeld vervolgd.”
Meer info over deze studiedag kan je vinden op www.pclt.be.