Kiezen voor goed zaad is een eerste stap. Met goed zaad bedoelen we echter niet een goed ras, maar wel de kwaliteit van het zaad. Zaaizaad met een cerficaat (bijvoorbeeld het blauwe etiket op de zak) biedt de garantie van voldoende kiemkracht. Het is ook belangrijk om de etiketten bij te houden, zodat bij eventuele problemen de herkomst te traceren is.
Houd er wel rekening mee dat de kiemkracht bepaald is onder labo-omstandigheden. De opkomst in het veld is nog afhankelijk van allerlei andere omstandigheden zoals zaaitechniek, kiemschimmels, vogelvraat, weersomstandigheden, enz. Door het wegvallen van enkele zaaizaadontsmettingen zoals thiram (TMTD) en methiocarb (Mesurol), zijn er naar de toekomst meer en meer problemen met de opkomst te verwachten. Het is bijgevolg van belang om alle voorwaarden voor een snelle opkomst zo goed mogelijk na te streven.
Wanneer de opkomst van de maïs tegenvalt, is het aan te bevelen om eerst een keer ten velde te gaan en te kijken in plaats van direct naar de zaadhandelaar of loonwerker te bellen. Op het veld worden best op een aantal plekken de maïsrij opengekrabd. Rot zaad kan een indicatie zijn van kiemschimmels, voornamelijk Pythium- en Fusariumsoorten.
Zeker in jaren waar de maïs onder koudere en nattere omstandigheden moet kiemen, spelen kiemschimmels een belangrijke rol. Maar ook plagen, zoals ritnaalden en de smalle bonenvlieg, kunnen voor een lagere opkomst of het wegvallen van kiemplanten zorgen. Vogels kunnen eveneens zaden wegpikken. Bij een goede zaaitechniek ligt er om de 10-15 cm een maïskorrel. Bij ruimere afstanden is het goed om op te letten voor eventuele dubbels. Er zijn dan voldoende zaden afgelegd, maar wel onregelmatig. Als er geen dubbels te zien zijn en de zaden liggen op grote afstand van elkaar of zijn zeer onregelmatig verdeeld, was er wellicht een technisch probleem met de zaaimachine. Als er wel voldoende zaden liggen en er geen andere oorzaak waar te nemen valt, kan er een probleem zijn met de zaadkwaliteit.
Een goed zaaibed en de juiste zaaidiepte
De zaaibedbereiding en bodemconditie spelen een rol bij de opkomst. Een goed zaaibed is zodanig aangelegd dat het zaad snel en vlot kan kiemen. Een vlotte kieming betekent immers een vlotte beginontwikkeling. Zo legt men een degelijke basis voor de verdere ontwikkeling. Een goed zaaibed is los bovenaan met een voldoende vaste ondergrond.
Het zaad komt zo in een bodem te liggen die enerzijds voldoende opdroogt en opwarmt maar toch vochtig genoeg is om te kiemen. Een uniforme opkomst vraagt ook een vlak zaaibed om een egale zaaidiepte te garanderen. Een vlak en voldoende fijn zaaibed zal ook de slaagkans van de onkruidbestrijding sterk verbeteren.
Een zaaidiepte van 4 cm tot 5 cm is optimaal. Dieper zaaien leidt in veel gevallen tot een tragere opkomst, meer uitval door kiemschimmels en een lagere opbrengst. Onder droge omstandigheden of bij mechanische onkruidbestrijding is er eventueel wel de voorkeur om iets dieper te zaaien. Te ondiep zaaien kan de kieming in het gedrang brengen door een gebrekkige vochtvoorziening en geeft een verhoogd risico op vogelschade.
Belangrijk om weten is wel dat bij een zaaizaadbehandeling met tefluthrin (Force) de zaaidiepte circa 3 cm moet zijn. Het product, toegepast tegen voornamelijk ritnaalden, heeft een dampwerking. Bij te diep zaaien zal het jonge kiemplantje op een gegeven moment uit de beschermende zone groeien en toch nog aangetast kunnen worden door ritnaalden.
Wanneer maïs zaaien?
Zaaien gebeurt het best vanaf 20 april tot de eerste week van mei. In deze periode wordt doorgaans de minimale bodemtemperatuur van 8-10°C gehaald. Bij een te lage bodemtemperatuur vertraagt de opkomst en neemt het risico op kiemschimmels toe. Bij een vroege zaai bestaat er nog een kans op nachtvorstschade. De alternatieven voor thiram hebben niet steeds dezelfde werkingsgraad.
Om het risico op kiemschimmels te verkleinen, is een te vroege zaai of zaaien bij een te lage bodemtemperatuur daarom af te raden. Laat zaaien kost vaak opbrengst. Het huidige rassenassortiment lijkt hier minder gevoelig aan te zijn, zeker wanneer de rassenkeuze wordt aangepast aan het zaaitijdstip. Bij korrelmaïs gaat dit meestal nog gepaard met een te hoog vochtgehalte. Te laat zaaien geeft ook een langer en legeringsgevoelig gewas.
Het zaaien zelf
Het spreekt voor zich dat goed zaaiwerk enkel kan afgeleverd worden met een goed afgestelde zaaimachine. Voor de afstelling van machine zelf is het artikel ‘Zaaitechniek maïs onder de loep, ook andere rijafstanden?’ aan te raden. Die vind je onder de tab ‘Publicaties’ op de LCV-website.
Een rijsnelheid van 6 à 8 km/u geniet de voorkeur. Sneller rijden betekent vaak een onregelmatige zaaiafstand; men ziet meer dubbels en missers, zeker bij een grof zaaibed.
Er zijn tegenwoordig ook zaaimachines op de markt die hogere rijsnelheden toelaten. In tegenstelling tot een klassieke maïszaaimachine werken deze machines met overdruk in plaats van onderdruk. Het zaad wordt als het ware in de grond geschoten. Hooibeekhoeve heeft de voorbije 2 jaren ervaring op gedaan met enkele van deze machines. Deze ervaringen leren dat bij rijsnelheden van meer van 14 km/u de nauwkeurigheid van de GPS daalt. Het zaaibed bleek eveneens van groot belang.
Hogere rijsnelheden vragen bij voorkeur een voldoende vast zaaibed. Een te los zaaibed zorgt voor grondophoping voor het zaailelement. Mits een aangepaste instelling/aanpassing is dit wel deels te ondervangen. Bij één machine bleek de afstand in de rij groter te worden naarmate de rijsnelheid steeg, maar de afleg van zaden was wel regelmatig. Snel zaaien kan mits een aangepaste machine en de juiste randvoorwaarden.
Kiest men voor een ploegloos systeem; dan zijn er robuustere, zwaardere zaaielemelenten nodig om in de doorgaans hardere grond te werken. Schijfkouters, conische aandrukwielen en de diepteregeling zijn belangrijke aandachtspunten.
Een andere rijafstand?
Maïs wordt klassiek op 75cm rijafstand gezaaid. Deze rijafstand werd destijds voorzien omdat de oogstmachines met rij-afhankelijke voorzetstukken waren afgestemd op een rijafstand van 75cm. Met de komst van de rij-onafhankelijke voorzetstukken (voor kuilmaïs is dit al vele jaren) recent voor korrelmaïs, is een rijafstand van 75cm niet meer noodzakelijk.
Maïs op een andere rijafstand zaaien ,gebeurt op dit moment echter op zeer beperkte schaal. Toch lijkt er meer interesse in deze techniek te komen en dit omwille van verschillende redenen.
Ten eerste gebeurt de bemesting van maïs meestal door volleveldse toediening van drijfmest in combinatie met rijenbemesting met kunstmest. Langs de ene kant brengt men met de rijenbemesting de nutriënten dichtbij de plant, anderzijds moet de plant een uitgebreid wortelgestel ontwikkelen om de drijfmest volledig te benutten. Bij een nauwe plantafstand komen de planten ‘dichter’ bij de drijfmest te staan: dat zou moeten leiden tot een betere benutting van de drijfmest en mogelijk minder kunstmest. Mogelijk leidt dit ook tot een lager nitraatresidu.
Ten tweede is door een nauwere rij-afstand het veld sneller dichtgegroeid. Onkruiden zouden zo minder kans moeten krijgen. Dit kan ook voordelen bieden naar mechanische onkruidbestrijding aangezien 1 of 2 keer wiedeggen zou moeten volstaan.
Ten derde kan een snellere bedekking van het veld in de huidige reglementering rond de perceelranden ook mogelijkheden bieden.
Ten vierde is bij een klassieke rij-afstand er steeds een onbeteelde strook van circa 70cm breed. Op erosiegevoelige percelen zal op deze plaats grond gaan afspoelen. Door de rijafstand te verkleinen worden de onbeteelde stroken kleiner. Naar erosie zou dit voordelen moeten bieden.
Ten slotte worden de klassieke maïszaaimachines alsmaar groter en vragen die zwaardere tractoren. Het risico op bodemverdichting neemt hierdoor toe, zeker wanneer er smalle banden op de tractor liggen. Door met bijvoorbeeld een graanzaaimachine te zaaien, kan er met een lichtere tractor en/of op een lagere bandenspanning gewerkt worden.
In het verleden werden reeds proeven opgezet met andere rij-afstanden. Er werden zaaiafstanden gehanteerd van 50cm tot breedwerpig. Uitgezonderd van de breedwerpige zaai bleek de invloed op de opbrengst beperkt te zijn. De onkruidbestrijding vraagt wel wat meer aandacht omdat de rijen sneller sluiten en er sneller een paraplueffect kan optreden.
Meerdere technieken uitgetest
Verschillende LCV-partners hebben sinds 2014 meerdere technieken uitgetest. Onderstaande zaaitechnieken worden uitgelegd in de kader en foto’s.
Bij de eerste proeven (2014-2016) werd een rijafstand van 75cm vergeleken met een rijafstand van 45cm, zaaien op 25cm met een graanzaaimachine en volleveldse zaai. Op de 2 locaties (PIBO-Campus en Vlaamse overheid) op een leemgrond waren de verschillen tussen de verschillende objecten klein. Op de zandgrond (Hooibeekhoeve in samenwerking met Maschio Gaspardo) echter bleken er wel grote verschillen te zijn. Bij een rijafstand van 45cm werd er gedurende 3 jaar een duidelijke meeropbrengst gerealiseerd vergeleken met de klassieke afstand van 75cm. Een volleveldse zaai of een rijafstand van 25cm met een graanzaaimachine gaven een kleine meeropbrengst maar een onregelmatige opkomst.
Vanaf 2017 lag de focus op 4 locaties (Inagro, Hooibeekhoeve, Proefhoeve Bottelare HoGent-UGent en PIBO-Campus) op een rijafstand van 37,5cm in combinatie met ruitzaai (Kverneland). Op de Hooibeekhoeve experimenteerde men in deze periode ook nog met het Delta-Row-systeem (Lemken) en maïs met een graanzaaimachine (Maschio Gaspardo). Zowel ruitzaai als Delta-Row bleken zeker naar kVEM-opbrengst beter te scoren hoewel de resultaten niet steeds consistent waren. De opbrengst in massa was niet altijd hoger dan bij een klassieke zaai van 75cm, maar het kolfaandeel lag vaak hoger bij deze technieken. Maïs zaaien met een graanzaaimachine of cultivator, zowel op een rij-afstand van 12,5cm en 25cm, kan ook mits de zaaimachines worden uitgerust met schijfkouters en aandrukwieltjes.
Het aandrukken en een egale zaaidiepte zijn aandachtspunten. De zaadhoeveelheid wordt hier niet meer ingesteld in korrels/ha maar in kg/ha. Het is dan ook van belang om het duizendkorrelgewicht te kennen. Naar erosie toe kan deze techniek voordelen bieden (cfr. Gomeros-project). Een belangrijke vaststelling was wel dat de nitraatresidu’s bij de andere technieken niet veel verschilde van een klassieke zaai op 75cm. Bij maïs gezaaid met een graanzaaimachine lag dit zelfs hoger. Er moet ook rekening gehouden dat enkel bij Delta-Row ook een oogst als korrelmaïs kan.
Gert Van de Ven, Brent Dierckx (Landbouwcentrum voor Voedergewassen vzw en Hooibeekhoeve)
Bram Vervisch (Inagro)
Nico Luyckx, Martine Peumans (PIBO Tongeren)
Joos Latré, Eva Wambacq (Proefhoeve Bottelare HoGent-UGent)