landbouwonderwijs moeten volgen
Instroom blijft achter
Arbeidsmarkt centraal
Ook Vlaams onderwijsminister Weyts ziet in de coronacrisis een belangrijke les: Vlaanderen heeft nood aan betrouwbare land- en tuinbouwproducten van eigen bodem. “Toen onze samenleving tot stilstand kwam, grepen mensen massaal naar producten geteeld door bioboeren.” Weyts geeft toe dat hij geen echte groene vingers heeft. “Maar ik ben wel een zoon van de groene Vlaamse Rand. Zo voel ik toch enige affiniteit en vooral veel bewondering voor de land- en tuinbouwwereld. Hoe dan ook zal ik me als Vlaams minister van Onderwijs volop blijven inzetten voor een kwaliteitsvol land- en tuinbouwonderwijs.”
Het departement investeert volgens hem heel gericht in innovatie, net zoals ze dat doet in alle arbeidsmarktgerichte opleidingen. Het project InnoVET – innovatieve opleidingen in Vocational Education and Training (VET) – werkt in partnerschap met bedrijven om leerlingen en leerkrachten vertrouwd te maken met de arbeidsmarkt van morgen. Dat kan bijvoorbeeld gaan over alternatieve landbouw. De Tuinbouwschool in Melle heeft onder de naam ‘Aquaponics’ een systeem opgezeet waarbij het kweken van vissen (aquacultuur) gecombineerd wordt met planten op water (hydroponics) in een zelfgebouwd, circulair ecosysteem.
“Het is een innovatieve landbouwmethode met grote ecologische en sociale meerwaarde. Misschien zien we daar de voedselbevoorrading en de korteketenproducten van de nabije toekomst.”
Levenslang leren
De Vlaamse regering stimuleert ook het levenslang leren, aldus Weyts. “Binnen EDUplus, het vormingsfonds van de groene sectoren, wordt een sterk opleidingsaanbod ontwikkeld. Werknemers uit verschillende groene sectoren en praktijkleerkrachten van het land- en tuinbouwonderwijs kunnen deelnemen aan dit aanbod. Die laatsten kunnen de opgedane ervaringen doorgeven aan hun leerlingen. De groene sectoren waren trouwens bij de eersten om ‘duaal leren’ te omarmen. Ik geloof sterk dat duaal leren de toekomst is voor de doorstroom naar arbeidsmarktgerichte sectoren.”
De sector is voortdurend in evolutie, aldus Weyts. “Vandaag is er een duidelijk versterkte vraag naar biologische land- en tuinbouw, nieuwe technologie en korteketenproducten. Dit zijn veelbelovende opportuniteiten. Omdat de sector nieuwe uitdagingen aangaat, kunnen we er ook in slagen nieuwe doelgroepen te bereiken.”
Net als de sector is ook het studiegebied Land- en tuinbouw volop in evolutie. Een tiental jaar geleden werden er veel veranderingen doorgevoerd: studierichtingen werden samengevoegd of veranderden van naam. Vanaf het schooljaar 2021-2022 zal de uitrol van de modernisering van het secundair onderwijs weer nieuwe veranderingen met zich mee brengen. Maar ook dit zijn volgens Weyts opportuniteiten. “Een studiegebied dat erin slaagt om te blijven vernieuwen, wordt nooit oubollig of achterhaald.”
Leerlingen die zichzelf ontwikkelen in het studiegebied Land- en tuinbouw bereiken volgens Weyts een dubbel doel. Aan de ene kant krijgen ze een sterke basisvorming, die garandeert dat de leerlingen uitgroeien tot kritische, autonome, creatieve en maatschappijbetrokken burgers. Aan de andere kant is er een heel goede aansluiting op de arbeidsmarkt: de opleidingen leveren vakmensen af, die zo aan de slag kunnen. “De leerlingen starten zo in een lange en prachtige traditie van Vlaams vakmanschap, meesterschap.”
Weyts ziet de land- en tuinbouwsector als een partner. “In 2019 werd opnieuw een sectorconvenant afgesloten, waar onder andere aandacht is voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. We maken ook de beroepskwalificaties op samen met de ervaringsdeskundigen uit de sector. Binnen het gebied Landbouw werden al 15 beroepskwalificaties erkend van niveau 2 tot niveau 6. Ik hoop dat de sector ook zijn stem zal laten horen in het debat over het opleidingsaanbod in het secundair en het hoger onderwijs.”