Bij het overgrote deel van de rassen is er een bronstseizoen en een anoestrusperiode, waar geen bronst optreedt. Deze periodiciteit is gekoppeld aan de verandering van de daglengte. Het niveau van de geslachtshormonen ligt laag in de anoestrus en stijgt geleidelijk naar een optimum na 21 juni, de langste dag. Dit is niet alleen bij de ooi zo, maar ook bij de ram. In de zomer produceert de ram minder sperma, en is de libido, de deklust, duidelijk lager. Ook zijn hoge temperaturen, zoals we die ook weer deze zomer kenden, nefast voor de zaadkwaliteit.
Bij de ooi treedt na 21 juni met een bepaalde vertraging de eerste bronst op. Soms is die eerste bronst een stille bronst, met ovulatie, maar waarbij de ooi niet blijft staan voor de ram. De eerste bronsten zijn de minst vruchtbare uitgedrukt in aantal lammeren per ooi. De vruchtbaarheid is bij de meeste van onze rassen optimaal bij dekking in oktober tot begin november. Bij niet drachtige ooien loopt het bronstseizoen door tot februari-begin maart, maar de vruchtbaarheid zal hier geleidelijk aan terug dalen. De start van het bronstseizoen is rasafhankelijk, maar er is ook een grote variatie tussen ooien binnen een ras. Jonge ooien (ooilammeren) komen later in bronst , zijn minder vruchtbaar en hebben ook een korter bronstseizoen.
Duur van de aflamperiode
In functie van het ras kan het sterftepercentage van de lammeren rond de geboorte behoorlijk oplopen als er geen geboortetoezicht aanwezig is. Vandaar dat de duur van een aflamperiode voor veel bedrijven wel een belangrijk punt is, want er is 24u op 24 nood aan toezicht . Zoals hoger aangehaald zal op een bedrijf, waar de ram altijd bij de ooien loopt, de geboorteperiode over een viertal maanden gespreid zijn, zeker wanneer ook ooilammeren bij de kudde aanwezig zijn.
Wil men vroege lammeren, dan kan men proberen het ‘rameffect’ te benutten. Als de ram ver weg was van de kudde en men brengt hem de tweede helft van augustus dichtbij of in de kudde, dan treedt er door dit schokeffect bij een belangrijk deel van de kudde een eerste bronst op en dan kunnen de geboorten binnen een periode van drie weken geconcentreerd worden. Dit heeft echter het nadeel dat deze (eerste) bronsten wat minder vruchtbaar zijn.
Streeft men naar een maximum aan geboren lammeren en tegelijk een concentratie van de aflamperiode binnen 2 à 3 weken, dan laat men de ram pas de eerste week van oktober bij de ooien. Wil men de geboorten nog meer concentreren omwille van een onmogelijkheid om een ganse periode de kudde nabij te zijn in het aflammeren, dan moet men naar kunstmatige bronstsynchronisatie overgaan.
Bronstsynchronisatie
De courante vorm van bronstgroepering op kunstmatige manier gebeurt via gebruik van vaginale sponsen. Deze vorm van bronstgroepering vraagt kennis en precisie om succesvol te zijn. Los van de werkwijze is een eerste basisvoorwaarde tot succes dat de te sponsen ooien in goede conditie zijn. De conditie beoordelen kan men door de ooien te betasten op de rug. Een effen rug ter hoogte van de wervelkolom betekent een goede conditie, een ingezakte rug met beenderige uitsteeksels wijst op
Het progesteron in de spons heeft een negatief effect op de vruchtbaarheid, vandaar wordt gesuggereerd om tijdens het bronstseizoen toch een 400 IE (internationale eenheden) FSH toe te dienen per ooi. Buiten het bronstseizoen mag deze dosering hoger zijn (600 à 1000IE). Dit follikelstimulerend hormoon zorgt ervoor dat er meer eicellen tot rijping komen en kunnen bevrucht worden. Eigen onderzoek heeft geleerd dat hoge doseringen FSH bij erg vruchtbare rassen , zoals melkschapen, zeker niet positief werken op de vruchtbaarheid. Bij texelachtigen, inclusief swifters is dit wel zo, maar zonder overdrijven.
Na ontsponsen en toedienen van FSH kunnen de ooien 48u nadien gedekt worden. Onderzoek heeft uitgewezen dat een dekking na 48 en 56 u tot goede resultaten leidt. Sommige ooien komen al 24u na ontsponsen in bronst, maar men houdt het best tot 48u na het ontsponsen de ram weg van de ooien.
Dekmanagement
Resultaten en kosten
Een belangrijke doelstelling van synchronisatie is de aflamperiode drastisch reduceren. Meestal zal het zo zijn dat de meeste ooien werpen op dag 144 à 146 na de dekking, maar in de praktijk wordt vastgesteld dat de maximale spreiding kan gaan van dag 138 tot dag 152. De synchronisatie is er grotendeels, maar is niet volledig. We stellen bijkomend vast dat (buiten seizoen) in de zomer de geboorten enkele dagen vroeger komen dan in winter en voorjaar en dat sommige ooien zich dan minder duidelijk klaarmaken. Bedrijfsmatig moeten er voor opvang van de geboortegolf voldoende aflamhokjes beschikbaar zijn. Positief is dat bij meerlingen vlotter lammeren kunnen overgewend worden van één ooi naar een andere moeder.
Als men keurig werkt bij sponsen, ontsponsen en dek mag men tijdens het bronstseizoen drachtresultaten verwachten van 85 à 90%, zeker als de ooien in conditie zijn. Bij dek in maart-april of eind juli en in augustus kan dit 75 à 80% zijn. De maanden mei en juni tot half juli zijn voor de meeste rassen als bronstperiode te mijden, omdat in de diepe anoestrus sommige ooien maar half of niet in bronst komen en zo de drachtresultaten kunnen tegenvallen. Het ware nuttig dat hier meer wetenschappelijk onderzoek gebeurt om te zien of dit te verhelpen is.
Qua worpgrootte is, mits de FSH dosering aangepast wordt aan het dekseizoen, gemiddeld eenzelfde resultaat te halen als bij natuurlijke dekking.
We moeten hier even een zijsprong maken naar het sponsen van ooilammeren. Sponsen mag pas vanaf een gewicht van 45kg. Ontsponsen moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren gezien de smalle vagina. De FSH-dosering moet wat lager liggen dan deze bij volwassen ooien (350 IE binnen bronstseizoen, 500 à 600 IE buiten seizoen). En men moet vroeger starten met het laten dekken nl. 40u na het ontsponsen. Als dit alles gerespecteerd wordt, is ook hier de slaagkans behoorlijk hoog.
Het voordeel van synchronisatie is de korte aflamperiode of ook de beschikbaarheid van lammeren buiten het normale seizoen, maar elk voordeel heeft zijn nadeel. Hier zijn dit de kosten. Het sponsen en ontsponsen moet in samenspraak met uw dierenarts gebeuren; naast de bezoekkost zijn er de productkosten, die schommelen tussen 14 à 20 € per gesponste ooi. Aan elkeen om af te wegen of de bedrijfsdoelstellingen, de te bekomen resultaten of de winst aan nachtrust opwegen tegen deze meerkost.
Besluit
Onze klassieke schapenrassen met één worp om de 12 maanden lenen zich niet tot een flexibele bedrijfsvoering. Met bronstsynchronisatie of -inductie zijn er heel wat meer mogelijkheden om op het gewenste moment lammeren te produceren. Meer baten en kosten moeten hier voor elk bedrijf afgewogen worden.