stikstofbemesting
Demolocaties 2020
I
Effect van lagere bemesting op opbrengst en kwaliteit
In de eerste plaats werd de bemes
Fractioneren
Het fractioneren van de stikstofbemesting heeft als voordeel dat je als teler tijdens het seizoen nog kan inspelen op de groei- en weersomstandigheden. Bij de demopercelen werd daarom nagegaan of het fractioneren van de stikstofbemesting in 2020 een meerwaarde had ten opzichte van de referentiebemesting.
In Bertem werd bij de gefractioneerde bemesting 140 kg N/ha toegediend voor het planten, wat overeenkomt met 70% van het bemestingsadvies. Op 12 juni werd hier nog 40 kg N/ha bijbemest via KAS (ammoniumnitraat, 27%). In totaal werd hier dus 180 kg N/ha toegediend, wat 20 kg N/ha minder is dan het oorspronkelijke advies. Er werd gekozen voor een verlaagde bijbemesting omdat de groei van de aardappelen op dat moment geremd werd door de droogte. De marktbare opbrengst bleek op het einde van het groeiseizoen bij de gefractioneerde bemesting gemiddeld 8% lager t.o.v. de referentiebemesting (100% advies vollevelds). Mogelijk kwam de toegediende bijbemesting in de vorm van een korrelmeststof door de zeer droge omstandigheden in 2020 te laat ter beschikking van de aardappelen.
In Rumbeke-Beitem werd 160 kg N/ha toegediend voor het planten (70% van totale advies). Op drie tijdstippen werd eind juni – begin juli telkens 12 kg N/ha gegeven via bladbemesting met vloeibare ureum. Net zoals in Bertem is dit uiteindelijk minder dan het oorspronkelijke advies. De marktbare opbrengst lag na het fractioneren 11% hoger. De vollevelds toegediende korrels (net voor planten) waren te hoog in de rug blijven zitten tijdens het voorjaar. Door de droogte was er te weinig vocht om de stikstof tot in de wortelzone te brengen. De bladbemesting daarentegen was vlotter opneembaar onder de gegeven omstandigheden.
In Wannegem-Lede werd 160 kg N/ha toegediend voor het planten (85 % van het totale advies). Een tussentijdse grondanalyse, half juni, toonde aan dat de N voorraad in de bodem voldoende groot was en dat een bijbemesting niet meer nodig was. Dit bleek ook uit de eindopbrengst, waar het object bemest met 160 kg N/ha nagenoeg even goed presteerde als het object bemest met 190 kg N/ha bij planten. Een tussentijdse grondanalyse liet dus toe om het bemestingsadvies te verfijnen en te besparen op de stikstofbemesting.
Rijbemesting
Door te bemesten in de rij wordt de meststof dicht bij de poter geplaatst of dus in de wortelzone. De gegeven stikstof zat meteen op de juiste plaats in de bodem en was dus vlotter opneembaar door de plant. Op het proefveld (Rumbeke-Beitem) werd een verlaagde stikstofbemesting (ammoniumnitraat) gegeven in de rij bij het planten (70% van totale advies). Ook werd nagegaan of extra bladvoeding tijdens het groeiseizoen noodzakelijk was. Volgens het bodemstaal (half juni) was de gegeven stikstofbemesting bij het planten voldoende. Bij oogst bleek dat dit een correcte inschatting was, want er werd geen hogere opbrengst gehaald met extra bladbemesting. De opbrengst na verlaagde bemesting in de rij, al dan niet aangevuld met bladbemesting tijdens het groeiseizoen, lag telkens 12% hoger in vergelijking met de referentiebemesting (100% advies vollevelds).
Irrigatie en fertigatie
Bij druppelirrigatie/fertigatie wordt via druppelslangen water (en meststoffen) in de aardappelruggen toegediend. Hierdoor kan het gewas het hele groeiseizoen doorgroeien en maximaal gebruik maken van de beschikbare nutriënten. In de proef van 2020 bereikten druppel geïrrigeerde en gefertigeerde objecten hun maximale opbrengst reeds half augustus. Deze was op dat moment 25 tot 41 % hoger dan die van de niet druppel geïrrigeerde objecten. Tegen het einde van het groeiseizoen hadden de niet druppel geïrrigeerde objecten deze achterstand echter ingehaald en was er geen verschil meer in opbrengst. In 2020 leek druppelirrigatie/fertigatie dus vooral de teelt te vervroegen. De druppelirrigatie en fertigatie op het proefveld kon wel pas opgestart worden eind juni, waardoor de aardappelen in de periode vooraf al wat droogtestress ondervonden. Dit verklaart waarschijnlijk ook deels het gebrek aan meeropbrengst bij de druppelirrigatie en fertigatie.
Nitraatresidu’s
Voor de verschillende bemestingsstrategieën werd op het einde van het groeiseizoen ook het nitraatresidu gemeten. Bij het proefveld in Bertem werden de nitraatresidu’s een eerste keer gemeten op 22 september. Op dat moment was de bodem zeer droog, zodat enkel de bovenste 30 cm kon bemonsterd worden. Uit de analyseresultaten bleek dat het nitraatgehalte op dat moment zeer laag was bij alle behandelingen. Het hoogste residu werd gemeten bij de bemesting volgens advies en bedroeg 26 kg nitraat-N/ha. Op 9 november werd het nitraatresidu in Bertem opnieuw gemeten. Omdat de bodem natter was, kon deze nu wel tot 90 cm bemonsterd worden. Ondertussen was op het perceel ook tarwe ingezaaid. Uit de resultaten bleek dat het nitraatgehalte in de bodemlaag 0-30 cm was toegenomen. Bij de meeste behandelingen bedroeg deze toename 20 à 30 kg nitraat-N/ha, bij de bemesting volgens advies was er een toename van 44 kg nitraat-N/ha. Samen met de bodemlaag 30-60 cm en 60-90 cm bedroeg het nitraatresidu hier 98 kg N/ha. Bij de verlaagde bemesting van 168 kg N/ha en de gefractioneerde bemesting van 140+40 kg N/ha bedroeg het residu op dat moment zo’n 66 kg N/ha. Bij de nulbemesting werd een residu gemeten van 57 kg nitraat-N/ha.
In Rumbeke-Beitem bleef het nitraatresidu steeds onder 90 kg nitraat-N/ha (laag 0-90 cm). Het laagste residu werd gemeten bij de nulbemesting en vervolgens na een gereduceerde bemesting (70% van advies). Ondanks een hogere opbrengst lag het nitraatresidu op de veldjes met bladbemesting tijdens het groeiseizoen telkens hoger. Bemesting in de rij scoorde telkens nipt beter.
In Wannegem-Lede varieerde het nitraatresidu van 80 tot 110 kg nitraat-N/ha bij een bemesting van 0 tot 160 kg N/ha. Vanaf een bemesting van 190 kg N/ha of meer nam het nitraatresidu aanzienlijk toe (≥ 140 kg nitraat-N/ha). Dit bevestigde de bevinding van de grondstalen genomen half juni, dat een bemesting van 160 kg N/ha voldoende was om een maximale opbrengst te behalen. Fractioneren liet dus toe om meststoffen te besparen en een lager nitraatresidu te behalen. Druppelirrigatie en fertigatie verlaagden het nitraatresidu in deze proef niet, wat waarschijnlijk deels te wijten is aan het gebrek aan meeropbrengst. Door het vervroegen van de teelt was het echter eventueel mogelijk om vroeger te rooien en om beter in te spelen op de achterblijvende stikstofvoorraad.