met een verhoogd eiwitgehalte?

Melkvervangers
De belangrijkste componenten van melkvervangers zijn eiwitten, vet, koolhydraten, vitamines en mineralen. Melkvervangers worden verrijkt met vitamines en mineralen, wat volle melk niet genoeg bevat. Volle melk bevat daarnaast vaak ook veel vet, wat de opname van krachtvoer afremt. Toch is de samenstelling van melkvervangers niet altijd gebalanceerd en zijn er grote verschillen tussen verschillende soorten melkvervangers.
Relatie eiwit- en vetgehalte
De eiwitbehoefte van jonge kalveren voor onderhoud is beperkt tot ongeveer 40 g ruw eiwit per dag. Ze hebben daarbovenop extra eiwit nodig om te groeien. Deze eiwitbehoefte is afhankelijk van de hoeveelheid energie die beschikbaar is voor groei. De beste groei wordt behaald met een verhouding eiwit/energie van circa 55 g RE/Mcal (= 91 g RE/kVEM). Kalveren met een lagere onderhoudsbehoefte (kleinere kalveren) zullen, bij een gelijke voeropname, na het invullen van de energiebehoefte voor onderhoud, meer energie over hebben voor groei, en dus ook meer eiwit nodig hebben. De impact van de verstrekte hoeveelheid melkvervanger per voederbeurt zie je in tabel 1.
Naarmate een kalf meer melkvervanger opneemt, bijvoorbeeld door een hogere dosering poeder per liter, krijgt het meer energie beschikbaar voor groei. Om deze ook effectief te realiseren moet er dan ook meer eiwit beschikbaar zijn (hoger aandeel RE). Een lichter kalf zal sneller energie beschikbaar hebben voor groei en dus ook sneller een hoger aandeel eiwit kunnen aanwenden voor groei. In bovenstaande tabel komt 397 g melkvervanger per voederbeurt ongeveer overeen met de verstrekking van 3 l melkvervanger aan 150 g poeder per l water.
Het gewenste eiwitgehalte is dus ook afhankelijk van de hoeveelheid energie die gevoederd wordt. Als een kalf van 2 weken oud dagelijks 1,25% van zijn geboortegewicht aan melkvervanger (DS) krijgt, dan volstaat een ruweiwitgehalte van 18% om aan de behoefte te voldoen, als het om goed verteerbaar en goed opneembaar melkeiwit gaat. Bij een lage opname (traditioneel, extensiever systeem) wordt maximale groei bereikt met een RE-gehalte van 22%.
Bij een hoge opname (intensiever systeem) neemt de groei toe met hoger gehalte RE en/of hogere dosering. In de meeste praktijksituaties zullen melkvervangers met een hoger RE-gehalte (26 - 28%) de beste groeiresultaten leveren. Een melkvervanger met 27% RE en 17% vet, gevoederd aan maximaal 0,66 kg DS/dag, levert hierbij betere groeiresultaten dan 0,44 kg DS/dag met 21% RE en 21% vet of 1,09 kg DS/dag met 29% RE en 21% vet. Als melkvervanger met 27% RE en 17% vet verstrekt wordt tot 0,66 kg DS/dag, levert spenen op 28 dagen overigens de betere groeiresultaten op van 0 tot 84 dagen dan spenen op 42 dagen.
Kies de juiste dosering en afkomst
Voor kalveren jonger dan 3 weken moet het eiwit in melkvervangers afkomstig zijn van melk. Eiwit van andere bronnen kunnen minder beschikbaar zijn voor de kalveren en aanleiding geven tot diarree. Zeker eiwit afkomstig van soja vermijd je beter voor jonge kalveren. Eens de kalveren ouder zijn dan 3 weken mag het eiwit ook van andere bronnen afkomstig zijn. Een vezelgehalte in de melkvervanger boven 0,5% wijst op aanwezigheid van niet-melkeiwitten.
Conclusie
Een vaarskalf dat vóór het spenen goed groeit, zal later meer melk produceren. Om deze groei te optimaliseren moet de verstrekte hoeveelheid eiwit afgestemd zijn op de hoeveelheid energie die het kalf voor groei beschikbaar heeft. De beste groei wordt zo behaald met een verhouding eiwit/energie van ongeveer 91 g RE/kVEM. In de meeste praktijksituaties zullen melkvervangers met een hoger RE-gehalte (26 - 28%) en 17-20% vet de beste groeiresultaten leveren.
Meer info hierover kun je vinden op de website www.rundveeloket.be bij de ‘vragen en antwoorden’.