
Aandacht voor uiergezondheid
Op Vlaamse melkveebedrijven gaat 60 tot 70% van het antibioticagebruik bij volwassen dieren naar de preventie (via droogzetten op het einde van de lactatie) en de controle (behandeling tijdens de lactatie) van uierontstekingen. In de melkveesector kunnen we dus alvast bijdragen aan een verminderd antibioticagebruik door in te zetten op een betere uiergezondheid.
Dit kan ten eerste door het uiergezondheidsmanagement op de melkveebedrijven op punt te zetten. Een goed uiergezondheidsmanagement zorgt namelijk voor een optimale omgeving en weerstand van de koe. Daardoor hebben mastitiskiemen minder de kans om ziekte te veroorzaken (voorkomen is nog steeds beter dan genezen). Daarnaast kunnen we bij het behandelen antibiotica ook slimmer inzetten door selectief droog te zetten en selectief te behandelen tijdens de lactatie.
Selectief droogzetten
Het principe Lang werd aangeraden om alle koeien bij het droogzetten te behandelen met langwerkende antibiotica in de uier (blind droogzetten). Tegenwoordig is deze methode van droogzetten achterhaald en wordt aangeraden om selectief droog te zetten. Sterker nog, de Europese wetgeving verbiedt preventief gebruik van antibiotica, waardoor blind droogzetten verboden is. Bij selectief droogzetten worden enkel de koeien (of zelfs kwartieren) die op het moment van droogzetten (waarschijnlijk) geïnfecteerd zijn met een zogenaamde major mastitispathogeen, behandeld met antibiotica en met een speenafsluiter. Tot de major mastitispathogenen behoren onder andere Staphylococcus aureus, Streptococcus uberis, Streptococcus dysgalactiae en Escherichia coli.
De koeien (of kwartieren) die op het moment van droogzetten niet geïnfecteerd zijn met een major pathogeen, krijgen enkel een speenafsluiter toegediend. Hierdoor kan het antibioticagebruik bij droogzetten op een melkveebedrijf met tot wel 30% verminderd worden zonder nadelige gevolgen voor de uiergezondheid en de melkproductie in de daaropvolgende lactatie. In Noorwegen, waar men al gedurende langere tijd selectief droogzet, wordt slechts 1 à 2% van de dieren nog met antibiotica drooggezet.
Mastitismanagement Het is van belang om de bedrijfsdierenarts te raadplegen bij het toepassen van selectief behandelen. Hij/zij is het best in staat om te beoordelen of het veilig is om selectief droogzetten toe te passen op een bedrijf. Bedrijven moeten namelijk het uiergezondheidsmanagement op punt hebben, wil men selectief behandelen zonder risico’s voor de gezondheid van de koeien. Concreet wordt aangeraden om op hoogrisicobedrijven eerst het mastitismanagement te optimaliseren alvorens over te schakelen op selectief behandelen. Onder hoogrisicobedrijven vallen de bedrijven waar minstens 1 van de volgende 3 risico’s met betrekking tot uiergezondheid aanwezig zijn. Een tankmelkcelgetal dat in de laatste 6 maanden minstens tweemaal hoger lag dan 250.000 cellen/ml melk is 1 van deze risicofactoren. Een volgende is de aanwezigheid van Streptococcus agalactiae op het bedrijf. Ten slotte behoort de aanwezigheid van specifieke risico’s/risicoperiodes (bijvoorbeeld slechte hygiëne tijdens de droogstand en het afkalven) betreffende de uiergezondheid tot het rijtje (Amcra-richtlijnen). Indien minstens 1 van deze 3 risico’s aanwezig is op een bedrijf, moet men deze eerst aanpakken vooraleer te starten met selectief droog te zetten.
Selectief behandelen tijdens de lactatie
Het principe Het selectief behandelen van mastitis tijdens de lactatie gebeurt enkel bij gevallen van milde (= afwijkende melk) en matige (= afwijkende uier) klinische mastitis. Bij ernstige klinische mastitis – wanneer de koe algemene symptomen zoals een lichaamstemperatuur van meer dan 39,5 °C vertoont – is het steeds noodzakelijk om de bedrijfsdierenarts te bellen en om de koe zo snel mogelijk te behandelen.
In gevallen van milde of matige klinische mastitis wordt een melkstaal genomen van het aangetaste kwartier en wordt dit staal zo snel mogelijk onderworpen aan bacteriologisch onderzoek. Dit gebeurt aan de hand van een sneltest voor kiemdetectie in de melk, die vaak al binnen de 24 uur een resultaat geeft. Een sneltest voor kiemdetectie in de melk geeft aan of de mastitis veroorzaakt wordt door een grampositieve kiem (zoals S. aureus, S. uberis, S. dysgalactiae en NAS), een gramnegatieve kiem (zoals E. coli of Klebsiella-soorten), of het melkstaal gecontamineerd was (groei van 2 of meer verschillende kiemsoorten) of er geen kiemgroei aanwezig is (negatief resultaat). Enkel wanneer uit de resultaten van de sneltest blijkt dat de mastitis veroorzaakt wordt door een grampositieve kiem of wanneer het staal gecontamineerd is, worden bij selectief behandelen antibiotica ingezet.
Inzet van sneltesten De sneltesten voor kiemdetectie in de melk die gebruikt worden om te beslissen of een koe al of niet met antibiotica behandeld moet worden, kunnen zowel op de dierenartsenpraktijk als op de melkveebedrijven ingezet worden. Het uitvoeren en analyseren van de sneltesten
Daarom worden sneltesten preferentieel in de dierenartsenpraktijken ingezet. De melkveebedrijven en de dierenartsenpraktijken liggen in Vlaanderen relatief dicht bij elkaar. Dat maakt het mogelijk om de stalen op tijd bij de dierenarts te krijgen. Indien er toch voor gekozen wordt om de sneltesten op het melkveebedrijf zelf te gebruiken (bijvoorbeeld op grote melkveebedrijven), dan gebeurt dit in samenwerking met de bedrijfsdierenarts.
Voordelen
Studies hebben aangetoond dat selectief behandelen geen negatieve invloed heeft op de genezing (bacteriologisch en symptomatisch) van de koe, op het celgetal en op de melkproductie. Een groot voordeel is dat de melk gemiddeld gezien sneller terug geleverd kan worden, wat een economisch pluspunt is. Daarnaast kan door selectief te behandelen het antibioticagebruik tijdens de lactatie met meer dan de helft verminderd worden.
In augustus 2022 startte in Vlaanderen een 2 jaar durende veldproef naar de gevolgen van het selectief behandelen in de Vlaamse melkveehouderij onder leiding van M-teamUGent en in samenwerking met Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ), Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en Hooibeekhoeve. In augustus 2024 liep deze veldproef af. De verzamelde data worden geanalyseerd en zien er veelbelovend uit.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Wie benieuwd is naar het principe van selectief behandelen en de gevolgen ervan in de Vlaamse melkveehouderij, is van harte welkom op een van de workshops die op 4 maart 2025 op het ILVO in Melle of op 6 maart 2025 op de Hooibeekhoeve in Geel georganiseerd worden. Inschrijven kan via de pagina rond selectief behandelen op www.koesensor.be of via Rundveeloket.be.