Bundelen van krachten
Wat houdt uw job precies in?
Ik ben als consulent werkzaam bij Boerenbond,
Wanneer mogen we spreken van een coöperatie?
In België hebben we een aparte vennootschapsvorm, namelijk de coöperatieve vennootschap. Het verschil met een nv of bv is dat het hoofddoel niet is om winst te maken, maar wel om samen een bepaald doel te realiseren. Binnen deze rechtsvorm is het ook vrij makkelijk om aandeelhouders toe te voegen of te schrappen. Vaak wordt er vertrokken vanuit een gedeelde ‘miserie’ of opportuniteit en zorgt het bundelen van de krachten voor meer marktmacht. Die aparte juridische entiteit bestaat zeker niet in alle landen. In de meeste landen is het enkel de missiegedrevenheid die een coöperatie onderscheidt van andere ondernemingen.
Samen beteken je meer
Coöperatief ondernemen is duidelijk sterk aanwezig in de landbouwsector. Valt dit historisch te verklaren?
Als we teruggaan naar het Duitsland van 1880, had je daar een burgemeester, Raiffeisen, die het beu was om landbouwers elke winter te moeten ondersteunen via liefdadigheid. Hij zette een systeem van onderlinge solidariteit en samenaankoop op poten, waardoor boeren en plattelandsbewoners sterker in hun schoenen stonden. Dat was het begin van coöperaties waarin mensen samen bijvoorbeeld zaden en machines aankochten, maar ook spaargeld samenbrachten en zo financiering konden vragen bij hun bank. Die systemen hebben zich verspreid naar andere landen. De oudste voorbeelden van coöperatieve samenwerking vind je op het platteland, omdat de nood daar het hoogst was.
Raiffeisen was ook de inspiratie voor de Cera-bank in België. Hoe zit dat juist?
Cera heeft haar oorsprong in 1892 in het bankwezen, vanuit die filosofie van Raffeisen dat je als kleine spaarder weinig betekent, maar samen des te meer. Later werden de bankactiviteiten ondergebracht bij KBC en vandaag is Cera zelf geen bank meer, maar heeft ze wel een belangrijk aandeel in KBC. De 400.000 Cera-vennoten profiteren zo niet alleen van een sterke stem binnen KBC, maar maken vooral deel uit van een hele verzameling aan warme maatschappelijke projecten die Cera ondersteunt. Dat gaat van ledenvoordelen tot samenwerking rond hernieuwbare energie, warme buurten en initiatieven voor mensen met een beperking.
Sectorafhankelijk
In bepaalde Vlaamse landbouwdeelsectoren zijn coöperaties de norm, in andere bestaan ze niet of amper. Vanwaar dat verschil?
Dat klopt. Coöperaties zijn bij ons bijvoorbeeld sterk aanwezig in de tuinbouw, denk maar aan veilingen, en in de melkveehouderij, maar veel minder in bijvoorbeeld pluimvee, akkerbouw of varkenshouderij. Vanwaar dat verschil komt, kan ik niet precies verklaren. Het feit is wel dat die regel in het buitenland of zelfs in Wallonië niet geldt. Daar zie je bijvoorbeeld wel heel wat coöperaties van akkerbouwers voor samenaankoop van zaden en gewasbeschermingsmiddelen. Een reden zou kunnen zijn dat waar landbouwbedrijven en verwerking geografisch verder van elkaar verwijderd zijn, de nood aan samenwerking groter is dan in het dichtbevolkte Vlaanderen. In Nederland gaat men nog verder en is er ook een traditie van bijvoorbeeld coöperaties rond wonen, zorg en zelfs uitvaartdiensten.
Kritische landbouwers
Merkt u dat Vlaamse landbouwers kritisch zijn ten opzichte van coöperaties?
Absoluut, zeker ten opzichte van de grotere coöperaties als veilingen of melkverwerking. Wanneer je hierover met hen doorpraat, komt er vaak naar boven dat landbouwers vergeten om een heel pak voordelen van een coöperatie mee in rekening te nemen, zoals bijvoorbeeld het feit dat je op het einde van het jaar deelt in de winst, of de marketing waar je je zelf niet mee hoeft bezig te houden. Daarnaast is er de zekerheid dat je als lid van de coöperatie altijd je product mag leveren. Dat lijkt evident in economische hoogdagen, maar bijvoorbeeld in crisistijd is het een grote geruststelling dat de coöperatie een afzetmarkt zoekt voor je product.
Op welke vlakken merkt u dat landbouwers terughoudend zijn ten opzichte van coöperaties?
Die weerstand zien we vaker bij grote coöperaties dan bij kleine, lokale initiatieven zoals een machinering of korteketensamenwerking. Enerzijds is er vaak onbegrip over waarom een coöperatie niet altijd een goede marktprijs kan bieden aan zijn leden. De reden daarvoor is dat die coöperaties gewoon deel zijn van de internationale markt, waar ze weliswaar streven naar een optimale prijs, maar ook maar één van de vele spelers zijn. Ze kunnen geen mooie prijs toveren als de markt geen mogelijkheden biedt.
Ook richting het management wordt er ongetwijfeld af en toe met kritische blik gekeken?
Inderdaad. En de praktijk leert dat dat soms ook terecht is. Sommige managers van coöperaties vergeten dat landbouwers de echte eigenaars zijn van het bedrijf. Dat zie je wel eens gebeuren in grotere coöperaties waarin niet de landbouwers het dagelijks management verzorgen, maar wel een aangesteld directieteam. Gelukkig zien we dat de laatste jaren verbeteren. Maar ook de boer draagt hierin verantwoordelijkheid. Je krijgt de kans om deel te nemen aan de algemene vergadering –dat is de aandeelhoudersvergadering – en je krijgt de kans om daar je stem te laten horen: gebruik die dan ook! Het heeft geen zin om ontevredenheid thuis te uiten, je moet de inspraak die je hebt afdwingen.
Grote coöperaties
Overnames en fusies maken dat coöperaties vandaag de dag steeds groter worden. De toekomstige fusie van Milcobel en FrieslandCampina is er maar één voorbeeld van. Houdt dat risico’s in?
Je ziet die tendens om te groeien en om zo efficiënter te werken in de hele bedrijfswereld, dus ook bij coöperaties. Het is een logische stap waarbij je als grotere speler meer marktmacht probeert te krijgen. Ook de fruit- en groenteveilingen in ons land volgen die tendens heel duidelijk. De vraag is natuurlijk hoe groot een coöperatie kan worden zonder dat de inspraak van de boer verwatert. Met hoe meer aandeelhouders je bent, hoe minder die ene stem doorweegt. Het is dus belangrijker dan ooit dat de coöperatie structuren voorziet die inspraak voor haar leden verzekeren. Ook de grotere geografische spreiding is een uitdaging. Daarnaast is er het feit dat zo’n fusie landbouwers én werknemers onder één dak brengt die vroeger concullega’s waren. Ook dat vraagt de nodige zorg en aandacht.
Hoe kunnen coöperaties omgaan met diversiteit tussen kleine en grote leveraars?
De ideale machtsverhouding binnen een coöperatie is: 1 hoofd, 1 stem. Bijvoorbeeld: of je nu 250.000 l of 3 miljoen l melk per jaar levert, je stem weegt even zwaar door. Dat kan er echter voor zorgen dat grote leveraars zich minder gehoord voelen. Uiteraard deel je met meer aandelen wel een groter aandeel in de winst van de coöperatie.
Uitdagingen
Wat ziet u vandaag de dag als de grootste uitdaging voor coöperaties?
Er wordt nog te vaak op korte termijn gekeken. Eigenlijk zou een bedrijf, en zéker een coöperatie, 3 generaties moeten meenemen in elke beslissing die genomen wordt: de ervaring van je voorgangers, de kennis van de huidige generatie en de kansen voor de volgende generatie. Alleen zo vind je een goed evenwicht tussen bijvoorbeeld het uitkeren van voldoende winst en investeren in toekomstgerichte innovaties. Maar ook de solidariteit tussen aandeelhouders en betrokkenheid van leden bij het bestuur van de coöperatie staan onder druk. Om ook in de toekomst sterk te staan, moeten de neuzen in dezelfde richting staan. En daar moet je elke dag aan blijven werken.