2. Beregen, als je kan, na het bemesten: 10l/m2 is al efficiënt voor het verminderen van ammoniakemissie.
3. Gebruik voor dierlijke mest een emissiearme toedieningstechniek of werk de mest direct in.
4. Scheid het toedienen van kalk en ammoniumhoudende meststoffen in de tijd.
5. Verdun rundermengmest voor toediening op grasland of zuur de mengmest aan om minder stikstof te verliezen via vervluchtiging.
6. Wees kritisch voor het eiwitgehalte van het voer van bijvoorbeeld melkvee: minder eiwit in het voer betekent minder kans op emissie uit de mest.
7. Pas op met het gebruik van ureumhoudende kunstmeststoffen. Doe dit bij kouder en nat weer, gebruik een emissiearme techniek of zorg ervoor dat ze ureaseremmers bevatten.
8. Pas traagwerkende meststoffen zoals stalmest of runderdrijfmest vroeg op het seizoen toe.
9. Gebruik snelwerkende meststoffen, zoals bijvoorbeeld nitraathoudende meststoffen, wanneer je tijdens het groeiseizoen moet bijbemesten
10. Gebruik geen nitraathoudende meststoffen bij natte omstandigheden of voorspelde zware neerslag. Deze spoelen immers snel uit.