Startpagina Tuin

Sleedoorn en gele kornoelje: mooi, maar ook lekker

Begin januari hadden we het in deze rubriek over winterbloeiende bomen en struiken, die op hun mooist zijn in het putje van de winter. De planten die vandaag aan bod komen, bloeien strikt genomen óók in de winter, ze bloeien in elk geval vóór 21 maart, maar worden eerder geklasseerd bij de voorjaarsbloeiers.

Leestijd : 5 min

Wij weten deze planten vooral te appreciëren omwille van hun vroege en rijke bloei. Vorige generaties wisten ook hun vruchten op waarde te schatten.

Naar analogie met de 'vergeten groenten', zouden we hier bijna kunnen spreken van vergeten fruit, in die zin dat ze tot het begin van de 20e eeuw in de literatuur steevast werden vermeld bij de fruitgewassen. De bessen groeien echter niet 'eetklaar' aan de boom en dienen eerst verwerkt te worden in de keuken (confituur, likeur...).

Ook de smaak is naar onze moderne normen eerder zuur en wrang en om die redenen verdwenen deze nochtans gezonde en goed te bewaren bessen uit de aandacht. De vruchten van beide gewassen worden wel nog vaak geplukt door herboristen die de heilzame kracht van deze bessen nog steeds weten te waarderen. Momenteel worden de beschreven struiken meestal verhandeld als boomkwekerijgewas en minder als fruitgewas.

Sleedoorn (Prunus spinoza)

Sleedoorn behoort tot de rozenfamilie (Rosaceae) en heeft in zijn familie dus heel wat goede fruitleveranciers (appel, peer, pruim, kers, kriek, bramen, aardbei...), maar ook een aantal mooie en goede sierbomen (Japanse kerselaars, lijsterbes en meidoorn). Vooral met de meidoorn vertoont de sleedoorn nogal wat gelijkenissen, zij het dat de meidoorn meer geschikt is voor voedselrijke, zwaardere en natte gronden en de sleedoorn eerder de voorkeur geeft aan kalkrijke, eerder voedselarme en droge gronden.

Het geslacht Prunus, met zijn ongeveer 400 soorten, hoeven we jullie niet echt meer voor te stellen. Binnen dit geslacht is sleedoorn heel nauw verwant aan de kroosjespruimen of de mirabellen (Prunus insitia) en de kerspruimen (Prunus cerasifera). Vermoedelijk stond een kruising tussen sleedoorn en kerspruim zelfs aan de wieg van de moderne pruimenrassen. De sleedoorn komt van nature voor in onze streken en wordt heel vaak aangetroffen op lichte plaatsen in loofbossen, in heggen, bosranden, dijken, zeeduinen, steile kalkhellingen en langs spoorwegen, vaak op de overgang tussen een open en gesloten landschap.

Bloei en vruchten

Sleedoorn is een eerder onopvallende struik tot het moment dat hij bloeit. Zeer vroeg in het voorjaar, vaak al begin maart, nog voor de winter echt is weggetrokken, zie je de vele, kleine, witte bloemetjes als sneeuwvlokken op de takken liggen. In kwakkelige lentes, als de bloesem samen met de blaadjes verschijnt, vallen ze niet zo erg op. In een vroeg voorjaar verschijnt de bloesem echter vóór het blad en kondigen ze met hun maagdelijk witte bloesem het nakende voorjaar aan.

Omdat de struiken in Europa zo veel voorkomen, is het geen wonder dat er al vroeg pogingen zijn gedaan om ze te veredelen. Met name de Kelten selecteerden de sterkste en mooiste struiken om zo groot mogelijke 'pruimen' te bekomen. Uit archeologische vondsten is gebleken dat de pitten steeds groter werden en dat men dus succes had met de 'veredeling'.

Hoe vroeg de struik ook bloeit, het zal tot in de late herfst duren voordat de bessen met hun grote pitten rijp zijn en van groen via blauw naar blauwzwart verkleuren. En al zien ze er dan verleidelijk uit, het valt enorm tegen als je zo'n vrucht nietsvermoedend in je mond stopt. Zuur, wrang en bitter zijn de overheersende smaken, geen wonder dat een van de volksnamen 'trekkebek' is. Dit komt doordat de bes niet enkel afrijpt onder invloed van zonlicht, maar ook vorst nodig heeft om af te rijpen. Pas na de eerste vorst worden deze bessen echt rijp en is de smaak iets beter te pruimen. Maar nog beter is de bes voor verwerking in de keuken, waar hij zich laat transformeren tot heerlijke jam en likeur.

Gele kornoelje (Cornus mas)

In tegenstelling tot sleedoorn, die slechts sporadisch in de randbeplanting van een tuin terechtkomt, wordt Cornus mas wel vaak bewust aangeplant in de tuin. Vooral zijn vroege bloei (op vele plaatsen staat hij nu volop in bloei) op het naakte hout, zijn eerder beperkte omvang en zijn gebruiksgemak – hij doet het zowel in grote groepen, als haagplant en als solitair – zorgen voor een hernieuwde populariteit van deze inheemse plant. Jammer genoeg komt deze plant niet (meer) verwilderd voor in Vlaanderen. In Nederlands-Limburg, het Nederlandse duingebied en in de Zuidelijke Ardennen kunnen we ze wel nog in de vrije natuur aantreffen. De gele kornoelje behoort tot de kornoelje-familie (Cornaceae), meer bepaald tot het geslacht Cornus, dat een 50-tal soorten omvat. Daarvan zijn er heel wat in cultuur als tuinplant en ze zijn vaak ook in de winter heel opvallend vanwege hun fraai gekleurde (jonge) takken.

Bloei en vruchten

De kornoeljestruik was vroeger niet weg te denken bij de pastorij of een kasteel. Meestal stond er een hele haag, die niet alleen om esthetische redenen werd aangeplant, maar ook omwille van de grote oogst aan gezonde bessen. In de late winter (februari) verschijnen de zoet geurende bloemetjes aan de dan nog kale takken van deze bossige heester, die bij ons een hoogte bereikt van maximum 4 m en een omvang tot 3 m.

Hij heeft opvallend lang toegespitste, iets glanzende, donkergroene bladeren die in het najaar oranjerood verkleuren. Na de bloei vallen de bloemen af en komen de ovale, groene steenvruchtjes tevoorschijn, die in het najaar donkerrood verkleuren. dat is ook meteen het teken dat ze rijp zijn. Ondanks hun zure smaak vallen de rijpe bessen erg in de smaak bij de vogels.

Net als bij sleedoorn dienen de bessen verwerkt te worden voor menselijke consumptie. Ze zijn zeer geschikt voor het bereiden van sap, jam, gelei, compote, wijn en schnaps en worden met het oog daarop vaak in meer zuiderse landen (waar de oogstzekerheid groter is) zoals Portugal, Spanje, Italië en Turkije aangeplant.

Bij ons groeit deze sterke struik met zijn gezonde bessen op bijna alle (liefst kalkhoudende) grondsoorten. Voor een goede opbrengst verlangt hij een beschutte, zonnige standplaats.

Snoei is enkel nodig om voldoende licht in het hart van de struik te laten en gebeurt door de oudere takken volledig te verwijderen. En voor de rest kan je genieten van zijn mooie en uitbundige bloei.

Geert Brantegem

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken