Stikstof blijft twistpunt in commissie Leefmilieu
In de commissie Leefmilieu van het Vlaams Parlement van 14 februari schoven commissieleden Stefaan Sintobin (VB) en Mieke Schauvliege (Groen) minister Zuhal Demir (N-VA) andermaal enkele twistpunten over het stikstofakkoord voor de voeten.

Ze hebben onder andere bedenkingen bij de criteria waarop de lijst met rode bedrijven is vastgelegd en de mogelijkheid om aan te tonen dat er inspanningen zijn geleverd. Het verschil in behandeling van landbouw en industrie is in de commissie een even belangrijk pijnpunt net als de uiteenlopende visies van de departementen Landbouw en Leefmilieu.
Rechtszekerheid is noodzakelijk
Voor minister Demir zijn alle leden van de Vlaamse regering vragende partij dat de vergunningen die men in de toekomst in Vlaanderen verleent, rechtszeker moeten zijn. Ze mogen geen nieuwe rechtsonzekerheid creëren doordat ze de stikstofimpact niet correct in rekening brengen. Dat kan volgens haar slechts door de vergunningsverlening gepaard te laten gaan met een structurele verlaging van de stikstofuitstoot in Vlaanderen.
De minister gaat een jaartje terug naar februari 2022 toen de voltallige Vlaamse regering een akkoord bereikte over hoe men dat gaan doen: een sectorbenadering waarbij de NOx-emissies met 45% afnemen tegen 2030 en die van ammoniak met 40%. Er wordt maximaal verder gebouwd op principes en maatregelen die eerder al in het luchtbeleidsplan werden beslist. In het luchtbeleidsplan werd initieel vooral de industrie en transport geviseerd. De landbouw stond daar niet uitgebreid bij. Volgens Demir klopt het niet om te zeggen dat slechts één sector maatregelen moet nemen. Er is een pakket maatregelen overeengekomen om inzake landbouwemissies ook een neerwaartse trend te realiseren richting de PAS-doelstelling van 2030.
Geen ‘rode’ lijst
Volgens minister Demir is er geen lijst van rode bedrijven op basis van de meest recente uitstootmodellen. Dat wordt in de pers beweerd maar de minister vindt zo’n lijst een slecht idee en ze wil met objectieve parameters werken.
Het verschil in behandeling tussen landbouw en industrie is terug te leiden tot de absolute bijdrage van elk van de sectoren aan de stikstofneerslag en het verschil in emissiereductietrend. Met het huidig voorstel moeten landbouwers zodra ze meer dan 0,025% bijdragen aan wat een natuurgebied aan stikstof aankan, een passende beoordeling laten uitvoeren. Voor de industrie ligt die drempel op 1%.
Volgens Mieke Schauvliege (Groen) wil de cd&v de norm voor landbouw gelijk trekken met die voor industrie. Ze vraagt zich af of die voorgestelde versoepeling van de regelgeving ervoor gaat zorgen dat de stikstofneerslag op de beschermde natuurgebieden zal verminderen en zo de Europese doelen zullen worden gehaald.
Demir meent dat het invoeren van gelijke drempels een ongelijke behandeling zal veroorzaken. Landbouw en industrie brengen een zeer uiteenlopende ruimtelijke spreiding en hoeveelheid van stikstofdeposities teweeg.
Kippenstalarrest
In relatie met het stikstofakkoord blijkt uit de cijfers van het omgevingsloket dat er sinds 2021 steeds minder vergunningsaanvragen voor landbouwbedrijven worden ingediend. Tussen 2018 en 2020 waren er dat gemiddeld 1800 per jaar, in 2021 in Vlaanderen 1360 en vorig jaar 1175.
Het dalende aantal vergunningsaanvragen in de landbouwsector is volgens Steven Coenegrachts (Open Vld) de directe prijs die we betalen voor de rechtsonzekerheid die er de laatste maanden en jaren is ontstaan na het fameuze kippenstalarrest. Die onzekerheid is er ook oorzaak van dat investeringen in innovatie in de sector on hold worden gezet. Die innovatie is volgens hem broodnodig om de stikstofuitstoot terug te dringen. Maar mensen weten niet meer of het nog zin heeft om geld te steken in hun bedrijf. Dat hindert de transitie van de sector richting een meer duurzame toekomst. Waarmee Coenegrachts zegt dat het meer dan nodig is om snelheid te maken met dat stikstofakkoord en dat rechtszekerheid daarbij minstens even belangrijk is.