Startpagina Maïs

Onkruidbestrijding maïs: adviezen 2023

Onkruidbestrijding is een belangrijk aandachtspunt in de teelttechniek van maïs en staat voor tal van uitdagingen. Vanuit de werkgroep onkruidbeheersing LCV komt er interessant advies.

Leestijd : 4 min

D oor monocultuur wordt, op voornamelijk lichtere bodems, een toenemende onkruiddruk vastgesteld, onder andere door een stijgende aanwezigheid van gierstgrassen, alsook door de toenemende problematiek van knolcyperus, maar ook van doornappel of Datura. De introductie van nieuwe gierstgrassen verergert deze problematiek alleen maar. Verder worden ook meer en meer beperkingen opgelegd aan de toegelaten herbiciden. Dat is het geval voor terbuthylazin en ook voor S-metolachloor (Dual Gold e.a. ) geldt het Stewardship-programma, waarbij de toepassing op zandgrond wordt afgeraden.

In een dergelijke context en in het kader van de geldende IPM-reglementering is het belangrijk om nog meer aandacht te hebben voor goede landbouwpraktijken, voor de juiste productkeuze en voor het behandelstadium.We moeten ook tal van voorzorgen in acht te nemen bij het spuiten om aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelresiduen in het oppervlaktewater te laten dalen. Vanuit het Landbouwcentrum Voedergewassen (LCV) worden in deze context door tal van partners (zie tabel 1) onkruidbeheersingsproeven aangelegd. Dit artikel geeft naast algemene aanbevelingen vooral de bevindingen uit de proeven van 2022 waarin het LCV opnieuw koos voor een gerichte aanpak met focus op probleemonkruiden.

17-3393-Maïs-01-web

Basisaanpak geïntegreerde onkruidbeheersing

De basisregels voor een geïntegreerde onkruidbestrijding toepassen in maïs worden uitvoerig besproken in de publicatie Geïntegreerde onkruidbestrijding in maïs wordt een noodzaak (2014),  en zijn nog steeds relevant. Onkruidbeheersing op basis van doelgerichte handelingen (IPM of Integrated Pest Management) blijft evenwel een must. Elke landbouwer die percelen aangeeft in de verzamelaanvraag en die professionele gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op die percelen – zij het zelf via een loonwerker of via een andere landbouwer – moet verplicht aangemeld zijn voor IPM-controle bij een Onafhankelijke Controle Instantie (=OCI , zie website Vegaplan). IPM zit vervat in Vegaplan. Landbouwers die bijvoorbeeld suikerbieten of aardappelen hebben, zijn normaal al Vegaplan-gecertificeerd en dus ook in orde voor IPM. IPM zit echter niet in bijvoorbeeld Codiplan of IKM, deze landbouwers moeten zich dus aanmelden bij een OCI.

Aandachtpunten voor het goed gebruik van herbiciden

• Voldoende fijne en aangedrukte bodem voor een goede werking van de bodemherbiciden;

• Behandel onkruiden steeds in een jong stadium en combineer werkzame stoffen met een verschillend werkingsspectrum in functie van de aanwezige onkruidflora om zo de ganse flora aan te pakken.

Een behandeling in het 3-4 bladstadium is het meest optimale gewasstadium (tenzij in het geval van glad vingergras): de onkruiden zijn nog klein en gevoelig, er is geen paraplu-effect en de herbiciden vertonen de grootste selectiviteit ten aanzien van het gewas. Een vroege toepassing is ook algemeen kostenbesparend, omdat de doseringen algemeen lager kunnen gehouden worden.

• Bij een toepassing in het 4-5 bladstadium moet er meer aandacht zijn voor middelen met bladwerking, terwijl bij een vroegere toepassing moet gezorgd worden voor voldoende nawerking door bodemherbiciden. Later behandelen wordt afgeraden omwille van selectiviteitsproblemen van de maïs en van grotere, minder gevoelige onkruiden en ook omwille van het voorkomen van het paraplu-effect. Daardoor worden onkruiden groeiend onder grotere onkruiden niet geraakt;

• Stem de keuze van werkzame stoffen optimaal af op de onkruidflora. Een regelmatige controle van het veld is geen overbodige luxe. De Onkruidwijzer maïs is een hulpmiddel.

• Voorzie steeds voldoende nawerking (via bodemherbiciden) om nakiemers te vermijden;

• Neem voorzorgen om contaminatie van oppervlaktewater en milieu te vermijden door driftreducerende doppen te hanteren, door correcte dosissen te gebruiken én door de wettelijke bufferzones te respecteren (zie verder)

• Voer onkruidbeheersing uit in goede omstandigheden: bij groeizaam weer (voldoende relatieve vochtigheid (>60%) ; dus niet te schraal en droge weersomstandigheden), opdat de producten beter opgenomen zouden worden; vroeg in de ochtend of ’s avonds zijn de omstandigheden vaak beter. Tracht hier wel een vochtig gewas te vermijden, want anders stijgt de kans op fytotoxiciteit voor de maïs.

Vooropkomst

Op percelen met een zware onkruiddruk vormt het een goede basis om nadien in het 4-5 bladstadium een correctiebehandeling uit te voeren, eventueel gevolgd door een tweede correctie bij het voorkomen van knolcyperus. Een voldoende vochtige bodem is wel een voorwaarde voor het slagen van een vooropkomstbehandeling. Daarbij kunnen volgende combinaties naar voor geschoven worden : Frontier Elite 1.4 L + Stomp Aqua 2.5 L/ha of Adengo 0.25 L + Frontier Elite (hierna FE) 0.8 L/ha of Adengo 0.25 L + Successor 1.5 L/ha. Stomp Aqua is zeker op percelen met een hoge druk van melganzevoet een meerwaarde. Het opnemen van Adengo in de vooropkomst (of in het 1-2 bladstadium bij zandgronden) geeft een versterkte werking op tal van onkruiden.

Naopkomst

Schema’s met terbuthylazin zijn aan beperkingen onderhevig (zie kader). Vanuit LCV werd al geruime tijd aangetoond dat het zeker ook zonder terbuthylazin (hierna T) kan. Bij T-vrije schema’s is het belangrijk om zeker niet te laat te behandelen (streven naar 2-3 bladstadium), gezien het boostereffect van T in combinatie met HPPD-herbiciden (sulcotrion, mesotrion, tembotrion) niet meer aanwezig is én gezien de werking tegen onder andere kamille en veelknopigen gereduceerd is. Een versterking op veelknopigen is in T-vrije combinaties zeker nodig. De proef algemene flora in Ternat was in het algemeen zeer goed geslaagd, maar er was dan ook weinig onkruiddruk. Het enige echte probleem op dit proefveld bleken de distels te zijn.. Het viel op dat in dit geval objecten met toevoeging van Kart of Callam of ook de late toepassing van Laudis + Aspect T een tendens vertoonden voor een iets betere werking.

Joos Latré, Valérie Claeys,

Geert Haesaert, Eva Wambacq(Proefhoeve Bottelare HoGent-UGent)

Gert Van de Ven (Hooibeekhoeve-Landbouwcentrum voor

Voedergewassen)

Marijke Gijbels en Shana Clerckx (PVL Bocholt)

Patrick Vermeulen (VTI Poperinge – Land –en Tuinbouw)

Marc Verbiest (CIPF)

Marleen Delanoy, Mathias Abts (Vlaamse overheid,

Departement Landbouw en Visserij)

Lees ook in Maïs

Meer artikelen bekijken