Startpagina Groenten

Gewezen bedrijfsleider bij Viaverda Luc De Reycke blikt terug én vooruit

Na een carrière van liefst 41 jaar op het Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG), dat eind maart met PCA en PCS fusioneerde tot Viaverda, ging de bijna 63-jarige Luc De Reycke op 1 augustus met pensioen. Van technieker werkte hij zich op tot bedrijfsleider van het PCG. Hoe kijkt hij terug op het onderzoek en vooruit naar de toekomst van de vollegrondsgroenteteelt? “Kennis doorgeven aan telers blijft essentieel.”

Leestijd : 9 min

Luc startte in 1983 als tweede werknemer bij de toenmalige ‘Tuinbouwwerkgroep Zuid-Vlaanderen’. Hij werkte zich er op tot onderzoeker, teeltvoorlichter en tot slot bedrijfsleider van het PCG. Op de site in Kruishoutem zijn intussen zo’n 50 mensen actief.

Hoe bent u bij het proefcentrum beland?

Via een sollicitatie bij een zaadhuis voor landbouwzaden kwam ik bij het CIPF (Centre indépendant de promotion fourragère) in Louvain-la-Neuve terecht. Daar ging ik als Nederlandstalige aan de slag in een BTK (Bijzonder Tijdelijk Kader)-project rond de aanleg van rassenproeven in maïs op een 15-tal locaties. Zo leerde ik de proefveldwerking kennen. Dat beviel me en ik besefte toen dat zo’n job ook in de toekomst iets voor mij zou zijn. Eind 1983 begon ik bij de toenmalige ‘Tuinbouwwerkgroep Zuid-Vlaanderen’ hier in Kruishoutem via het Derde Arbeids-circuit. Na 1 jaar kreeg ik een vast contract. Ik werkte er samen met een onderzoeker en een andere uitvoerder-technieker. De Tuinbouwwerkgroep moest de reconversie van kleine gemengde bedrijven naar meer productie voor groenteteelt ondersteunen. Eind jaren 70 - begin jaren 80 startten de grondleggers van de eierveiling van Kruishoutem hier ook een groenteveiling. Dat gaf de aanzet voor de oprichting van het proefcentrum. De groenteveiling werd later door Produco en daarna door REO Veiling overgenomen. Eind jaren 80 werd dan het PCG opgericht.

Welke functies hebt u daar bekleed?

Ik ben gestart als technieker. Vanaf 1986-1987 begonnen we te telen op de pas gekochte hoeve aan de Karreweg. Begin 1989 kreeg ik de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse werking en in 1994 werd ik bedrijfsleider. Als eindverantwoordelijke voor de dagelijkse werking werkte ik nauw samen met Annie De Groote, die toen hoofd van de dienst Land- en tuinbouw in de provincie Oost-Vlaanderen was. Eind jaren 80 - begin jaren 90 waren hier zo’n 5 à 10 werknemers actief. In 1992 kwam het PCA (Proefcentrum voor de Aardappelteelt) erbij, dat toen 3 personen tewerkstelde.

Luc in het begin van zijn carrière, bij een beoordeling van een proef augurken.
Luc in het begin van zijn carrière, bij een beoordeling van een proef augurken. - Foto: Viaverda

Exponentiële groei

Hoe breidde de site uit?

Nadat we in januari 1989 de eerste loods in gebruik namen, brak de periode van groei aan met de start van de projectwerking in de jaren 90: impulsgebieden, 5B- en Vlaio-projecten… waardoor we zaken meer konden uitdiepen. We mogen ook dankbaar zijn voor de financiële middelen die we van de provincie en de Vlaamse overheid kregen. Toen begon het bedrijf hier echt te groeien. Rond het jaar 2000 werkten hier al 25 personeelsleden in de groenteteelt en 7 in de aardappelteelt. Intussen steeg dat aantal tot 38 in de groenteteelt en 12 in de aardappelteelt. De onderlinge samenwerking, bijvoorbeeld rond machinegebruik, is flink toegenomen. De fusie tot Viaverda helpt daar uiteraard bij.

Wat was jouw invloed hierbij?

Ik heb altijd hard gestreefd naar specialisatie, gericht naar de sector zelf. We hebben hier zo toch wel wat zaken ontwikkeld waar we trots op mogen zijn. Zo zijn we op het vlak van prei zeker belangrijk. De laatste jaren hebben we rond uien ook heel veel onderzoek gedaan. We werden ‘trekker’ in deze sterk uitbreidende teelt, net als in bataat, waarin we ‘diep’ willen gaan en ervoor willen zorgen dat telers alle aspecten van deze kleinere teelt meekrijgen. In de serreteelt waren we pioniers in de hydroteelt (mobiel gotensysteem) van sla – wat we intussen niet meer opvolgen – en in de combinatie vis- en groenteteelt, waarin we onderzoek uitvoerden voor de vlakbij gelegen viskwekerij Aqua4C en tomatenbedrijf Tomato Masters. Ook in de bioteelt hebben we veel onderzoek verricht. In de jaren 80-90 waren rassenproeven heel belangrijk. We doen dat nog altijd, maar alleen voor de belangrijkste teelten die we opvolgen. Een ras moet je kunnen opvolgen in de praktijk om te zien hoe het zich verder ontwikkelt.

Vanwaar de specialisatie in prei, uien en bataat?

Prei is voor een stuk gegroeid vanuit de actieve werkgroep Preitelers, waarmee we van bij het begin actief samenwerkten en zo sterker werden in de teelt. Voor de uien- en bataatteelt vonden we dat het onze plicht was om die nauwgezet op te volgen, omdat ze vaak samen met aardappelen worden geteeld, waarin het PCA gespecialiseerd was. Zo’n jaar voor de fusie tot Viaverda splitsten we onze groot geworden openluchtafdeling in de afdelingen akkerbouwmatige en intensieve groenteteelten. Het onderzoek in de akkerbouwmatige teelten (uien, wortelen, erwten, bonen, spinazie) willen we weer wat aanzwengelen. We kozen ervoor om de teeltkennis bij kleine groepen mensen dieper uit te bouwen, zodat die snel kunnen reageren op vragen uit de sector. De ‘breedste’ vragen moeten toekomen bij de nieuwe gezichten.

Hoe kijkt u naar de samenwerking met andere proefcentra?

Mede dankzij coördinatiecomités hebben we een goede samenwerking met Inagro, Proefstation voor de Groenteteelt en Proefcentrum Hoogstraten. De Vlaamse overheid is trekker van de coördinatie en communicatie tussen de proefcentra. Soms is er wat onderlinge concurrentie, maar dat hoort erbij. Wij zijn voorstander om ons in enkele zaken iets meer te specialiseren. Enerzijds hoeven niet alle proefcentra alle teelten op te volgen, anderzijds variëren de bodems in de Vlaamse provincies en zijn er regionale verschillen. Via allerlei projecten werken we ook samen met buitenlandse proefcentra, met continu kennisuitwisseling en overleg tussen de ruime aangrenzende regio’s.

Focus op voorlichting

Waarom koos u bij PCG zelf meer de kant van de voorlichting dan van het onderzoek?

Dat was een persoonlijke keuze. In 2008 stelde Rudi Vandewiele me de vraag of ik interesse had om mee een voorlichtingsdienst op te richten. We voelden aan dat er steeds meer nood was aan individuele teeltbegeleiding. Omdat ik al meer dan 20 jaar vooral werk had gestoken in onderzoek, was ik geïnteresseerd om hierin mee te stappen. Ik had nood aan een andere benadering en aan iets nieuws, en heb hier de ruimte en mogelijkheden gekregen om dat binnen mijn job als bedrijfsleider te doen. Daar ben ik heel dankbaar voor, want dat was niet evident. Op dat moment waren sommige handelsbedrijven gekant tegen betaalde voorlichting. Ik werd vanaf dan op het PCG niet meer betrokken bij privéonderzoek naar nieuwe producten.

Hoe hebt u het onderzoek in de groenteteelt in al die jaren zien veranderen?

Gigantisch. Toen ik begon, was ik heel het jaar bezig met mijn onderzoekswerk en trok ik in de winter 1 à 2 weken uit om alles in een verslag te gieten. Dat is nu niet meer professioneel. De telers informeren was toen het belangrijkste. Halverwege de jaren 80 kenden we enkele moeilijke jaren. De komst van het kwaliteitssysteem GEP heeft het onderzoek sterk geprofessionaliseerd. Vanaf toen verliep alles via procedures en protocollen. Daarnaast was er de sterke specialisatie op de groentebedrijven. Toen ik begon, waren er veel bedrijven met 1 à 3 ha groenteteelt. Twintig jaar later namen bedrijven massaal Poolse werknemers aan, werden ze veel grootschaliger en gingen ze veel gedurfder te werk. Dat had zijn consequenties. In de jaren 90 werd er veel gemechaniseerd. In de loop van de jaren 2000 kwamen daar dan veel Poolse seizoenarbeiders bij. De groentebedrijven groeiden dus heel sterk, en de roep om voorlichting heeft daar voor een groot stuk mee te maken. De werknemers moesten worden gevormd en de risico’s werden veel groter. In het begin vonden hier enkel B-cursussen of een studieavond over een bepaalde teelt plaats. Proefveldbezoeken werden in de loop van de jaren 90 sterk ontwikkeld en uitgebouwd.

Andere mijlpalen

Waren er nog andere mijlpalen rond het onderzoek?

De demo- en Vlaio-projecten stimuleerden het onderzoek in Vlaanderen sterk. Zo waren er via de demoprojecten middelen om gecoördineerd (over diverse praktijkcentra heen) onderzoek te doen, te bundelen en tot coherente besluiten te komen. Heel vaak was dat om een wetgeving te doen naleven in de sector. Andere mijlpalen zijn onze specialisaties in bio beschutte en gangbare teelten prei, uien, bataat en yacon, en de oprichting van het smaakonderzoek, waarmee we in 1998 gestart zijn. Dat speelt in op vragen van landbouwers en diverse stakeholders. Hiervoor richtten we een smaaklokaal in, waarbij panelleden blind groenten en fruit proeven en beoordelen. De segmentatie van tomaten gebeurt nog steeds op deze basis en ook in aardbeien, witloof, appelen, peren, aardappelen, spruiten… doen we smaakonderzoek. Voor de erkenning van een nieuw gewasbeschermingsmiddel doen we ook smaakafwijkingstests in opdracht van fytobedrijven, omdat de FOD Volksgezondheid dit eist. Overigens krijgen we ook van bedrijven uit de sector vaak de vraag om onderzoek rond hun producten te doen. Die proeven zijn mooi meegenomen, omdat je zo ‘mee’ bent in de kennisopbouw voor de toekomst. Nu fytomiddelen onder druk staan, zijn er wat minder erkenningsproeven, maar we zien een grotere vraag naar onderzoek met biostimulanten, mest-stoffen…

U was en blijft teeltvoorlichter bij de telersadviescoöperatie (TACO). Hoe combineerde u die 2 jobs?

De combinatie is niet optimaal, zeker niet in de drukke maanden juli tot oktober, maar het is altijd gelukt. De oprichting van TACO kwam tot stand door een goed gestructureerde samenwerking met telersverenigingen (Ingro en REO Veiling), praktijkcentra Inagro en PCG en met de voorlichters. Ik twijfelde enkele maanden of ik wel volledig in die voorlichting zou stappen. PCG beschouw ik als ‘mijn kind’, mijn bedrijf, en ik heb dat niet kunnen loslaten. Ik heb het zien ‘geboren’ worden en heel zijn groei meegemaakt. Ik ben blij dat ik die keuze heb gemaakt. De sleutel afgeven van ‘mijn bedrijf’ was dan ook wat pijnlijk, maar ik heb er zelf voor gekozen, want het werd veel. Nu heb ik ook wat meer tijd voor familie en vrienden. Ik blijf wel grondstaalnemer bij Viaverda en zo kom ik ook nog bij boeren. Ik ben zeker dat de werking bij Viaverda goed zal worden voortgezet. Jana Van Steenkiste neemt mijn taken als bedrijfsleider over, Annelien Tack en Ellen Dendauw volgen als teamleiders het onderzoek in openluchtgroenten op. Bij TACO blijf ik ook de administratie opvolgen.

Stressbestendige telers

Hoe ziet u de toekomst van de groentesector?

Ik zie zeer grote verschillen rond rentabiliteit en efficiëntie tussen bedrijven. Die zullen wellicht nog groter worden. AI en precisietechnologie kennen een enorme vaart. Kijk naar de spuitmachine Ecorobotix: enkele jaren geleden was die nog in onderzoeksfase, tegenwoordig rijden er al diverse rond in Vlaanderen. Haar werking kan nog beter, en ook daar is een taak voor het onderzoek en de voorlichting weggelegd. Zo startte Jonas Bodyn, onderzoeker Groenten akkerbouwmatig bij Viaverda, begin juli in bijberoep bij TACO. Hij zal er vooral de voorlichting in de uienteelt opvolgen. Zijn eerste taken waren het begeleiden van de Ecorobotix van Ingro in de teelt van uien en wortelen.

Jonas Bodyn, onderzoeker Groenten akkerbouwmatig bij Viaverda, startte begin juli in bijberoep bij TACO. Daar volgt hij vooral de voorlichting in de uienteelt op.
Jonas Bodyn, onderzoeker Groenten akkerbouwmatig bij Viaverda, startte begin juli in bijberoep bij TACO. Daar volgt hij vooral de voorlichting in de uienteelt op. - Foto: JVB

Als je kijkt naar het tempo van het wegvallen van middelen – ook herbiciden – is er zeker nood aan andere oplossingen. In juni schrok ik op de DLG Feldtage in het Duitse Erwitte van het spectaculaire aanbod van en de evolutie in mechanische onkruidbestrijding en robotisering. Bij ons staat precisielandbouw nog wat in de kinderschoenen, maar dat heeft ook te maken met de veelal kleine percelen in Vlaanderen.

Welke rol speelt de klimaatverandering hierbij?

Telers zullen de komende jaren bijzonder stressbestendig moeten blijven, want de klimaatverandering leidt tot teeltmislukkingen. Bij kostprijsberekeningen moet je daar rekening mee houden. Onvoorziene zaken zullen alleen maar toenemen. Verder zullen groenten duurder moeten worden, want ze zijn nog steeds te goedkoop. Supermarktketens zetten nog te veel druk op de prijzen. Er zullen ook periodes komen waarin bepaalde groenten niet meer in de winkel liggen. Neem nu spruiten: als de fytomiddelen aan dit tempo blijven wegvallen, zal je in bepaalde periodes geen spruiten meer hebben. Klimaatverandering en gewasbescherming zullen dus zeer hard inspelen op de toekomstige mogelijkheden. Op het tweede kan je nog inspelen, maar je wapenen tegen het eerste is niet evident. Kalenderlandbouw werkt niet, en zeker niet met de klimaatverandering. Perioden van aanhoudende neerslag of droogte zullen vooral problemen veroorzaken in de industriemarkt, omdat je daar planmatig moet telen om de fabrieken tijdig te bevoorraden. Ik verwacht veel van rassenveredeling, maar dat vergt tijd.

Wat met de verwachtingen rond een betere waterkwaliteit?

Elke teler moet de regels rond bespuitingen, bemesting… volgen. Elk jaar zijn er echter bijkomende regels, dat moet allemaal in de kostprijs van groenten worden doorgerekend. Uiteraard speelt hier de bikkelharde concurrentie tussen retailers, maar als die geen product meer hebben, is er veel mogelijk.

Biedt mechanische onkruidbestrijding kansen?

Absoluut, maar ook daar zijn er momenten waarop het moeilijk is. Vaak is het ook locatiegebonden. Zo zijn de Polders in Nederland veel properder dan hier, waardoor je makkelijker onkruidvrij kan kweken. Met de nieuwe machines kan je wel veel doen, maar wat ga je doen in natte omstandigheden tegen valse meeldauw in uien of tegen de aardappelplaag?

En bio?

Ik denk niet dat bio dé grote groei zal kennen, omdat het risico op mislukkingen door de klimaatverandering daar veel groter is dan in de gangbare teelt. Zo hadden Nederlandse bio-uientelers heel wat problemen met valse meeldauw om goed te kunnen oogsten. In teelten zoals prei en bloemkool is er wél nog groei mogelijk.

Jan Van Bavel

Lees ook in Groenten

Meer artikelen bekijken