Startpagina Groenten

Spruitkool nog milieuvriendelijker telen

Spruitkool wordt in Vlaanderen vooral geteeld voor de industriemarkt (diepvriesbedrijven). Op een studienamiddag in Roeselare kwamen diverse aspecten van de teelt aan bod, zoals de afstelling en het onderhoud van oogstmachines, insectenbestrijding en de problematiek van metaldehyde in het oppervlaktewater.

Leestijd : 7 min

De voorbije 15 jaar groeide het spruitkoolareaal in België gestaag tot 2915 ha in 2024. Maar liefst 95% daarvan bevindt zich in Vlaanderen. Spruitkool is een echte ‘industriegroente’: 85% van de geoogste spruiten is bestemd voor de industriemarkt, slechts 15% voor de versmarkt. Volgens Rudi Vandewiele van TACO (TelersAdviesCoöperatie), die in West- en Oost-Vlaanderen veel vollegrondsgroentetelers adviseert, zijn spruitkooltelers terug gemotiveerd om het gewas te verbouwen. Tegelijk kampen ze met veel bedreigingen: de markt vraagt nu een beperkte inkrimping, er is veel onzekerheid rond de export naar de Verenigde Staten, de import vanuit Nederland neemt afhankelijk van de situatie op de versmarkt toe, glazigheid, slakken, witte vliegen en tripsen vormen regelmatig een probleem…Bovendien baart de verstrengde wetgeving rond de inzet van fytoproducten hun veel kopzorgen.

Tweede grootste industrieteelt

Vorig jaar boekte Ingro, met 1200 leden de grootste vereniging van industriegroentetelers, een recordomzet van 155 miljoen euro. Spruitkool is bij Ingro de tweede grootste teelt, na bloemkool. Op 12 jaar tijd daalde het aantal spruitkooltelers bij Ingro van 114 naar 72. In 2024 behaalden die samen een opbrengst van 60.844 ton. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van het jaar voordien en goed voor een omzet van bijna 38 miljoen euro. Zo’n 93% van wat was afgesproken volgens de contracten werd effectief geleverd. De voorbije 3 jaar steeg de gemiddeld uitbetaalde prijs sterk. Vorig jaar bedroeg die bijna 625 euro/ton.

Spruitkool is bij Ingro de tweede grootste teelt, na bloemkool.
Spruitkool is bij Ingro de tweede grootste teelt, na bloemkool. - Foto: Bejo Zaden

Afstelling en onderhoud van oogstmachines

Pieter Jan Deman, zaakvoerder van constructiebedrijf Deman uit Passendale, gaf enkele tips voor de afstelling van de oogstmachine om verliezen zoveel mogelijk te beperken. “De plukkop is het belangrijkste element in je machine. Stel die zo goed mogelijk af”, aldus Deman. “De plukkop zet een bepaalde kracht op de plant: de plukdruk. Uniek aan onze machine is dat je 2 plukdrukken hebt, waarbij je de grootte van de druk en waar exact je die druk wil op de plant kan instellen. Ga je oogsten, pas dan eerst de plukdrukken aan voor je de mesjes gaat vijlen. Een te hoge plukdruk kan geen kwaad, zowel bij lange als bij korte stammen. Hou bij lange planten de stam goed vast, anders zal het gewicht van de stam je mesjes opendrukken en heb je meer kans op gesneden spruiten. Let er ook op dat je spruiten niet te veel ‘voetjes’ krijgen. Een hogere plukdruk betekent dat je dichter gaat snijden bij de stam, met als gevolg dat je langere voetjes hebt, maar ook dat je meer spruiten aan de bladeren hebt, als die niet goed afgerijpt zijn.

Wil je inspecteren hoe je plukkop oogst, dan kan je stammen verzamelen aan de hakselaar. Doe dat enkel bij een stilstaande machine, anders is dat levensgevaarlijk. Met een manchette kan je dan stammen afhakken en die manueel inbrengen in de plukkop. Controleer ook de verende werking van je intrek-rollen. Die moeten symmetrisch en bij voorkeur net iets hoger zitten, zodat je intrekrollen mooi in het midden van de kop zitten als het gewicht van de stam erop komt.”

Dit seizoen brak de plantkop vaak af, doordat de planten te weinig groeidagen hadden. De stam bevatte weinig stevigheid en brak bij de minste stoot af. Bijkomend veranderen de mesjes van vorm. “Ze krijgen een puntige vorm, waardoor ze zich ingraven in de stam en waardoor die afbreekt. Dan moet je de mesjes aan de buitenkant lichtjes bijvijlen, zodat ze weer een boogvorm krijgen. Wil je dat de mesjes verder van de stam snijden, vijl dan de binnenkant van de punt ervan bij. Omgekeerd moet je de buitenkant bijvijlen, als je de mesjes dichter van de stam wil laten snijden.”

Pieter Jan Deman van constructiebedrijf Deman uit Passendale adviseerde om de plukkop van de oogstmachine zo goed mogelijk af te stellen om verliezen te beperken.
Pieter Jan Deman van constructiebedrijf Deman uit Passendale adviseerde om de plukkop van de oogstmachine zo goed mogelijk af te stellen om verliezen te beperken. - Foto: Miguel Vermeulen PartyShotz

Insectenbestrijding

Staf Antoons van Bayer ging in op de insectenbestrijding in de spruitkoolteelt. Door het alsmaar krimpende middelenpakket wordt afwisselen met producten om resistentie te vermijden steeds moeilijker. Daardoor wordt de insectenbestrijding nog uitdagender. Er zijn nog 10 toepassingen in het veld uit 8 IRAC- of resistentiegroepen om af te wisselen mogelijk. Die toepassingen verschillen bovendien nog in werkzaamheid. Middelen op basis van de werkzame stof spirotetramat (Ultor, Movento, Batavia, Bandaka) kan je nog gebruiken tot 30 oktober 2025. “Daarna vallen we terug op 8 toepassingen en 7 IRAC-werkingsgroepen”, zei Antoons. Hij verduidelijkte waar-om we zoveel middelen verliezen. “Bij de goedkeuring van een actieve stof op Europees niveau werden nieuwe, veel strengere spelregels opgesteld via de verordening (EG) 1107/2009. Hierdoor kunnen een aantal actieve stoffen niet meer worden vernieuwd volgens deze spelregels, waardoor die dus wegvallen in Europa.”

Gelukkig zet de sector ook kleine stappen vooruit. “Zo werden er proeven gedaan om het middel Closer via fytodrip toe te passen. Daarbij valt bij het zaaien een druppeltje geconcentreerd product op elk zaadje. Hierdoor kunnen we bepaalde actieve stoffen die moeilijk als volleveldsbehandeling in openlucht kunnen worden toegelaten, toch in een buitenteelt van spruitkool inzetten. Voor de toekomst zijn er heel wat nieuwe ‘groene’ contactmiddelen (vetzuren, extracten en siliconen) aangevraagd, die soms iets makkelijker te registreren zijn. Spuittechniek is hier heel belangrijk. Er is een meerwaarde in de bestrijding van koolwittevlieg. Ik zie het meeste effect in een combinatie met andere insecticiden om nog net wat meer volwassen insecten te kunnen afdoden. Dergelijke middelen zijn overigens niet gevoelig voor de ontwikkeling van resistentie. In het Vlaio-project ‘Optispray’ werken Inagro, ILVO, KU Leuven en UGent samen aan een spuitapp en computermodel om landbouwers te ondersteunen in het selecteren van een optimale spuittechniek. Spruitkool werd daarbij aangeduid als modelgewas.”

Antoons stelde dat alle andere zaken nog belangrijker worden als we minder sterke middelen hebben: het bespuitingsmoment, watervolume, spuittechniek, omstandigheden… “Probeer de nuttige insecten zoveel mogelijk te sparen, want ze zijn natuurlijke bestrijders van bladluizen en mijten.” Resistentiemanagement is geen eenvoudige zaak. Antoons benadrukte om de aanbevelingen te volgen. “Veelvuldig gebruik van hetzelfde middel tegen een plaag in een lange teelt als spruitkool houdt risico’s in. De meeste middelen werken het best preventief of aan het begin van een aantasting. Mik ook altijd op een zo efficiënt mogelijke bespuiting. Die optimaliseren is, zeker in een droog jaar, essentieel. Spuit bij voorkeur bij een gematigde temperatuur en hoge relatieve vochtigheid. De spuitdruppels drogen dan minder snel op, waardoor je een langere opnameperiode hebt. Planten zijn dan ook minder gestresseerd. Maak gebruik van die periode waarin toch groei (sapstroom) plaatsvindt. Een OD-formulering is specifiek ontwikkeld voor gewassen met een dikke waslaag.”

Antoons gaf nog mee dat Actirob B – een olie om toe te voegen aan insecticiden om de spuitoplossing aan te passen aan de weersomstandigheden – tijdelijk zijn erkenningen verloren is in koolgewassen, (bos)uien, prei en knoflook.

Metaldehyde in oppervlaktewater

Ingrid Keupers, hydroloog bij De Watergroep, het grootste drinkwaterbedrijf in Vlaanderen, besprak de drinkwaternormen in Vlaanderen en de problematiek van metaldehyde in oppervlaktewater. Ze ging in op het terugvinden van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater. Die mogen niet in drinkwater zitten. De norm ligt op 0,1 µg/l. “Twee druppels van een gewasbeschermingsmiddel zijn voldoende om een meer van 1 ha groot, met een diepte van 1 m, volledig te verontreinigen. Bentazon (bekend van de middelen Basagran en Corum) is de actieve stof die het meest wordt teruggevonden in grond- en oppervlaktewaterwinningen die gebruikt worden voor de drinkwaterproductie”, zei Keupers.

Metaldehyde, een andere actieve stof en een zeer kleine molecule, zit in vele slakkenkorrels. “In tegenstelling tot andere middelen hebben producten met metaldehyde de hoogste concentraties in het najaar, wanneer er een grote voorraad water is en we onze waterspaarbekkens vullen. Dat heeft dus een zeer grote impact op de waterbeschikbaarheid voor drinkwaterproductie”, zei Keupers. “We proberen dat op te lossen door frequente metingen aan onze innamepunten. Een tijdige detectie is belangrijk, want eenmaal in het spaarbekken is de afbraak van metaldehyde niet meer mogelijk. Zo kan 1 slakkenkorrel ertoe leiden dat 7000 l water boven de drinkwaternorm van 0,1 µg/l komt. In plaats van slakkenkorrels kan je ook ijzerfosfaat gebruiken, dat heeft geen impact op de drinkwaterproductie. Maar dat verkoopt voorlopig nog niet zo vlot. Als onderdeel van het Water-Land-Schap-project ‘Robuuste Waterlopen Westhoek’ zal er dit jaar een demomaatregel beschikbaar zijn voor landbouwers in het afstroomgebied van de Kemmelbeek of de Bollaertbeek, waarbij die landbouwers financieel gestimuleerd worden om ook alternatieve producten te testen. Zo kunnen we het effect op grote schaal uittesten.”

Onze waterbronnen zijn niet onuitputtelijk, dus we moeten ze beschermen. De enigste manier om dit te bereiken, is door ervoor te zorgen dat residuen van fytoproducten niet in het watersysteem terechtkomen. Zo verhoogt ook de waterbeschikbaarheid in droge periodes en worden we meer klimaatrobuust”, besloot Keupers.

Met Kluizen in Evergem (zie hierboven) en De Blankaart in Diksmuide beschikt De Watergroep over 3 grote waterbufferbekkens in Vlaanderen.
Met Kluizen in Evergem (zie hierboven) en De Blankaart in Diksmuide beschikt De Watergroep over 3 grote waterbufferbekkens in Vlaanderen. - Foto: De Watergroep

Slakkenkorrels niet zomaar strooien

Loonsproeier Filiep Decock uit Ledegem vertelde hoe zijn loonwerkbedrijf slakkenkorrels strooit. “Onze Lehner-strooiers op het Agrifac-spuittoestel hebben slechts 2 bakken met elk 100 kg korrels per machine. We werken met grote schijven van 25 tot 30 cm. De draairichting veranderden we, omdat we altijd rechts het perceel oprijden en errond rijden. Zo vliegen de korrels minder ver en komen er maar weinig buiten het sproeiraam terecht. Na gebruik demonteren we de bakken, zodat we puntvervuiling bij regen kunnen vermijden. Per bak hebben we een aparte bedieningscomputer, waarmee we zowel de snelheid van de schijven als de hoeveelheid korrels die gestrooid worden, kunnen regelen. Met een manuele knop kunnen we ook de draairichting veranderen.”

Volgens Rudi Vandewiele mag de sector niet blind zijn voor het probleem. “Als we metaldehyde in het middelenpakket willen behouden, moeten we slakkenkorrels strooien waar de spruiten groeien en zo weinig mogelijk of niet ernaast. Ook de afstelling is belangrijk. Het is jammer dat bij meerdere systemen de korrels achter het spuittoestel worden gestrooid. Ideaal zou zijn dat de uitklapbare spuitboom vooraan op de sproeimachine kan worden gemonteerd. Zo kan je op een droog gewas strooien, wat effectiever zou zijn.”

Jan Van Bavel

Lees ook in Groenten

Meer artikelen bekijken