Startpagina Mechanisatie

Voorpublicatie ‘Tractor, een geschiedenis’... over boeren, tractoren en passie voor oldtimers

Het binnenkort te verschijnen boek ‘Tractor: een geschiedenis’ vertelt in ruim 250 rijk geïllustreerde pagina’s de bijzondere geschiedenis van de tractor in het algemeen en meer specifiek in België. Van groot tot miniatuur en van de oudste tot de nieuwste modellen. Landbouwleven verkreeg het exclusieve recht om de inleiding als voorpublicatie te presenteren. Hier is deel 1 van de inleiding, met onderaan de besteldetails.

Leestijd : 8 min

In de speelse, humoristische en veel gelauwerde roman ‘Een korte geschiedenis van de tractor in Oekraïne’, geschreven door Marina Lewycka, speelt Nikolai Majevskyj, een 84-jarige ingenieur uit Engeland, een centrale rol. Hij is verliefd geworden op en getrouwd met de rondborstige en vele jaren jongere Oekraïense Valentina, maar zij ziet hem vooral als een garantie op een onbezorgde toekomst. En op verblijfspapieren.

Terwijl Nikolais dochters hem proberen te bevrijden van zijn jonge en driftige eega, richt hij zijn aandacht op het schrijven van de tractorgeschiedenis in zijn land van herkomst. Voor wie zich laat leiden door de titel en geïnteresseerd is in techniekgeschiedenis, zal deze roman een tegenvaller zijn. Het tractorverhaal komt immers slechts zijdelings aan bod. Maar dat wil niet zeggen dat Nikolai zijn stiel niet kent en onwaarheden vertelt. Integendeel. In zijn manuscript concludeert de ingenieur het volgende:

“Het einde van de oorlog [de Tweede Wereldoorlog] was een tijd van buitengewone ontwikkelingen en vooruitgang in de geschiedenis van de tractor, omdat zwaarden opnieuw tot ploegscharen werden omgesmeed en een hongerige wereld erover nadacht hoe zichzelf te voeden. Zoals gevoeglijk bekend, is succesvolle landbouw de enige hoop voor de menselijke soort en daarin is voor tractoren een centrale rol weggelegd.”

De Oekraïense ingenieur slaat hier spijkers met koppen. De impact van de tractor op de ontwikkeling van de landbouwsector en onze voedselvoorziening, in België en wereldwijd, sinds het begin van de twintigste eeuw en vooral na de twee wereldbrand, kan niet worden overschat. Mede dankzij de tractor steeg de landproductiviteit in sterke mate, kon het aantal arbeidskrachten in de agrarische sector worden afgebouwd, wijzigde het teeltpatroon en konden de piekmomenten tijdens oogstperiodes efficiënter worden opgevangen.

Niet alleen verliep het transport van en naar de velden en akkers vlotter dan ooit tevoren, bovendien zorgde deze machine ervoor dat de arbeid op het land een minder fysieke belasting was voor boer en boerin, voor knecht en loonwerker. In enkele decennia switchte de landbouw- en voedselproductie van dierlijke en menselijke kracht naar een ‘fuel based’ landbouwsysteem. Waardoor meteen ook de technologie- en kapitaalsafhankelijkheid van de sector sterk toenam.

Dit boek, een initiatief van het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG, Leuven), vertelt de geschiedenis van de tractor, of beter gezegd van de landbouwtractor in België. Decennialang werd deze machine overwegend ingezet in de agrarische sector. Midden jaren 1960 gingen onderzoekers ervan uit dat amper 10 procent dienst deed bij industriële bedrijven en in havens. De jongste twee à drie decennia duikt hij evenwel ook in toenemende mate op bij andere economische en industriële activiteiten.

Tractoren worden ingeschakeld bij wegen- en grondwerken, tuinaanleg en groenonderhoud, in de nijverheid en voor het trekken van zwaar legermateriaal en vliegtuigen… Deze publicatie belicht de landbouwtractor vanuit verschillende invalshoeken: niet alleen de technische evolutie maar ook economische, sociale en culturele aspecten komen aan bod in de hoofdstukken. Enkele intermezzo’s verkennen meerdere thema’s in de diepte. En Jan Crab brengt een documentair fotoverslag over de tractor (en zijn bestuurders en fans) vandaag.

Tractor, een definitie

Maar wat is nu precies een tractor? Het woord ‘tractor’ is afgeleid van het Latijnse trahere, wat trekken betekent. Het Van Dale woordenboek geeft als omschrijving: ‘gemotoriseerd voertuig voor het trekken van landbouwmachines, wagens, enz.; = trekker’. Maar uiteraard doet een tractor meer dan trekken… zo draagt en drijft hij ook werktuigen aan, al was dat nog niet het geval bij de eerste generaties tractoren. In Engelstalige agrarische middens werd aanvankelijk het begrip traction engine gebruikt. Pas vanaf het eerste decennium van de twintigste eeuw doken tractor en het Franse tracteur op.

In Nederland beschouwde men het Engelse tractor als een vreemd element in de Nederlandse taal en onder impuls van de invloedrijke agronoom professor M.F. Visser en de Werkgroep Taalgebruik Landbouwtechniek raakte het woord ‘trekker’ meer en meer ingeburgerd, zeker na 1945. In België gebruikte de Leuvense professor Edmond Leplae het woord ‘tracteur’ al in 1904.‘Trekker’ dook op in 1912, maar het woord vond nooit echt ingang in Vlaanderen. Tractor en ‘tracteur’ zijn bij ons de regel, al kent het dialect in sommige regio’s ook enkele varianten, zoals ‘nen tracteer’ (Hulshout) en ‘nen tractur’ (Waregem).

De ontwikkeling van de tractor verliep in meerdere stappen, via verschillende fasen en types, die al dan niet sterk verwant waren aan elkaar, en die ook meerdere benamingen kregen. Een situatie die soms tot verwarring leidde. Zo mogen tractoren niet worden verward met de locomobielen, die tussen circa 1880 en 1930 populair waren in de landbouwsector in België. Locomobielen zijn mobiele stoommachines die vooral werden gebruikt om al dan niet stationaire landbouwmachines zoals dorskasten aan te drijven. De locomobiel of tractiemachine kreeg vanaf het interbellum steeds meer concurrentie van efficiënte motoren aangedreven door petroleum of kerosine. De landbouwtelling van 1929, de eerste officiële telling in België waarin tractoren opduiken, registreerde naast de ‘autotractors’ ook ‘moto-charrues’.

Deze eerste benaming verwijst naar de gewone tractor. Op die manier wilden de opstellers ongetwijfeld het onderscheid met de dorstractoren benadrukken, die stationair werden gebruikt door loondorsers. De ‘moto-charrues’ of motorploegen waren zelfrijdende ploegen die louter voor het ploegwerk op het land konden worden ingezet.

Tellingen na de Tweede Wereldoorlog registreerden ook ‘motoculteurs’: dit waren en zijn kleine eenassige tractoren waarmee de landbouwer al stappend over het veld werkt. In België was er voor deze kleine tractoren een niet onbelangrijke maar minder opvallende rol weggelegd. Zij werden vooral gebruikt om te frezen. In andere landen en regio’s waren en bleven ze langer dominant, onder meer door het grillige reliëf en de kleine percelen. Denk bijvoorbeeld aan agrarische gemeenschappen in de Alpen of in Japan.

Een aarzelende start,

een straffe technische evolutie

Vandaag kan iedereen zich zonder al te veel moeite voorstellen wat een tractor is en doet. De uiterlijke kenmerken en de bijbehorende symboliek staan in het collectieve geheugen van jong en oud gegrift. Maar eind negentiende eeuw, begin twintigste eeuw (toen het tuig nog in de kinderschoenen stond) heerste daar veel meer onduidelijkheid en verwarring over.

De ‘tractor’ was dan ook slechts beperkt verspreid, zeker in België. En viel in vele opzichten niet te vergelijken met de tractoren van vandaag.

De ontwikkeling van een efficiënt inzetbare tractor en de verspreiding ervan was een langzaam proces. Het is een verhaal van ondernemerschap en een continue zoektocht naar technische verbeteringen. Al in de jaren 1870-1880 werden door stoom aangedreven tuigen ingezet om de uitgestrekte Noord-Amerikaanse prairies te ontginnen. Deze ‘steam traction engines’ of ‘steam tractors’ konden ondanks hun enorme gewicht zelf rijden en dankzij hun aanzienlijk vermogen waren ze in staat om grote meerscharige ploegen in te zetten. In Europa kwamen deze ‘monsters’ niet of nauwelijks voor, met uitzondering misschien van Groot-Brittannië.

Daarvoor waren de bedrijven te klein en bovendien zou de verbrandingsmotor omstreeks de eeuwwisseling opgang maken. In 1892 bracht John Froelich uit de Amerikaanse staat Iowa de eerste succesvolle landbouwtractor op de markt.

In Groot-Brittannië pionierde Hornsby in 1896, hoewel voor de Eerste Wereldoorlog de firma Marshall het meest succes kende met een productie van circa 300 tractoren. In elk geval, het was deze eerste generatie tractoren die het Noord-Amerikaanse binnenland mee hielp omzetten in vruchtbare akkers en zo bijdroeg aan het beantwoorden van de grote vraag naar voedsel en broodgranen in West-Europa.

Het waren Europese constructeurs die als eersten de vormgeving van de steam tractor verlieten en opteerden voor een kleinschaliger uitvoering. Die was beter afgestemd op de heersende bedrijfsstructuur en kon zo uitgespeeld worden als een ideale vervanger van het trekpaard. In dat verband valt onvermijdelijk de naam van Dan Albone, een Britse constructeur uit Biggleswade, Bedfordshire. Hij was zeker niet de eerste om een lichtgewichttractor op de markt te brengen, maar allicht wel de eerste die met zijn Ivel consequent inzette op dit type en er bovendien in slaagde om een voor zijn tijd goede tractor te bouwen. Het allereerste model dat op een Belgische akker heeft gewerkt – in 1904 op het bedrijf van Magnée-Rouffart uit Donceel – was waarschijnlijk niet toevallig een dergelijke Ivel.

De komst van deze eerste tractoren luidde de start in van de definitieve motorisering van de landbouw. Maar deze transitie verliep traag, zeker in ons land. Pas vanaf de jaren 1920 kende de tractor in België een bescheiden verspreiding. Volgens de landbouwtelling van 1929 waren er dan 1373 tractoren in het land. Circa 1000 stuks waren te vinden op bedrijven met een omvang van minstens 10 hectare. Het waren met andere woorden vooral de grotere akkerbouwondernemingen en kapitaalkrachtige eigenaars, actief in de meest vruchtbare landbouwregio’s (overwegend in Wallonië), die zich dan een tractor aanschaften.

En daar was natuurlijk een verklaring voor. Tractoren waren nog relatief dure en logge tuigen. Het was niet eenvoudig om ze te besturen en om er mee te werken. En er waren aanvankelijk nauwelijks aangepaste werktuigen beschikbaar. De tractor bood ook weinig comfort en was niet geheel ongevaarlijk. Vooral de ‘early adapters’ zagen de voordelen, zoals het sneller werken en de mogelijkheid tot het vervangen van de alsmaar schaarser en duurder wordende arbeidskrachten, met name in het sterk geïndustrialiseerde Wallonië.

Toen fabrikanten onder invloed van de Grote Depressie tijdens de jaren 1930 op zoek gingen naar alternatieven om de tractor aantrekkelijker te maken, zorgde het technisch vernuft voor redding. Met de introductie van de luchtband, de driepuntsheffing en de aftakas werd de tractor een heel stuk performanter en dus interessanter.

De woelige wereldpolitiek maakte dat deze vernieuwingen pas na de Tweede Wereldoorlog echt hun weg naar de Europese en Belgische markt vonden. Maar vanaf dan steeg het tractorbezit en –gebruik zeer snel. Na verloop van tijd was er zelfs bij de constructeurs meer en meer aandacht voor veiligheid en comfort, onder meer via de introductie vanaf de jaren 1960 van een valbeugel als kantelbeveiliging en geïntegreerde (en later geluidsarme) cabines.

Terwijl de tractor geleidelijk en in meerdere stappen evolueerde naar een multifunctioneel werktuig dat breed inzetbaar was binnen en buiten de agrarische sector, bleef de rol van de bestuurder lange tijd grotendeels ongewijzigd. Hij (want met de tractor rijden was en is nog steeds vooral een mannenzaak) moest gas geven, sturen en de werktuigen bedienen.

De kunde van de boer of loonwerker bepaalde dan ook een deel van de performantie van de tractor. Vanaf het eind van de jaren 1980 kwam hierin langzaam verandering. Allerhande regelsystemen vereenvoudigden de taak van de bestuurder, wat de efficiëntie en productiviteit ten goede kwam. Innovaties op dit vlak waren onder meer de automatische diepteregeling, de hydraulische stuurbekrachtiging en de gps.

Vandaag wordt gewerkt aan tractoren die volledig autonoom over het veld kunnen rijden. Niet langer gehinderd door menselijke beperkingen zoals zicht, vermoeidheid of concentratie zijn deze machines in staat om volledig automatisch hun taken te vervullen. Deze manier van werken spreekt tot de verbeelding, maar is geen (verre) toekomstmuziek meer. Verschillende constructeurs en onderzoekers hebben prototypes ontwikkeld.

Verwacht wordt dat deze onbemande tractoren zullen werken in groep, als een vloot, waarbij de controle toch nog steeds ligt bij een bemande tractor die het geheel opvolgt en coördineert. Want hoe we het draaien of keren, de werkzaamheden zullen altijd door een ‘échte landbouwer’ moeten worden geleid en opgevolgd.

Yves Segers, Femke Paulussen en Bert Woestenborghs

Besteldetails

NAAM:Tractor, een geschiedenis

AUTEUR:C.A.G

PRIJS:€ 29,99

VORM:Hardback

OMVANG:253 pagina’s

FORMAAT:19,5 x 25 cm

ISBN:978 94 6298 857 6

U kunt het boek voor 29,99 euro via Landbouwleven bestellen, waarbij de verzending gratis is. U bestelt door het bedrag over te maken naar bankrekeningnummer BE38 3100 3487 0172 met de mededeling «tractor» Het boek zal dan verstuurd worden naar het adres dat is gekoppeld aan uw rekening.

9789462988576_

Lees ook in Mechanisatie

Meer artikelen bekijken