Startpagina Onderwijs

Voor de klas in het 7e jaar

Een leerkracht die zijn vak tracht door en door te kennen en de sector een warm hart toe draagt, dat is Alexander Cerpentier. “Hoewel ik teeltleider ben en dus niet fulltime voor het krijtbord sta, omring ik me steeds met jongeren en wil ik hen graag iets bijbrengen.

Leestijd : 4 min

Alexander Cerpentier

- 43 jaar, getrouwd en vader van twee kinderen

- Studeerde Agro- en Biotechnologie aan het Thomas More in Geel

- Startte zijn carrière als leerkracht in VITO Hoogstraten en gaf erna 15 jaar les in Broederschool Biotechnische en Sport in Sint-Niklaas

- Is nu teeltleider machines, ondersteunt leerkrachten en geeft vier uur theoriepraktijk aan het 7e jaar Agro- en groenmechanisatie

En geboren en getogen in de landbouwsector

“Waar we nu wonen is nog de ouderlijke hoeve. Wij zijn de derde generatie op de boerderij, waar ik aan akkerbouw doe.”

 

Hoe was u als student?

“Ik ging niet zo graag naar de middelbare school en wist nog niet wat ik wilde doen. Sommige dingen in het technisch onderwijs vond ik leuk, vooral als het ging om praktisch-theoretische kennis, maar de echte interesse in de landbouw ontwikkelde zich pas na het secundair onderwijs in de hogeschool.”

 

Wilde u graag leerkracht worden?

“Daar had ik nooit aan gedacht. Het gebeurde heel toevallig. Nadat ik was afgestudeerd in Geel kreeg ik telefoon van VITO Hoogstraten omdat ze een vervanger zochten voor een leerkracht. Daar heb ik enkele maanden gewerkt. Door een wissel met een leerkracht in Sint-Niklaas, die in VITO Hoogstraten wou werken uit praktische redenen, werk ik tot nu in de Broederschool. Ik was er 15 jaar fulltime leerkracht, maar werk er nu sinds ongeveer drie jaar als teeltleider en geef nog vier uur les per week. Ik heb nu minder administratie en een betere combinatie dan onderwijs en een akkerbouwbedrijf kan je moeilijk vinden.”

 

Hoe bepaalt u de lesinhoud?

“Ik sta elke dag met mijn voeten in de praktijk: ik volg de wetgeving en de technologie op voor school en voor ons. De kennis die ik hierdoor krijg, neem ik mee naar het onderwijs. Het is een sterk punt als je theorie en praktijk met elkaar kan koppelen. Enkel uit het boek lesgeven is moeilijk, zeker als het gaat om technische vakken. Daarnaast voelen de leerlingen ook wie voor hen staat. Zij hebben graag iemand met ervaring.

Natuurlijk zijn er de richtlijnen van het leerplan die je moet volgen, maar daarin kan je ook uitwijden. In het algemeen vertrok ik vanuit de praktijk om er bepaalde theorieën uit af te leiden en aan te koppelen. Uit iets wat je ziet of doet, leer je het meeste.

Wat ik ook belangrijk vind, is dat de leerlingen een brede basis meekrijgen. Het is niet dat je een landbouwrichting doet, dat je automatisch in een landbouwbedrijf terecht komt. Er zijn zo veel richtingen in de landbouw zoals zaadhandel, gewasbescherming, wetgeving, advies, mechanisatie, labowerk en nog veel meer.

In elke aanverwante sector vraagt men en zoekt men steeds mensen uit de sector. Een goede achtergrondkennis in gelijk welke sector is belangrijk.

Er wordt ook samengewerkt met leerkrachten om stageopdrachten en projecten uit te werken. Ook onder de teeltleiders spreken we wel eens over de lessen en met wat de leerlingen en leerkrachten bezig zijn om praktische zaken op elkaar af te stemmen.”

 

Hoe zien uw klassen er uit?

“Het aantal leerlingen in de klas varieert van ongeveer 5 tot 20 personen. Nu zijn er weer meer leerlingen. Hoewel het een richting is met eerder jongens, zijn er soms erg gedreven meisjes die de gasten de loef afsteken.”

 

Hoe houdt u iedereen geboeid en zorgt u ervoor dat iedereen mee kan met de les?

“Allereerst moet je er begrip voor hebben als jongeren eens geen zin hebben in de les. Dat kan komen door de thuissituatie: ze helpen bijvoorbeeld thuis nog op het bedrijf, en dan moeten ze nog voor school werken. Dat is niet altijd makkelijk en ik heb daar respect voor.

Ik probeer ze te boeien door ze aan te spreken over iets dat ze kennen of mee bezig zijn, en dat te linken aan het onderwerp van de les. De minst geïnteresseerde spreek ik eerst aan.

De school is ook goed uitgerust met allerlei machines en verschillende proefvelden met gewassen zodat de leerling per seizoen vanalles in de praktijk kan meemaken en de machines ziet werken. Als een leerling naar iets vraagt om uit te proberen, dan trachten we dat zo veel als mogelijk in te passen.

Het is ook goed dat veel externe bedrijven en landbouwbedrijven willen samenwerken met de school, omdat de school nooit in staat is om echt alle moderne technieken te laten zien. Daarvoor is de land- en tuinbouwsector een kapitaalsintensieve sector. Verder is het voor de leerlingen interessant om bedrijven in het buitenland te bezoeken. Daarom organiseren we binnen- én buitenlandse studiereizen. Op die manier kunnen ze bijvoorbeeld de werking vergelijken met hun stageplaatsen.”

 

Wat kan er verbeteren in het onderwijs?

“De school stelt veel materiaal ter beschikking voor de leerlingen. Dat is een troef voor de school, dus we mogen niet klagen. Sommige zaken kunnen heropgebouwd worden om aan nieuwere technieken te kunnen voldoen.

Naar de overheid toe geloof ik dat land- en tuinbouwonderwijs onder het ministerie van landbouw moet vallen, net zoals dat vroeger het geval was. Het is een aparte vorm van onderwijs dat praktisch theoretisch is.”

En tot slot: blijft u in het onderwijs?

“Ik doe graag wat ik nu doe. Die technische vakken, die gekoppeld zijn aan de praktijk, zijn mijn ding. Ik kan ook goed overweg met de ploeg teeltleiders. Dat is voor mij reden genoeg om te blijven.”

MV

Lees ook in Onderwijs

Meer artikelen bekijken