Bij Depraeter preiplanten: “Vers, vers, en vers:dat is onze focus in preiplantenverkoop”

Zoon Matthijs en toekomstige schoonzoon Jonas  zijn de vierde generatie in het bedrijf Depraeter.
Zoon Matthijs en toekomstige schoonzoon Jonas zijn de vierde generatie in het bedrijf Depraeter. - Foto: MV

Preiplanten kopen, dat kan slechts bij een handjevol bedrijven. Eén daarvan is ‘Preiplanten Depraeter’, een bedrijf dat al 4 generaties lang met passie, maar ook met economisch inzicht gerund wordt door familie Depraeter. Alles startte bij de grootouders van Bert Depraeter. Zij startten een gemengd bedrijf, dat ze doorgaven aan hun zoon. Bert en zijn vrouw Stephanie waren de derde generatie en namen het bedrijf over van Berts ouders in 1996. Bert: “En ik ben blij dat nu ook mijn zoon Matthijs en de vriend van mijn dochter mee in het bedrijf stappen. De vierde generatie komt erbij.”

Hoewel het bedrijf nu gespecialiseerd is in preiplanten, was de focus vroeger veel breder. Zijn ouders waren actief op een gemengd bedrijf. Naast het houden van varkens, koeien en de verkoop van zaaizaad, waren ze actief in de productie van meerdere groenten: ze kweekten voor industrie spruiten, schorseneren, prei en ook toen al groenteplanten (spruiten, bloemkool, selder... - slipplanten). “Ze hebben dat mij dus met de paplepel meegegeven. Toen we het bedrijf overnamen, hadden we het voordeel dat we konden kiezen met wat we verder gingen. Met de komst van veilingen en industriële diepvriesbedrijven in de streek begonnen veel boeren meer groenten, zoals schorseneren, spruiten, bloemkool en prei te zetten. We wilden echter niets doen dat iedereen doet, we wilden iets exclusief aanbieden. We kozen daarom om enkel verder te gaan met de kweek en verkoop van preiplanten, want daar zagen we het meeste toekomst in.”

De concurrentie valt dan ook mee. Er zijn 4 Belgische plantenkwekers. Concurrenten zitten vooral in Nederland, Spanje en Marokko.

“Het vroeg segment in serres en de plantjes uit het buitenland worden ingevoerd zodat we heel het gamma kunnen aanbieden.
“Het vroeg segment in serres en de plantjes uit het buitenland worden ingevoerd zodat we heel het gamma kunnen aanbieden. - Foto: Lieven Van Ceunebroeck

Veel evolutie in teelt

De preiteelt is de laatste decennia heel wat geëvolueerd. Vroeger zaaiden landbouwers de prei zelf en kweekten ze de planten op. “En dan moet je het doen met wat je hebt opgekweekt, of dat nu goed of slecht is”, vertelt Bert. Preiplanten zelf opkweken gebeurde dus echt minimaal. Het voordeel met het werken met preiplanten is dat je al start met gezonde planten en ze gelijkmatiger groeien. “Eenmaal de stap gezet is naar plantenaankoop, blijft de teler dit doen”, geeft hij mee.

Een andere evolutie ziet hij van de zaadvaste selectie naar de hybride rassen. Het voordeel van een hybride ras is dat je gelijkere planten hebt, in tegenstelling tot zaadvaste rassen. “Echter, hybriden zijn 3 tot 4 keer duurder dan de zaadvaste. En de prijzen stijgen nog. Wij kiezen ten volle voor de uniformiteit van hybride zaad.” Voor hem zijn de belangrijkste zaadbedrijven Nunhems, Bejo, Hazera en Monsanto. Er is ook steeds minder keuze in rassen, in tegenstelling tot vele andere teelten zoals maïs. “Vroeger hadden we een hele lijst rassen, nu werken we met maximum 15 rassen. De meeste van Nunhems, dat vind ik de sterkste firma in preizaden.” Toch merkt hij op dat dat er steeds meer risico bij de plantenkweker ligt. “De goede zaadcoatings verdwijnen onder milieudruk. Dit is zeer jammer en houdt grotere risico’s in voor de opkweek. Insecticiden en fungiciden om de preiplanten te beschermen in kiemstadium zijn een verzekering. Zonder deze wordt het een uitdaging naar de toekomst toe. Ook de rest van de teeltbehandelingen inzake onkruid, ziekten en insecten voeren we zelf uit. Zo staan we garant voor zeer gezonde planten.”

De landbouwer kiest

Eigenlijk is het de landbouwer die beslist welk ras de familie zet. Bert geeft mee de markt wel te volgen, maar merkt wel verschillen op. “Voor de diepvriesindustrie zijn we het meest beperkt. 10% van ons areaal gaat naar de industrie. Telers voor diepvries kweken hun planten dan ook vooral zelf. Op de veiling krijg je meer vrijheid, hoewel je daar ook te horen krijgt welke rassen je niet meer kan gebruiken. Voor de vers-markt rechtstreeks met handelaren krijg je nog de meeste vrijheid.”

De planten worden op verschillende manieren opgekweekt, maar het type grond speelt ook een grote rol. “Donker zand is goed: dat warmt gemakkelijk op en daar kan je vroeg in telen.” Bovendien zijn alle gronden gekeurd door het FAVV, en zijn ze dus vrij van aaltjes. Dat is belangrijk voor het plantenpaspoort; de planten zijn gecertificeerd. “Twee keer per jaar controleren ze of er aaltjes aanwezig zijn. Ik vind dat niet verkeerd. We roteren trouwens met de juiste Tagetes-soorten (stinkerdjes), die aaltjesbestrijdend zijn.”

Voor Bert is de buitenteelt belangrijker dan de serreteelt.
Voor Bert is de buitenteelt belangrijker dan de serreteelt. - Foto: Depraeter

Verschillende systemen

Op zijn bedrijf maakt Bert het verschil tussen de buitenteelt en de serreteelt. Wij zijn in staat planten te leveren vanaf week 5 tot week 32 ongeveer. Dit is dus vanaf begin februari tot eind augustus. De eerste plantjes worden dus al vanaf november tot januari gezaaid in het buitenland. In België gebeurt de eerste zaai in glasserres vanaf januari. Buitenzaai start rond 20 februari. Deze krijgen dan direct bij zaai kleine plastiek tunneltjes om in op te groeien. Deze planten zijn rond 20 mei oogstklaar. Dit is vroege herfstprei. Later groeit hij een ander deel op onder agryldoek, dat is een vliesdoek. “Het vroeg segment in serres en de plantjes uit het buitenland worden ingevoerd zodat we heel het gamma kunnen aanbieden. We laten de plantjes komen uit Spanje, Portugal en Marokko. Spanje is voor ons de beste keuze daarin. We zijn wel stilaan aan het afstappen van planten uit Marokko. Ik vermoed dat de planten te lang onderweg zijn en hierdoor moeilijk in de groei gaan. Hierdoor is de kans op schimmels op de planten groter. Spanje is dichterbij, waardoor we dat probleem niet hebben”, vertelt hij.

“De vraag om te vervroegen kwam van onze klanten, daarom hebben we in het begin een serre gehuurd. Later moesten we nog serres bijhuren. Uiteindelijk beslisten we om een eigen serre te zetten. We zetten preiplanten in het voorjaar, en kropsla in het najaar. Omdat we nu meer kiezen voor Spaanse planten, zien we echter op termijn de serreplanten prei verdwijnen”, klinkt het. “Ook het transport regelen we zelf om deze zo kort en gecontroleerd mogelijk te laten verlopen.”

Korte teelt

Deze teelt is niet te vergelijken met de gewone preiteelt, die 8 à 10 maand op het veld staat. Hij zaait van begin april tot begin augustus. Bij de traagstgroeiende duurt het 12 weken voor ze klaar zijn, die van augustus zijn maar 9 weken oud. “Het is een korte teelt: de planten groeien hevig. Van april tot augustus is het drukte: begin april starten we volop met de zaai, erna moeten we de vliesdoek leggen, tunnels opendoen… De serreplanten rooien we met de hand, dus dat is wel wat werk. Gelukkig heb ik mijn vrouw die het telefonische werk doet en Matthijs en Jonas die nu in het bedrijf zijn gestapt.”

Versheid troef

Volgens Bert is de grootste troef hun versheid. Met de hulp van zijn familie en 4 rooiers kunnen ze op korte tijd rooien. “’s Morgens starten we, want dan staan de planten frisser. ’s Middags zijn we klaar. De planten gaan dan in de koelcel totdat de klant de planten komt halen –tenzij de klant wil dat we ze leveren. Met andere woorden, we zorgen ervoor dat de planten niet lang in de koelcel moeten. Hoe langer ze erin staan, hoe meer nadelen eraan zijn verbonden. We spelen kort op de bal: we rooien, de planten vertrekken, we rooien, de planten vertrekken, enzovoort. Zo garanderen we frisse planten.”

Marlies Vleugels

Meest recent

Meest recent