Waar gemeenten vroeger rekening moesten houden met de provinciale en het gewestelijk structuurplan, hoeft dit voortaan niet meer. De beleidsplannen werken wel niet door naar de vergunningverlening. Het is pas wanneer de beleidsplannen worden omgezet naar ruimtelijke uitvoeringsplannen dat er een directe weerslag zal zijn op de vergunningverlening en dus op de uitbatings- en uitbreidingsmogelijkheden voor de (landbouw)bedrijven.
Ruimtelijk rendement
Een andere duidelijke beleidsoptie die al uitvoering kreeg is deze van de verhoging van het ruimtelijk rendement en het terugdringen van het ruimtebeslag. De overheid wenst met andere woorden minder ruimte te laten innemen, terwijl ze anderzijds de gebruikte ruimte zo goed mogelijk wil benutten. Deze beleidsoptie geeft eigenlijk uitvoering aan het basisprincipe van duurzame ruimtelijke ordening. Gelet op deze duidelijke beleidsoptie kan in de toekomst in de vergunningverlening een grotere soepelheid verwacht worden voor aanvragen die werk maken van een efficiënte en optimale invulling van de ruimte.
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
Ook de mogelijkheden voor het verkrijgen van vergunningen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied werden verduidelijkt. De overheid voelde zich door de rechtspraak verplicht om meer duidelijke regels te schrijven voor de professionele landbouw in deze gebieden. De Raad van State en de Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigen immers veelvuldig vergunningen in gebieden met de gewestplanoverdruk ‘landschappelijk waardevol’. Hierdoor is het vandaag zeer moeilijk om nog omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen af te leveren voor de professionele landbouwbedrijven in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het oorspronkelijke gewestplanvoorschrift staat bebouwing in deze gebieden nochtans toe, mits ze de ‘schoonheid van het landschap niet in gevaar brengen’. Het is dikwijls deze laatste voorwaarde die de Raad van State of de Raad voor Vergunningsbetwistingen er toe brengt om de toegekende vergunningen te vernietigen.
Het wijzigingsdecreet stelt nu uitdrukkelijk dat ontwikkelingen in deze gebieden wel degelijk vergunbaar zijn, op voorwaarde dat het aangevraagde landschappelijk inpasbaar is in het gebied. De afweging of het aangevraagde landschappelijk inpasbaar is, kan een beschrijving van maatregelen bevatten ter bevordering van de landschapsintegratie, met betrekking tot de inplanting, gabarit, architectuur, aard van de gebruikte materialen en landschapsinkleding. Het zal dus zaak zijn voor de landbouwbedrijven in landschappelijk waardevol agrarisch gebied om hun aanvraag goed te onderbouwe.
Hobbydieren
Voor niet-professionele landbouwers, zoals particulieren met een paard of hobbyboeren met een aantal schapen, gold vroeger een verbod om stallen te bouwen in agrarisch gebied. Zij vallen immers niet onder de beroepsmatige landbouw die in agrarisch gebied thuishoort. Op dit principe komt nu een versoepeling onder de vorm van een specifieke afwijkingsmogelijkheid voor hobbydieren. Het wordt voortaan mogelijk om, onder bepaalde voorwaarden, 1 stal voor weidedieren die geen betrekking heeft op een effectief beroepslandbouwbedrijf op te richten in een gebied met een gebiedsaanduiding die tot de categorie landbouw behoort.
Wanneer deze stallen 5 jaar in onbruik zijn, moeten ze wel worden afgebroken.
Zorgwoning
Binnen een bestaand bouwvolume kan voortaan een zorgwoning worden gerealiseerd zonder een omgevingsvergunning, nu een melding zal volstaan. Dit geldt nu ook voor zonevreemde woningen, bijvoorbeeld in agrarisch gebied. De bijkomende wooneenheid kan enkel gecreëerd worden voor maximaal twee personen waarvan er minstens één ouder dan 65 jaar en hulpbehoevend moet zijn. Omdat er binnen het bestaand bouwvolume moet worden gewerkt, kan de bijkomende wooneenheid niet gecreëerd worden door bij het bouwen. Wel kan bijvoorbeeld een oude schuur of stal worden omgebouwd tot bijkomende wooneenheid. Concreet kan op een landbouwbedrijf naast de bestaande gezinswoning in één van de bestaande bijgebouwen een extra woongelegenheid worden gecreëerd voor bijvoorbeeld de ouders of schoonouders van de landbouwer in kwestie zonder dat er een vergunning moet worden aangevraagd. De werken moeten enkel vooraf worden gemeld.