Startpagina Archief

De sjalot: het kleine ‘uitje’ met veel pit

Deze kleine smaakmaker lijkt wel heel erg op een kleine ui, nochtans zijn er meer verschillen dan gelijkenissen. Sjalotten zijn wat krachtiger en zoeter van smaak dan uien, zijn een stuk kleiner en werden tot een paar tientallen jaar geleden enkel vegetatief vermeerderd. In Frankrijk, het land waar ze de sjalot enorm weten te waarderen omwille van zijn superieure culinaire kwaliteiten, werd tot enkele jaren geleden zelfs wettelijk bepaald hoe men sjalotten diende te kweken.

Leestijd : 5 min

Verder is de sjalot, ook wel eslook of charlotte genoemd, even veelzijdig als de ui. Ook sjalotten kunnen jong (groen) geoogst en gegeten worden, er bestaan roodbruine en gele rassen en sinds een paar tientallen jaren zijn er nu ook zaairassen op de markt. Zaaisjalotten zijn altijd F1-hybriden, wat inhoudt dat de zaadjes wat duurder zijn, maar dat de kwaliteit en uniformiteit van het gewas gegarandeerd zijn. Anderzijds is het niet mogelijk om het eventuele zelf geoogste zaad te gebruiken voor een nieuwe teeltronde.

Het verhaal van de sjalot

Sjalotten (Allium cepa var. Aggregatum of ook nog Allium ascalonicum), behoren binnen de familie van de lookachtigen (Alliaceae) tot het geslacht Allium en zijn dus nauw verwant aan knoflook, bieslook, stengelui en aan de gewone ui. Al in 300 voor Christus werd de sjalot als aparte plant, duidelijk onderscheiden van de ajuin, in Griekse botanische geschriften vermeld. Vermoedelijk zijn ze afkomstig uit centraal en zuidelijk Azië en door de kruisvaarders meegebracht naar onze streken. Vooral in Frankrijk werd de sjalot op grote schaal gekweekt en speelde ze een belangrijke rol in de Franse keuken. Door de jaren heen ontstonden er, naast de oorspronkelijke sjalot, ook wel Franse grauwe sjalot of griselle genoemd, een beperkt aantal bruine en rode rassen die gedurende eeuwen vegetatief – dus door splitsing van de bollen en niet uit zaad – vermeerderd werden.

In 1995 lanceerde een Nederlandse zaadhandel voor het eerst zaaisjalotten. Die waren het resultaat van kruisingen tussen ui en sjalot en van jarenlange selectie van de nakomelingen uit deze kruising. In Frankrijk, waar de traditionele sjalottenteelt nog een belangrijke landbouwactiviteit is, bestaat er tot op de dag van vandaag nog steeds discussie over deze zaaisjalotten en beweert men dat het in feite geselecteerde uien zijn.

Bodem en bemesting

Sjalotten kunnen op zand, zavel en (lichte) kleigronden worden geteeld. Eigenlijk doen ze het goed in alle bodems als de structuur (luchtige grond) en de waterhuishouding (niet te nat) maar in orde zijn, want sjalotten zijn zeer gevoelig voor zuurstoftekort in de wortels. Sjalotten vragen geen rijke grond en zijn zelfs gevoelig voor een teveel aan stikstof. In goed onderhouden moestuinen kunnen ze het best geplant worden op percelen die het voorgaande jaar goed bemest werden met organische mest of compost. Mocht het toch nodig zijn om te bemesten, gebruik dan omwille van hun aantrekkingskracht op de uienvlieg geen organische meststoffen, maar een samengestelde chemische meststof voor de moestuin. Zorg er wel voor dat de bodem, zeker op lichtere gronden, voldoende kalium bevat. Typische symptomen van kaliumgebrek zijn een diepdonkergroene kleur van het gewas en dode bladpunten met een sterke insnoering bij de overgang van het groene deel naar het dode deel. Voor de gangbare teelt kan men in de kaliumbehoefte voorzien door 40 g patentkali per m² te strooien.

Plantsjalotten

Traditioneel worden sjalotten geplant. Reeds vroeg op het seizoen is het plantgoed te koop in de tuincentra. 250 g plantsjalotten bevatten 25 tot 30 knolletjes. De knolletjes worden gevormd door de verdikte bladstengels, waarin reservevoedsel zit opgeslagen. In de oksels van die verdikte bladeren zitten knoppen, die zich uiteindelijk zullen ontwikkelen tot de oogstbare sjalotjes. Dit noemt men de verklistering van de bol. Het aantal klisters of sjalotjes die zich zullen ontwikkelen, loopt uiteen van 4 tot 10. In de regel is het zo dat kleine plantsjalotten uiteindelijk minder, maar grotere sjalotten zullen voortbrengen en dat grotere plantsjalotten meer, maar kleinere sjalotjes zullen opleveren.

Bruine en rode sjalotten kunnen vanaf begin maart geplant worden. Gele sjalotten, die iets meer gevoelig zijn voor schieten of voor het vormen van bloeistengels, worden beter wat later op het seizoen (vanaf april) opgeplant. Schieten wordt immers bevorderd door lage temperaturen. Omdat sjalotten vanwege hun specifieke groeiwijze veel blad ontwikkelen, wordt het best een voldoende ruime rijafstand (30 à 35 cm) aangehouden. Bruine sjalotten, die wat kleiner blijven, kunnen op 10 cm in de rij geplant worden. De gele sjalot, die wat forser groeit, wordt op 15 cm in de rij geplant. Op goed fijngemaakte grond kunnen de sjalotjes gewoon in de grond geduwd worden, op zwaardere of grovere gronden kan men het best geultjes maken waarin de bolletjes worden geplant, om ze daarna te bedekken met grond. Zorg ervoor dat de bolletjes ongeveer drie vierde onder de grond zitten.

Zaaisjalot

De teelt van zaaisjalot is gelijklopend aan die van zaaiui en kan opgestart worden in maart en april. Het resultaat zijn geen klisters van sjalotten, maar, net als bij zaaiui, enkelvoudige sjalotten. Zaai in rijen op 30 cm van elkaar zo'n 40 tot 50 zaden per lopende m om daarna uit te dunnen tot 5 cm in de rij.

Teeltzorgen en oogsten

Sjalotten hebben een korte teeltduur van zo'n 2 à 3 maand en vragen daarom weinig specifieke teeltzorgen. Het onkruidvrij houden van het gewas is de voornaamste bezigheid en kan het best gebeuren door te wieden, omdat bij schoffelen de ondiep groeiende wortels gemakkelijk beschadigd raken. Bovendien komen bij beschadiging van de plant geuren vrij die de uienvlieg aantrekken. De sjalot kan als jonge groente vers gegeten worden. Daarbij is ook het loof eetbaar. Het loof smaakt bieslookachtig, maar is wat pittiger van smaak en steviger van structuur. De eigenlijke oogst van de bewaarsjalotten gebeurt later op het jaar. Als in de maanden juli en augustus het loof voor meer dan de helft is verdord, kunnen de sjalotten geoogst worden. Laat de sjalotten nog een paar dagen in de zon afrijpen en hang ze daarna in bosjes te drogen op een luchtige plek uit de zon. Als het loof volledig afgerijpt is, kan het verwijderd worden en kunnen de klisters gescheiden worden in afzonderlijke sjalotjes, die men kan bewaren op een koele, droge, goed verluchte plaats.

Wie nog geen plantgoed in huis heeft, kan nog wel een voorraadje op de kop tikken in het tuincentrum. Het aantal rassen is niet zo uitgebreid, wat de keuze vergemakkelijkt. Onthou daarbij: april is de ideale maand voor het aanplanten van de gele rassen en voor het starten van de teelt van zaaisjalot.

Geert Brantegem

Actueel

Voir plus d'articles
Meest gelezen